Vroege jeugd en kinderjaren - Werken voor het vakantiegeld

Hits: 66501

Artikelindex

 

Werken voor het vakantiegeld

Ik ging in de zomervakanties werken om vakantiegeld te verdienen. Sperziebonen plukken in de buurt. De hele dag op je knieën tussen de onafzienbare rijen bonenstruiken, of het nu nat was of niet. Bij een bui kon je soms schuilen onder een boom maar daarna werd je toch nog nat van de natte struiken. Zodra de emmer vol was kon je die legen in je kist die bij het begin van de akker stond. Als de kist vol leek, ging je hem wegen op de bascule. ’s Avonds werden de kisten nog een keer gewogen door de boer: of ze wel echt zwaar genoeg waren. Als de kisten flink doornat geregend waren, wogen ze natuurlijk meer, dus dat was meegenomen. Maar je had ook boeren die vonden dat je dan een pond extra moest plukken.

Aardbeien plukken heb ik ook gedaan. In de streek tussen Hollandscheveld en Elim had je toen boeren die aardbeien teelden. Dat was secuurder werk dan bonen plukken, want aardbeien kneep je fijn als je te snel wilde en dan had je nog niks. ’s Morgens eerst een eind fietsen, dan de hele dag op je knieën door de rijen en tussen de middag een staande gegeten meegebrachte boterham. Dan was ik het ’s avonds wel zat. 

Op de blikfabriek Drenthina, later Thomassen en Drijver

Ik heb ook twee jaar veertien dagen in een fabriek gewerkt in Hoogeveen. De blikfabriek Drenthina kon vakantiewerkers gebruiken. In de Hoogeveensche Courant stond een advertentie. Op de aangekondigde middag meldde ik me in de kantine. Daar werd wat informatie gegeven en kon je je opgeven. Ik heb dat toen gedaan. Je draaide mee als een volleerd arbeider, compleet met prikklok-kaart en sociale voorzieningen, zoals pensioen. In 2014 heb ik het pensioen bij het metaalpensioenfonds afgekocht. Dat leverde eenmalig een uitkering van iets van acht euro op. Mijn vrouw en ik hebben er dus uitgebreid van gedineerd. Eén toetje konden we ervan betalen. Het verwonderde mij al dat ze mij nog weer gevonden hadden, na twee verhuizingen die ik nooit heb doorgegeven. Geen georganiseerder land als Nederland. 

Maar goed, ’s morgens dus vroeg op, en het waren lange dagen. In de fabriek hing een –uiteraard- metalige geur, maar soms ook schroeierig, de vage geur van soldeer. Waar ik erg aan moest wennen dat was het lawaai. Vooral in sommige afdelingen was het erg. In de afdeling waar uit de grote platen blik de ruwe vorm werd gestanst dreunde het lawaai zelfs door de grond. Op andere plaatsen was het rumoer juist schel en ,ja, blikkerig, bijv. waar kleine blikjes als peperbusjes verder werden bewerkt. 

  (foto van internet)

aan de lopende band 

In de fabriek werd allerlei verpakkingsblik gemaakt. Van nootmuskaatbusjes met zo’n leuk draaideksel tot grote blikken voor melkpoeder met Arabische opschriften. De eerste week werd ik aan een lopende band gezet. Ik kreeg een kruk aangewezen aan een korte lopende band. Links van mij zaten op ooghoogte lange gasbranders aan beide zijden van de lopende band gemonteerd. Van rechts kwamen op de lopende band de blikken voor olie of melkpoeder of zo. Daar bovenop moest een handvat vast gesoldeerd worden. Links van mij stond een bak met handvatten. Aan de voetjes van de handvatten zat al soldeer. Mijn taak was om een handvat te pakken, het in een bak met soldeerwater op een spons te drukken en het handvat vervolgens precies op de juiste plaats op het langskomende blik te zetten. Op het blik waren twee minieme deukjes: daar moesten de voetjes op gezet worden. Vervolgens liepen de blikken tussen de gasvlammen door waardoor de handvatten vast gesoldeerd werden. Het tempo waarin de blikken langs kwamen deed mij denken dat ik dat nooit zou kunnen bijbenen. Dat viel mee, maar het was hard werken. 

Zette ik een handvat er wat scheef op, dan liep de band vast want de ruimte tussen de beide gasvlammen was natuurlijk beperkt. Dan raakte een handvat de gasbrander, het blik kwam klem te zitten. De daarop volgende blikken werden platgedrukt tegen het vastzittende blik. Geschreeuw en gevloek. De band werd stilgezet met een druk op de rode knop, de ravage opgeruimd en daarna konden we weer verder. Gelukkig is me dit slechts één keer overkomen. Mijn werktempo werd bepaald door de man die de blikken op de band zette, rechts van mij. Die werkte snel want we werkten deels op stukloon: als we voldoende blikken maakten kregen we wat extra geld. Als ik een blik miste, dan moest de man die de blikken van de band haalde, die er tussenuit halen, wat natuurlijk weer onacceptabele vertraging gaf. Ik heb het allemaal volgehouden, een week, maar toen heb ik gevraagd of er ook nog ander werk was. Ik werd daar een beetje gestoord naast die gasvlammen tussen de stinkende soldeer-walmen. En van het duizenden malen per dag dezelfde handeling uitvoeren en niet één keer mogen missen. Het was wel een heel leerzame tijd. Ik kon me nu een beetje voorstellen wat het was om in  zo’n fabriek te werken. De mannen met wie ik werkte deden dat hun leven lang. 

Modern times

De tweede week werd ik in het magazijn geplaatst. Ten eerste was daar frisse lucht en ten tweede was het werk een stuk afwisselender. We moesten vrachtwagens laden of lossen. Of goederen door de fabriek verplaatsen, met zware steekwagens. Op een heftruck mocht ik helaas niet. Wel moest je steeds op de snelle heftrucks verdacht zijn. Daar zijn diverse bijna-ongelukken mee geweest; gelukkig geen echte in de week die ik er werkte. Maar je kon wat meer je eigen werktempo bepalen en wat was dat alleen al een zegen! En je kon ook wel eens even een kwartiertje gedwongen rust hebben als de vrachtwagen niet op tijd was. 

Het tweede jaar dat ik bij Drenthina werkte, heb ik o.a. aan de machine gestaan die nootmuskaat- (en andere kruiden- en specerijen)-busjes voorzag van een draaideksel. De busjes kwamen bij ons aan in grote stapels in dozen. Aan een soort hark prikte je tien of meer busjes en zetten die in het begin van de machine. Het was zo’n machine zoals je ze in Modern Times van Charlie Chaplin zag. De busjes gingen een hele weg, deels door de lucht, en al die busjes en het stansen van een randje in het busje en het monteren van het deksel zodat het kon draaien, maakten een hels kabaal. De bodem werd erin gemaakt in de specerijenfabriek. Ik herinner me niet dat ik gehoorbeschermers droeg maar daar wil ik af zijn. Het werk was minder erg dan het plaatsen van de handvatten op blikken. Bovendien draaide de machine regelmatig vast en hadden we gedwongen pauze. In die pauzes keek ik wel eens wat rond in de fabriek. Dat moest wat onopvallend want het was natuurlijk niet de bedoeling dat personeel op excursie ging in de fabriek. Zo ben ik wel eens in de stans-afdeling geweest, waar je bijna bang werd van het bedwongen geweld van de dreunende en sissende machines, die bij voorbeeld ronde bodems uit platen blik stansten. Dan was ik extra blij als ik weg kon en helemaal was ik blij als ik ’s avonds de poort uit fietste. Nog blijer toen ik er na veertien dagen af was en het loon kon incasseren. Ik weet niet meer hoeveel ik verdiende, maar het hielp in ieder geval om ermee op fietskampeervakantie te kunnen. 

KLIK voor een film over Blikfabriek Drenthina Hoogeveen

 

naar boven