Dag 11 Over de Altiplano de Atacama en naar Salar de Uyuni, dag 1
In de Landcruisers; Laguna Blanco, Laguna Verde, Laguna Salada, geysers en Laguna Colorada
Het ontbijt in hostel Katarpe is lekker. De douanepost is net buiten het plaatsje, nog geen vijf minuten rijden. Het gaat er wel weer redelijk vlot, maar al met al duurt het toch wel een uurtje voor iedereen klaar is. Chili uit. Opnieuw papiertjes invullen, stempels laten zetten. De grens zelf is nog een eind verder rijden. Voor we er zijn, stoppen we nog op een punt met een mooi uitzicht op een grote vulkaan. Aan de andere kant van de weg een veld met fel paarse bloemen. De struikjes zijn wat lager maar uit de verte lijkt het qua kleur wel wat op een veld lavendel in de Provence. Al snel daarna verlaten we de asfaltweg en wolkt het stof achter ons op. Bij de grens, herkenbaar aan een laag betonnen gebouwtje waarop met zwarte letters op wit/grijze ondergrond: ‘Migracion Bolivia’. Het dunne golfplaten dak wordt vastgehouden door een laag betonstenen. Onder het toeziend oog van Juan Evo Morales Ayma die ons vanaf een groot portret aan de muur welwillend gadeslaat, zet een ambtenaar weer een mooi stempel. Zijn collega heeft pas door dat ik een foto maak van mijn vrouw voor de balie als we buiten zijn. Dan begint hij te gebaren dat dat niet de bedoeling is. Buiten staat een groot aantal jeeps klaar want er zijn nog een paar bussen. Passagiers van andere bussen zitten hier in de warmte met dikke fleecetruien en zelfs hun hoofden ingepakt. Een fleece hebben wij ook wel aan want hoewel het warm lijkt, de wind is toch fris en daar moet je mee uitkijken, hebben we van Diedrik geleerd.
Stoere jeeps
Vier van de jeeps zijn voor ons. De bagage moet worden overgepakt uit de bus naar het dak van de jeep. We komen in een zilvergrijze Toyota Landcruiser, een al wat ouder model zonder veel elektronica die toch maar stuk kan gaan. Diedrik steekt een helpende hand toe om de zware reistas op te steken naar de chauffeur die op het dak staat en daar de bagage aanpakt en onder een zeil opstapelt en vastsjort. Stoer gezicht: die jeeps naast elkaar tegen de achtergrond van een hoge paars gekleurde berg. Onze chauffeur is wel een aardige man die goed Spaans spreekt. En Quecha denk ik. Wij geen van beide. Dat is jammer. Als iedereen een plekje gevonden heeft en alle bagage vast zit, gaan we rijden. Riet en ik zitten helemaal achterin. Dat wil zeggen, op de derde rij. Je hebt daar weinig beenruimte en het hotst wel wat meer dan op de andere rijen. En hotsen doet het; de weg is meteen heel slecht en stoffig. De jeeps nemen ruime afstand zodat het stof van de voorganger wat neergedaald is als de volgende komt. Het is niet zo ver naar de eerstvolgende stopplaats: de Laguna Blanca. Het meer ligt op een hoogte van 4350 m en heet het witte meer omdat de hoge concentratie van bepaalde mineralen deze overheersende kleur veroorzaakt. Het meer heeft een oppervlakte van bijna 11 km2.
We blijven maar foto’s maken
We maken foto’s, wandelen een eind langs het meer en een eind verderop pikken de jeeps ons weer op. Ik kijk mijn ogen intussen uit. Wat een bijzonder landschap. Dat witte meer, met donkere bergen op de achtergrond met daarop nog wat plukken sneeuw. In de verte rijdt een auto over het zandspoor. De auto zie je niet maar de opdwarrelende wolken stof en zand trekken een spoor langs het meer. Ze weerspiegelen in het water. De bergen ook trouwens. Je kunt hier wel blijven foto’s maken. En elke foto is weer anders. Want er zijn ook nog een paar flamingo’s, vlak aan de kant, en die weerspiegelen ook zo fraai in het kalme water. Waar ze hun snavel in het water steken, groeien groene algen en zetten zich zout en andere mineralen af op de oever. Heel kleurrijk en fotogeniek. Als we bijna bij de jeeps zijn, zien we een kudde van zeven vicuña’s in de verte. Als we dichterbij komen, gaan ze in draf en galop. Prachtig gezicht. Vicuña’s zijn het meest rank van de drie kameelachtigen die je hier vaak ziet. Ze hebben ook altijd dezelfde kleuren in hetzelfde patroon: gebroken wit en crème/bruin. Vicuña’s zijn niet te domesticeren en leveren de fijnste en duurste wol. Ze zijn schuw. Alpaca’s zijn al gewoner; wat grover van bouw en zijn worden wel getemd gehouden als ‘huis’dier. De lama is het grootst, heeft ruige wol, kan diverse kleuren en vooral allerlei schakeringen en patronen hebben. We zagen ook pikzwarte lama’s bij voorbeeld.
Kopergroene lagune
Slechts een paar minuten rijden verder is de Laguna Verde, het groene meer. Hier overheerst koper in de mineralen in het water, wat het meer zijn karakteristieke mosgroene kleur geeft. Ook hier flamingo’s, die bij voorkeur foerageren in zoutmeren. Waar geen enkele andere vogel kan leven, daar gedijt de flamingo. Op de achtergrond de enorme vulkaan Licancabur, net op de grens tussen Chili en Bolivia. Ik moet eerlijk zeggen: van het zoutmeer (waar we overmorgen komen), had ik me nog wel een voorstelling gemaakt die redelijk overeen kwam met wat ik zou zien. Maar wat ik hier zie aan landschappen, met vormen en kleuren, ja kleuren vooral, daarvan heb ik me geen voorstelling kunnen maken. En beschrijven kan ik het ook niet adequaat. Het is zo vervreemdend, zo hallucinerend bijna. Bekijk vooral de (selectie van de) foto’s die we er maakten.
Dan gaan we een eind verder rijden. Rond de middag gebruiken we de lunch in een gebouw waarin een (soort van) restaurant is gevestigd. We hebben op deze reis een kokkin mee en ook kookspullen en voorraad. In ieder geval is er een gevarieerde koude lunch die goed smaakt. Salades, stokbrood, tonijn, cola, water. Buiten is een warmwaterpoel, de Laguna Salada. Sommigen van de groep zijn erin geweest. Riet was het eerst ook van plan, maar toen ze zag hoe klein het poeltje is en hoe zandig en stoffig het er omheen is, zag ze ervan af. Vanuit de poel stroomt het inderdaad lekker warme water (ik heb even gevoeld) in een beekje af; eromheen zijn allerlei algen en micro-organismen gaan groeien, die van de omgeving een soort kleurdoos maken. De felblauwe lucht weerspiegelt zich in het water en dat maakt het kleurenpalet compleet.
Dali, Geysers en betoverende Laguna Colorada
Na de lunch, waarvoor rustig de tijd genomen wordt, rijden we weer een flink stuk. De landschappen zijn elk moment weer anders. Van vorm, van kleur. Van uitgestrektheid. Je krijgt een gevoel van tijdloosheid omdat je enerzijds rijdt en rijdt, en anderzijds verandert het landschap voortdurend -maar ook weer niet. Het is alsof een hallucinerende schilder zijn reusachtige palet leeg gesmeerd heeft. Men heeft het ook wel over een Dali-landschap als het over deze woestijn gaat. En terecht, maar dit is nog veel intenser dan een Dali-schilderij.
Een volgende stop is bij een gebied met vulkaanverschijnselen. Geysers. Eigenlijk zijn het geen geysers want er spuit geen water uit. Er komt uit een paar gaten veel stoom, die stinkt naar zwavel. Uit andere gaten komt onderaards gerommel, weer andere gaten zijn gevuld met loodgrijze modder die zo nu en dan ‘opblurbt’. Fumarolen dus, en mudpots. Ook hier weer veel kleuren, maar anders dan zostraks. Nu meer rose, geel (zwavel), staalgrijs, witte afzetting. Een –zoveelste- bijzondere ervaring vandaag.
Maar het mooiste moet nog komen. De Laguna Colorada. De naam zegt het al: niet één kleur maar vele kleuren heeft deze grote Laguna. Alle kleuren die we zagen in lagunes zijn hier ook, maar hier zijn ook witte borax-eilandjes en in het water groeiende algen veroorzaken een dominerende rode, roze kleur, soms tegen paars aan. Die kleuren passen heel goed bij de honderden flamingo’s die hier wonen. Ze versmelten bijna met hun omgeving, maar contrasteren toch nog genoeg voor fraaie foto’s. Hier blijf ik echt helemaal maar afdrukken. Dit is zo mooi, zo onwezenlijk, zo onaards bijna. Het schaarse gras op de oevers loopt net aarzelend licht groen-geel uit en dat geeft een wonderlijk contrast met de kleuren van het meer. Ik weet nu al: deze dag zal voor mij het hoogtepunt van deze reis zijn.
Ook hier zet de jeep ons af en mogen we langs het meer lopen tot waar verderop de jeeps ons weer oppikken. We hadden rustig de tijd, maar ik had hier nog wel langer willen kijken. Beter nog, ik zou willen dat ik hier nog eens in alle rust een paar keer naar terug kon… Ook dit meer ligt op ongeveer 4300 meter hoogte, maar omdat we hier lekker rustig kunnen doen, heb ik hier weinig of geen last van ademnood. Raken we eraan gewend, aan die extreme hoogtes?
Oververhit
Bij een volgend meer stoppen we ook nog even weer. Hier geen extreme kleuren, maar wel mooi voor een paar foto’s want de zon gaat al wat zakken en dus krijg je mooi strijklicht langs de graspollen op de voorgrond en tegenlicht op het water van het meer. Ik maak één opname die bijna grafisch is, in bijna zwart-wit. Heel apart. Een van de jeeps kwam met rare geluiden nog net op de eindstreep bij deze stopplaats, maar starten wil-ie niet meer. De inlandse chauffeurs zijn niet in paniek, in tegendeel. Ze openen de motorkap, pakken een fles water en een spuitbusje met een of ander goedje, en na wat ingrepen in de motorruimte loopt de machine weer. Oververhitte brandstofpomp zei Diedrik geloof ik. Deze auto’s hebben wel wat te lijden. Geen wonder dat verschillende onderdelen niet meer werken. De snelheidsmeter van ‘onze’ jeep, bij voorbeeld. De deuren moet je met een héél harde klap dichttrekken, anders vallen ze onderweg open. Maar de ‘elektrieke ramen’ doen het nog wel, voorin tenminste.
Nu komt er nog een taai stuk. Anderhalf uur aan één stuk rijden in de hotsende jeep. Het is zeer heet, een raam mag niet open van de chauffeur anders komt er zand binnen en uitlaatgas (klopt) maar het is wel een kwelling, dit laatste stuk. Ik zit dwars achterin op het smalle bankje. Elk gat in de weg komt hier extra aan. De passagiers op de tweede bank hebben wel aangeboden dat we eens zullen ruilen, maar wij hebben stoer gezegd dat we vandaag wel achterin blijven zitten. Eigen schuld dus. Maar ik ben erg blij als we op het eindpunt voor vandaag zijn.
Geen hotel, meer een… onderkomen
Er? Ja, bij de (of het?) ‘Hospedaje’. Villamar zou het ding heten volgens de hotellijst van Koning Aap, maar een naam heeft het ding waar wij aanleggen niet. En een hotel is het ook niet… Er staat een slordig bord met Hospedaje erop. Aan de buitenkant is het net zo’n grauw grijs gebouwtje als waar dit dorp vol mee staat. Een blauwgeverfd metalen hek, zoals bij ons in Drenthe op de boerderij staat voor de stal, met een steen ervoor is de toegangspoort. Je komt op een zanderige binnenplaats, met aan alle kanten lage optrekjes van ruwe betonsteen. Er is geen receptie, er zijn geen sleutels, de kamerdeur kan ook niet op slot. De verdeling van de kamers heeft nogal wat voeten in de aarde. Er is een beperkt aantal kamers met een dubbel bed voor stellen. Na veel heen en weer gepraat besluiten we gewoon maar erlangs te lopen en te kijken welke kamer je past. Zo vinden wij een tweepersoons kamer. Er is zelfs een badkamer, alleen… de douche bevindt zich nog in een rudimentair stadium, met andere woorden, er zijn alleen een paar pijpen (op de tegels gemonteerd) en twee industriekranen eraan, maar geen douchekop. Nou ja. Daarop waren we wel voorbereid. Gelukkig is er wel een werkend toilet met waterspoeling. Dat is wel mooi, want mijn darmwerking is niet meer optimaal, om het maar zo te zeggen. Het wastafeltje heeft –uiteraard- alleen koud water. Wel is er elektriciteit! Ik kan de accu’s van de camera’s opladen. Ach, het is hier wel uit te houden voor een nacht.
Moe
In een gemeenschappelijke ruimte kunnen we een kop thee halen. Heerlijk. Daarna moet ik nog even het dorp in want we hebben weinig water meer en zeker voor morgen niet genoeg. Diedrik loopt even met me mee. Hij moet een paar keer vragen waar een winkeltje is. Een heel klein buurtwinkeltje, aan de buitenkant zou je het niet als zodanig herkennen want er is alleen een deur. Maar ze hebben water. Met een tweeliterfles agua sin gas loop ik terug. Nu heb ik het helemaal gehad. Ik ben opeens zo moe, raak telkens achter adem, elke stap is me eigenlijk te veel. Ik vind de weg nog wel terug door de grijze slecht verlichte straatjes, maar daarmee houdt het ook op. Ik ben blij als ik bij de kamer terug ben. Op de kamer ga ik even plat op bed. Het wordt dan wel beter maar alleen al het opstaan maakt me al weer moe. In de gezamenlijke ruimte (dit doet me denken aan het groepskamperen in de vierde klas van de kweekschool eind jaren zestig) zitten we aan lange tafels en eten we de soep die ik (ik zit aan het eind van de tafels) opgeschept heb uit een grote pan. Het smaakt uitstekend na zo’n dag –en avond. Er is nog een gebraden kippenpoot en nog iets maar ik weet niet meer wat. Rijst denk ik. Respect in ieder geval voor de kokkin die na zo’n dag dit alles nog op tafel weet te toveren met de beperkte middelen die ze heeft.
Licancabur vulkaan
géén lavendel
Boliviaans douanekantoor: niet fotograferen beduidt de man!
bagage overpakken
van de bus naar het dak van de jeeps
onze Toyota's vier keer 4 x 4
Laguna Blanco
onze karavaan
we waren er echt
vicuña's
vicuña's onder de vulkaan
tankauto
flamingo's houden van extreem zout water
laagvliegers
Laguna Verde
Het groen komt door het aanwezige koper
Dali landschappen noemen ze het
kleurdozen
Laguna Salada
heetwaterbron waarin je kunt baden
ramen dicht!
geysers, mudpots en fumarolen
stinkende stoom
Laguna Colorada
Misschien wel het mooiste landschap dat ik ooit zag
nog een laguna
even autopech
ons verblijf; nogal simpel
hartelijke dorpelingen zingen ons toe
onze niet werkende badkamer
maar we hádden nog een eigen toilet. Dat zou morgen wel anders zijn.