Peru, Bolivia, Chili; Reisverslag en fotoreportage - Dag 15 Potosí Excursie: de mijn in; dwalen door Potosí, klooster en museum van Santa Teresa

Hits: 111889

Artikelindex

 

Dag 15 Potosí 

Excursie: de mijn in; dwalen door Potosí, klooster en museum van Santa Teresa

’s Ochtends is de excursie naar de zilvermijn. Deze zit volgens ons in het excursiepakket dat wij hebben geboekt, maar dat is niet zo volgens Diedrik. We betalen 2 x US$21.  Potosí, de op 4070 meter hoogst gelegen stad in Bolivia, ontleent haar naam aan de Cerro Rico, de 'rijke berg' waarmee de huidige 140.000 inwoners een haat-liefde relatie hebben. In 1545 ontdekten de Spanjaarden de enorme hoeveelheid zilver in de berg waarmee de 300 jaar lange exploitatie van de mijnwerkers, indíginas en negerslaven, een aanvang nam. Hun barbaarse werkomstandigheden leidden tot de dood van zes miljoen (!) mijnwerkers. Op dit moment werken er nog steeds tienduizenden mijnwerkers in de vele mijncoöperaties. De berg levert nu niet alleen meer zilver maar ook erts van zink e.a. Er rijdt een busje voor met een inlandse vrouwelijke gids erin. Daarmee gaan we naar de mijn in de berg. Een mijn loopt hier dus voornamelijk horizontaal, niet zoals bij ons naar beneden. Maar eerst moeten we voorbereidingen treffen. En dat is niet mis. 

Coca, alcohol en TNT

Eerst gaat de gids met ons naar een winkeltje waar de mijnwerkers hun spullen kopen. Ze moeten namelijk zelf zorgen voor hun cocabladeren en drinken, maar ook voor springstof. In het winkeltje is dat alles te koop, en wij als bezoekers worden geacht wat cadeautjes mee te nemen voor de mijnwerkers. Dus we kopen –op advies van de gids- cocabladeren en limonade. Want vandaag is het zaterdag en wordt er niet veel gewerkt, zegt ze. Goed, wij kopen een en ander. Op internet lees je dat mensen hier ook “dynamiet” kopen. Het is geen dynamiet maar TNT (trinitrotolueen); wij kopen het vandaag niet omdat ze het niet nodig hebben, zegt onze gids. Ze verkopen ook bijna pure alcohol (96 vol.%), die de mijnwerkers gebruiken voor een offer, waarover verderop, en om te verdunnen met andere drank of met water. Ze offeren aan de mijngod El Tio. Ironisch hieraan is dat de Spanjaarden deze ‘god’ hebben bedacht om de mijnwerkers schrik aan te jagen en ze tot harder werken te dwingen, maar de mijnwerkers hebben de ‘god’ als het ware geadopteerd en hem tot de hunne gemaakt. En tot nu wordt in de mijnen een beeld van El Tio vereerd en worden daar offers gebracht, van o.a. cocablaadjes en pure alcohol. El Tio is een soort ‘kruising’tussen Jezus en Pachamama, Moeder Aarde, de hier alom bekende godheid oorspronkelijk van de Inca’s. Diedrik betaalt onze cadeaus uit de kas. Als we klaar zijn, gaan we ons voorbereiden op de ‘binnenaardse’ tocht. In een pand even verderop in de straat gaan we ons verkleden. We krijgen allemaal een soort regenpak met een broek en een jas, en een paar laarzen. Voor we de laarzen aantrekken, steken we de voeten in een plastic zak. Dan de bus in voor de laatste etappe, en bij de mijn krijgen we dan nog een oranje helm opgezet en daarop monteert iemand van de mijn een led-lamp met accu. Buiten staan een paar mijnwerkers te werken aan een nieuw stukje spoor. Eentje komt uit de mijn. De gids knoopt een praatje aan met hem en hij krijgt een fles limonade en een zak cocablaadjes. 

Verstand op nul

Als je ziet door welk gat we naar binnen moeten, krijg je twijfels, tenminste ik wel. Ik denk niet dat in Nederland iemand zo gek was geweest om hierdoor onder de grond te kruipen. Het ziet er namelijk zeer onbetrouwbaar uit in mijn ogen, alsof het elk moment kan instorten, zeg maar. Maar ik zet mijn verstand maar op nul en loop achter de anderen de nauwe mijngang in. Al snel is het zo donker dat ik dankbaar ben voor mijn helmlamp. De gang is ongeveer een meter breed schat ik, en zo hoog dat je er net in kunt lopen, maar vaak hangen er kabels, leidingen en zijn er uitsteeksels, zodat ik mijn helm ook al snel erg dankbaar ben. Ik stoot namelijk diverse keren mijn kop. Op de bodem ligt een smalspoor en vaak staat er tien cm water. De laarzen zijn dus ook niet voor niets. Riet vindt er al snel niet veel meer aan. Ze zou wel terug willen, en er is beloofd dat dat kan, maar ze zet toch door. Knap is dat. We komen bij het beeld van El Tio. Iedereen moet natuurlijk even een foto maken. Het ‘beeld’ is nauwelijks als beeld herkenbaar, maar er liggen inderdaad veel cocablaadjes op en voor. Onderweg heb ik al een klein beeldje in de wand gefotografeerd dat ik toevallig zag. Het had een peuk van een filtersigaret in zijn ‘mond’. 

Duister

Verderop moeten we een stukje echt kruipen op handen en voeten; het gaat er wat omhoog. Hier zijn een soort lieren en takels te zien, waarmee het transport hier gaat. Soms ook is er een diep gat, dat provisorisch is afgeschermd. Dan roept iedereen naar achteren: Pas op, gat! Soms ook: Pas op! Uitsteeksel! Wat me opvalt, is dat we nergens mensen aan het werk zien. De lieren en zo zien er ook uit alsof ze al lang geleden voor het laatst zijn gebruikt. Wat we met onze cadeaus moeten doen, wordt steeds duisterder. Op een gegeven moment laten we ze achter bij de lieren. Maar de gids gaat dan weer met ze slepen. Ik begrijp het niet erg. Volgens mij zou dit wel eens een stuk mijn kunnen zijn dat men als museum gebruikt. Dat is niet erg, maar presenteer het dan ook zo. Ergens ligt één mijnwerker op een hoop zand en stenen en hij krijgt natuurlijk cadeaus. Iemand oppert dat de cadeaus gerecycled worden dus terug gaan naar het winkeltje…Wie weet. Dan is de kring weer rond. 

Goed beeld

Het laatste stuk doen we niet. De gids gaat met een groepje naar beneden en daar schijnt echt gewerkt te worden, een beetje. Mooi toch, als hier de vrije zaterdag ook ingevoerd is? Er is net een explosie geweest. Het stof moet nog neerdalen. Ik heb geen zin en puf meer om nog meer te klauteren en klimmen en me door smalle doorgangen te wurmen. Daarna gaan we weer naar de uitgang. Buiten knipper ik tegen het felle licht. We leveren de lampen in en in het huis kleden we ons om, of liever uit, want de mijn-kleren gingen over de eigen kleren aan. De laarzen leveren we weer in. Die zien er uit! Al met al duurde de excursie drie uur en kostte hij US$ 21. Ja, ja, van dat bedrag ziet de mijnwerker van dienst vrees ik maar heel weinig. Riet is blij dat ze weer boven/ buiten is. Als ze het geweten had, was ze niet meegegaan, zegt ze. Ik wel. Ik vond het wel interessant, want hoewel ik mijn twijfels heb over de authenticiteit van het hele gedoe, geeft het toch denk ik een beeld van hoe de mijnwerkers elders in deze berg hun werk moeten doen. Dat zijn geen omstandigheden om jaloers op te worden. 

Het licht uit doen in klooster van Santa Teresa

Terug in het hotel nemen we een lekkere douche in ons appartement (!) en gaan daarna Potosí in om wat te eten en te drinken. In café bistro La Plata drinken we koffie bij een lekkere sandwich. Dan gaan we dwalen langs straatjes, steegjes, kerken. Het Museum het Casa de la Moneda, volgens Koning Aap ‘met recht het indrukwekkendste museum van Bolivia’ waarin vanaf 1773 de eerste zilveren munten van de Amerika's werden geslagen, willen we gaan bekijken maar dat kan alleen met een gids. En daar hebben wij nu even geen zin in. Dus we dwalen verder en komen bij het Museum en Convento (Klooster) van Santa Teresa. Een heel aardige gidsmevrouw ontvangt ons en laat ons aansluiten bij E en R van onze groep, die hier al waren. Ze is een soort vliegende kiep, ze begeleidt ons –gelukkig- niet constant, maar wijst zalen en deuren en hoe we die zelf achter ons op slot moeten doen –en doe vooral het licht uit, drukt ze ons op het hart. Kijk, zo’n gids vinden wij nog wel leuk. Ze doet alleen rondleidingen in het Spaans en Frans, vandaar dat ze ons maar op ons eigen houtje laat gaan. Nederlands spreekt ze een paar woorden.  Prima. We mogen overal kijken. Het is een mooi museum. Zo zijn er kostbare geborduurde ‘schilderijen’ die Riet erg mooi en bijzonder vindt. Er zijn nogal wat schilderijen van de Cusco-school, met nogal nadrukkelijk lijdende Christussen. Men schiep kennelijk behagen in het zo bloederig mogelijk voorstellen van het lijden van Christus. Het schijnt een van de mooiste kloosters van Bolivia te zijn, met de mooiste kunstschatten. Bijzonder vind ik de refter, de eetzaal waar alles nog bij het oude schijnt te zijn gebleven, met diverse schilderijen, en het grote schilderij van de kruisiging aan de korte kant. De kunstcollectie is mooi gepresenteerd. De keuken is ook prachtig en de kerkzaal. Bijzonder vond ik ook een wafelijzer voor het bakken van hosties, en de zaal met luiken in de vloer waar de overleden nonnen onder werden begraven. We zijn een hele tijd in het klooster, bijna de hele middag. Intussen is het hard gaan regenen en onweren en als wij klaar zijn met ons bezoek regent het nog steeds. We wachten een poosje in de ruimte bij de receptie. Uiteindelijk wordt het (bijna) droog en gaan we erdoor. Riet leent mijn jack. Ze heeft altijd een jack en van die plastic poncho’s bij zich maar nu natuurlijk net niet. Van G en D hebben we een adresje gekregen waar je goed kunt eten, in de buurt van het muntmuseum. Dat zoeken we op. Het is nog vrij vroeg, zeker voor Bolivia, maar er zitten al een paar mensen te eten. Het is een groot, vrij zakelijk ingericht restaurant, met zachte muziek op de achtergrond. Ik bestel (Riet ook) een lomo a la fonca, een biefstuk van de haas van wel tweeënhalf ons met bacon omwikkeld, patatjes, rijst en drie glazen wijn en koffie voor 174 Bol. Dat is ongeveer 19 euro. Voor twee maaltijden! Goed adresje dus. We lopen terug door een nog natte stad, hoewel het nu droog is, naar ons appartement in hotel Grand Libertador. We halen de was op, die ook een schijntje kost: 2 kg wasgoed voor 40 Bol. (= ruim vier euro). Nu ga ik de tas en rugzak reorganiseren, aan de keukentafel de aantekeningen van vandaag maken en dan na een douche lekker slapen. Morgen om zes uur rijden! 




 

 

 bruiloft in Potosí

  feest met een erepoort met pannen 

 pimp my car

 Potosí centrum

 de zilverberg op de achtergrond

 kathedraal Potosí

 bij 't muntmuseum

 stevige deuren

Klooster Santa Teresa

 borduurwerk

    

  binnenplaats museum

    

 eetzaal

 

 men houdt wel van geweld...

 hostie-bakijzer

 hieronder liggen nonnen begraven

 

 

 

Excursie in een mijn van de Cerro Rico in Potosí

 de berg met de mijn

 we krijgen professionele uitrusting aan

 door dit gat gaan we naar binnen

 is't verantwoord??

   

De mijnwerkersgod El Tio met een peuk (offer) en een heleboel verse cocablaadjes als offer

 't ziet er allemaal niet echt state of the art uit

 water op de bodem, uitsteeksels

 buizen, kabels, overal moet je op letten

 

 

 

 

 

 

naar boven