Peru, Bolivia, Chili; Reisverslag en fotoreportage

Hits: 113604

Artikelindex

Reisverslag van een rondreis door Peru, Chili en Bolivia

Rondreis 2013.  Hoogtepunt van deze reis was natuurlijk het bezoek aan de ruïnes van de Inca-stad Machu Picchu: inderdaad onvergetelijk, het opdoemen van de fameuze ruïnestad uit de nevelflarden daar onder je. Maar de jeepsafari over het grootste zoutmeer ter wereld, de Salar de Uyuni, en de tocht langs wonderlijk gekleurde lagunes en bergen maakte zeker niet minder indruk. Landschappen zonder enig groen en toch zo gevarieerd, zo vervreemdend van vorm en kleur. Niet te vergelijken met enig landschap dat ik ooit gezien heb, ook niet de Witte woestijn van Farafra in Egypte, of de Sinaï. En niet te vergeten de kleurrijke indianenmarkten die we hebben bezocht, zoals die van Tarabuco. Maar ook steden als Arequipa, La Paz, Sucre en Cusco waren zeer de moeite waard. Natuurlijk was het soms (lichamelijk) afzien door de hoogte op de Altiplano (vele dagen boven 4000 meter), maar de condor majesteitelijk zien langs scheren op meters afstand maakt veel goed. Lees hier over onze ervaringen. Meestal ervaringen om nooit te willen missen maar lees ook hoe de extreme hoogte en het intensieve programma een aanslag op onze gezondheid deden. Laat u inspireren maar weet ook waar u aan begint met deze reis! 

 

31 dagen

reis gemaakt in november/december 2012

met reisorganisatie Koning Aap

januari 2013

Van Sucre naar La Paz en van Cusco naar Lima zijn er binnenlandse vluchten. 

Reisverslag Rondreis Peru, Chili, Bolivia  

door ©  Lammert Metselaar 

In januari 2023 is dit artikel meer dan honderdduizend keer aangeklikt!


 

 


KAART van de REGIO 

Reisverslag

van een

rondreis door Peru, Chili en Bolivia

De reis begint

We staan in onze hotelkamer te kijken naar een vlammende zonsondergang boven de A-4 bij Schiphol. Onze reis is begonnen. Omdat we morgenvroeg moeten vertrekken (08 uur) hebben we dit Van der Valk Hotel A-4 geboekt voor één nacht. Geboekt via de site Hotelaanbiedingen.nl voor € 30 p.p. per nacht incl. een fantastisch ontbijtbuffet. Voor het diner zijn we weliswaar hetzelfde bedrag kwijt, wat niet verandert dat we een goede deal hebben gemaakt. We bewonen een zaal van een kamer met drie bedden en een heel ruime badkamer met ligbad en aparte douche. 

Slapen aan de A-4

De Regiotaxi was vanmorgen maar net op tijd; gelukkig hadden we al een NS-kaartje op zak. De trein van 13.44 u gaat rechtstreeks van Hoogeveen naar Schiphol. Dat is een luxe waarvan we hopen dat die ook in de nieuwe dienstregeling gehandhaafd blijft. Bij een van de vele vestigingen van Abn-Amro op Schiphol wissel ik alvast 600 Euro’s tegen US Dollars. Ruim 700 dollar krijg ik ervoor. Dat blijkt later een goed idee: meteen de eerste dagen moeten er al excursies betaald worden, dat gaat altijd in dollars op deze reis, en ook de fooienpot moet worden gevuld. De shuttlebus van het hotel brengt ons naar het hotel, waar we eind van de middag gastvrij worden ontvangen. De mevrouw achter de balie zegt ook dat we een lage prijs betalen. Op weg naar het diner raken we de weg een beetje kwijt in het hotel. De ontvangstbalie en eetzaal blijken vanuit het hotel slecht aangegeven. Na wat dwalen vinden we het en genieten we van een uitstekend driegangendiner. Vroeger waren we geen fan van Van der Valk, maar tegenwoordig kun je er lekker eten voor een redelijke prijs. We gaan op tijd slapen want eigenlijk moeten we morgen al om half zes bij de incheck staan, maar dat wordt drie kwartier later want de eerste shuttle rijdt om zes uur. We gaan echt geen taxi bellen om er nog een half uur eerder te zijn. Ervaring leert ons dat twee uur van tevoren aanwezig zijn voor een internationale vlucht ruimschoots genoeg is. Ook vandaag zal dat geen enkel probleem zijn. Eerst genieten we –ondanks het vroege uur- nog van het bijna gênant overvloedige ontbijtbuffet. Zo zullen we het op onze reis niet weer meemaken. Ook niet in Madrid. Maar dat we in Madrid in een hotel zouden ontbijten, dat weten we vandaag nog niet. 

Fraai Barajas

Er staat een lange rij voor de incheckbalie van Iberia en veel schot zit er ook niet in. Dan naar de gate, waar we nog een hele tijd zitten te wachten. We vertrekken ruim op tijd en komen na een vlucht van tweeëneenhalf uur op Madrid Barajas aan. Het is nog vroeg, maar we hebben er al uren op zitten, dus nemen we op een terrasje een lekker vers broodje met jamón serrano, rauwe ham. Barajas is een moderne luchthaven, met een fraaie terminal die heel ruimtelijk aandoet en toch ook warm door het vele gebruikte hout in de golvende plafonds. Heel mooi. Daarbij doet Schiphol toch ouderwets aan. We moeten voor de intercontinentale terminal naar T-4. Dat is een heel eind lopen, een stuk met roltrappen naar beneden en dan nog twintig minuten met een volautomatisch treintje. Instapkaarten hebben we op Schiphol al gekregen. Het vertrek van de vlucht van 13.10 u naar Lima wordt met een half uur vertraagd als we al in het toestel zitten. Zo wordt het een zit van 12 uur en 9500 km. Gelukkig hebben we in deze Airbus meer ruimte dan in de kleinere van vanmorgen. We krijgen een paar keer eten en drinken en je kunt ook zelf bij de pantry sap of wijn halen. Ik vind de service redelijk tot goed. Hoewel het heel lang licht blijft, we vliegen tenslotte ‘met de zon mee’, wordt het uiteindelijk toch donker. Dan, om ongeveer 19.30 u lokale tijd landen we op het vliegveld Jorge Chávez van Lima. Voor onze biologische klok is het dan al ongeveer middernacht, maar omdat het hier 6 uur vroeger is, hebben we hier nog even te gaan. 

Kennismaking

Als we op zoek gaan naar de groep, vinden we wel drie groepen van Koning Aap. Een met de kortere reis, een Belgische en die van ons, de 30-daagse reis. Onze reisbegeleider stelt zich voor als Diedrik, en stilletjes zullen we hem wel eens de Leeuw van Vlaenderen noemen, want niet alleen is hij Vlaming van afkomst, maar hij zal ook een uitstekende reisbegeleider blijken, dus vandaar. Hij woont al negentien jaar in Peru, in Cusco, is getrouwd met een Peruaanse en heeft een gezin. Het duurt even voordat de groep van 18 personen compleet is. Even verderop ‘bij de pilaar’ kunnen we intussen alvast Peruaanse nueve sols scoren bij de ATM die daar staat. Eerlijk gezegd weet ik niet meer hoeveel sols de euro hier waard is. De ATM geeft trouwens niet meer dan 400 sols. Dat blijkt niet veel. Je kunt delen door 3, dan weet je ongeveer hoeveel euro je dan hebt. Niet veel dus. (Eigenlijk moet je delen door 3,5 dus met delen door drie valt de prijs in euro’s  een beetje mee -en ’t is gemakkelijker). Vandaar dat ik nog eens pin met de pinpas van mijn vrouw. Dat is financieel niet handig want bij elke keer pinnen rekent de bank een paar euro kosten af. De meeste ATM’s die we zullen tegenkomen, zullen niet meer dan dit beperkte bedrag geven. Zelfs met de Visacard is het nooit echt veel. Vaak pinnen dus, want hoewel Peru niet echt duur is, voor toeristen gaan de sols er toch wel vlot door. Eindelijk kunnen we naar de paspoortcontrole, en daar staan me toch lange rijen. We moeten een formuliertje invullen met onze gegevens. Het ene deel ervan krijgen we straks terug van de douane en dat moeten we goed bewaren. Lastig, zo’n los papiertje in de pas, want die pas heb je steeds nodig. Bij elk nieuw hotel willen ze die innemen en kopiëren. Later zal blijken dat als je het papiertje niet meer hebt bij het verlaten van het land, Leiden niet echt in last is, want het kost je alleen een boete van ik meen iets van omgerekend 7 euro of zo. Jammer van het geld maar je mag dus wel gewoon het land uit.

Geen vakantie!

Na het wachten voor de paspoortcontrole volgt lang wachten op de laatste koffers. Dan nog een uurtje in de bus naar het hotel. Doodmoe rollen we daar de receptie binnen. We leveren de passen in en krijgen een sleutel. We krijgen een welkomstdrankje van het hotel: een pisco sour, het nationale slokje van Peru. Pisco is een soort jenever, eigenlijk iets dat op grappa lijkt. Samen met limoen- (of citroen-) sap en rauw eiwit en wat honing en ijsblokjes lang genoeg geschud, levert dit een lekker fris drankje op met een spierwitte schuimkraag. Op de kamer tol ik het bed in. Het zal dan een uur of elf, twaalf uur zijn (biologische klok: 6 uur in de ochtend!).  Om half vijf Peruaanse tijd gaat de wekker al weer: Diedrik wil om zes uur rijden. Dat we er maar alvast aan wennen. We zijn niet op vakantie, we zijn op reis. En dat is héél wat anders! 


 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Dag 2:Lima-Pisco-Ica

Bootexcursie naar Ballestas eilanden; oase Huacachina

KAART van de omgeving

De bustocht gisteravond door het avondlijke Lima gaf mij niet de indruk dat we veel missen doordat we de stad vandaag meteen ook weer verlaten. Een lelijke stad zag ik met slordige gebouwen, nogal stoffig ook. Vandaag bij daglicht zie ik niet veel anders. Daarom probeer ik in de bus langzaam wakker te worden en bij te komen van de jet-lag. Toen we vanmorgen buiten kwamen, was het echt ‘Lima-weer’: zware bewolking en nevelig waaruit het een beetje miezerde. Regenen doet het in deze stad nauwelijks of nooit, zo lees ik, maar nevelig en donker schijnt het er standaard te zijn. Met dank aan de koude Humboldtstroom langs de kust. Die zal overigens ook verderop in onze reis nog wel voor wat nevel en mist zorgen. Nogal deprimerend, niet een plek om nou een extra dag door te brengen. Dat ben ik wel met de reissamensteller van Koning Aap eens, maar meteen om zes uur op pad naar de volgende plaats maakt de start van onze reis wel zwaar. Mijn vrouw heeft de afgelopen nacht nauwelijks slaap gehad en ik wat hazenslaapjes totdat de wekker al weer ging om half vijf. 

Het hotel waar we vannacht overnachtten, San Agustín Colonial, gelegen in de wijk Miraflores, heb ik niet echt goed gezien geloof ik, maar het had wel iets koloniaals, inderdaad. Statige trappen, betimmeringen. Schilderijen aan de muur. Wij zaten in een gang waarboven stond: Monasterio. Zeker vroeger deel van een klooster geweest. 

Onherbergzaam

Als we de stad uit geraken, zitten we bijna meteen aan de kust. Voorlopig rijden we daaraan bij benadering parallel. Ruim driehonderd kilometer is het naar Ica. Het landschap is –of wordt- onherbergzaam. Veel kaal zand, weinig of geen begroeiing, heuvels. Wel veel bebouwing hier in de buurt van de hoofdstad. Toch hier en daar ook wat –geïrrigeerde- landbouw. Het is hier gewoon woestijn, maar met water erbij kan de grond kennelijk wel gewassen doen groeien. In een soort wegrestaurantje drinken we koffie. Natuurlijk moeten we ook onze eerste flessen water kopen. De komende vier weken drinken we alleen water uit de fles. Agua sin gas wordt een bekende boodschap. De koffie laat even op zich wachten, maar is wel lekker. Meteen blijkt een gegeven dat ik op internet las al gelogenstraft: je zou in Peru alleen maar Nescafé kunnen drinken. Nou, dit is echte espresso/ cappuccino en ze smaakt prima. Ondertussen klets ik wat met een Belgische dame want de Vlaamse Koning Aap-groep is hier ook neergestreken. We zullen de beide andere groepen nog wel vaker tegenkomen. 

Ceviche eten

Tegen tienen zijn we al bij de stad Pisco op het schiereiland Paracas, waar we kunnen inschepen voor onze eerste excursie die we in het excursiepakket al in Nederland hebben geboekt en betaald. Sommigen deden dat niet en moeten nu meteen al hun dollarportefeuille trekken. Een aantal mensen heeft geloof ik geen dollars. Tja. Ook moet de gezamenlijke pot, de zgn. fooienpot gevuld worden. Diedrik heeft zich bereid verklaard die pot te beheren en hij wil het ook wel meer laten zijn dan een fooienpot. We kunnen er ook gezamenlijke lunches en entrees en dergelijke uit laten betalen, als we navenant geld storten. Nou, graag, wat ons betreft. 

Voor we vertrekken bestellen we met hulp van Diedrik bij een restaurantje alvast wat we straks als lunch willen eten. Dan kunnen ze het alvast klaarmaken.  Ik kies voor het nationale gerecht van Peru, althans hier langs de kust, namelijk ceviche. Ceviche is een maal van rauwe witvis die een uurtje gemarineerd is in limoensap, opgediend met een zoete oranjekleurige papas (aardappel) en een stuk geroosterde maïskolf. Over de rauwe vis ligt een deken van rauwe uien. Als visliefhebber wil ik dit graag eten. Ik moet wel even de zekerheid dat er geen schelpdieren aan te pas komen of zelfs ernaast hebben gelegen, want daarvoor ben ik allergisch. Met de hulp van de reisbegeleider stellen we dat veilig. 

Ondergescheten eilandjes

Vanuit Paracas varen we in ongeveer een uur in een snelle catamaran naar de Ballestas-eilanden. Die eilanden worden wel de Peruaanse Galapagoseilanden genoemd vanwege de uitbundige aanwezigheid van zeeleeuwen en pinguïns, Peruaanse aalscholvers en pelikanen en nog meer vogelsoorten. De pinguïns lijken me van dezelfde soort als die we bij Simons’s Town in Zuid-Afrika zagen: de ‘brilpikkewijne’ op z’n Zuid-Afrikaans. Humboldtpinguïns dus. Dat van de Galapagos lijkt me wat overdreven, maar veel vogels en zeeleeuwen zijn er inderdaad. Zoveel dat de vogels het hele eiland onderschijten, wat voor de Peruaanse overheid veel plezier brengt want de mest, guano genoemd, kan internationaal verhandeld worden. Eens in de vier of vijf jaar wordt dan ook het verbod om deze eilandjes te betreden, opgeheven met het lucratieve doel de mest te verzamelen en te verschepen. Je ziet de stellages om de gewonnen mest aan boord van schepen te brengen. Ik heb het intussen behoorlijk warm, want omdat het op zee best wat fris zou kunnen zijn, heb ik mijn jack aangedaan, maar daaroverheen moest ook nog een warm kunststof zwemvest. En… wat ik nou juist mis, is zonnebrandcrème. Riet en ik gebruiken dit eigenlijk nooit, we verbranden zelden, maar hier op het water en dicht bij de evenaar gaat het hard. Hoewel je het niet zo merkt, is de zonnestraling zeer intens. Pas de volgende dagen merken we het, want ik was niet de enige die hier niet goed op was voorbereid. De vellen hangen aan mijn neus en de randjes van de oren. 

De kandelaar

Op de heen- en terugweg zien we de befaamde ‘kandelaber’, een soort kandelaar-achtige figuur op een berg getekend, die je vanaf zee goed kunt zien. “El Candelabro” is een merkwaardige rotstekening van een kandelaar van 200 meter hoog en 60 meter breed en ongeveer een halve meter diep. De betekenis is onduidelijk. Het zou een afbeelding van het Zuiderkruis zijn, maar er zijn ook andere theorieën. Voor de hand ligt de veronderstelling dat de makers van de geogliefen bij Nazca ook deze kandelaar zouden hebben gemaakt. Daarover later bij Nazca. 

Intussen dobberen wij voor de eilanden. Ik maak veel foto’s en een paar filmpjes. De zeeleeuwen liggen meestal lui en log op een rots in de zon te bakken. Maar soms is er wat reuring als de pikorde wordt verstoord of als een jong probeert de rots op te klimmen vanuit het water. Er zijn wat strandjes met zeeleeuwen, en diverse doorkijkjes waar het water een gat in de rotsen heeft geslepen. Door zo’n nauwe doorgang varen we met de boot. Je voelt de stroming aan de boot trekken. Goede stuurmanskunst van de bestuurder. Als iedereen genoeg gezien en gefotografeerd heeft, varen we terug. 

Ceviche en pisco sour: nu horen we erbij

Bij het restaurantje aan de haven is de lunch inmiddels bijna klaar. De ceviche smaakt heerlijk. Lekker vissig, en fris door de limoenmarinade. Ik moet Riet helpen het op te krijgen; het lijkt niet zoveel maar is het wel. Een fles Cusqueña erbij, dat is een biermerk hier, oorspronkelijk uit Cusco, vandaar de naam. ’t Is lekker zitten op het terras voor de zaak aan de eenvoudige ‘boulevard’.  Ik moet 80 sol afrekenen incl. fooi. Dat is dus 27 euro voor beiden. Niet echt goedkoop, zeker voor Peru niet, zo lijkt mij, maar voor onze begrippen niet duur. Diverse gidsen zullen deze reis niet onder stoelen of banken steken hoe trots ze zijn op hun land en hoe graag ze het aan anderen willen laten zien. Daarbij gaat het altijd om twee dingen die bij een ‘echte’ Peruaan horen: ceviche eten en pisco sour drinken. Welnu, aan beide voorwaarde hebben we al voldaan, en we zijn nog geen twee dagen in Peru. 

Omdat we dicht bij de stad Pisco zijn, moeten wij natuurlijk zien hoe de pisco gemaakt wordt. Pisco wordt zowel in Peru als in Chili gemaakt. De sterke drank wordt gedestilleerd uit druivensap en buiten zien we oude installaties die tonen hoe het vroeger ging. Volgens mij worden ze nu niet meer gebruikt al suggereerde de jongeman die ons rondleidde van wel. Het is er maar een stoffige boel en een Peruaanse evenknie van de keuringsdienst van waren of voedselautoriteit zoals dat tegenwoordig heet, zal hier vast niet enthousiast over zijn. Hoewel… als ik denk dat we in Frankrijk met eigen ogen zagen dat dure wijn nog gemaakt wordt in een soort garagebox waar de mensen nog echt met blote voeten de druiven treden, tja, dan zou het hier ook nog best zo primitief kunnen natuurlijk. Uit de presentatie die we bijwonen, leren we dat er daarbij verschillende stadia van destillatie zijn. Van elk stadium mogen we proeven. Een voorstadium (om het moeilijk te maken ook pisco-sour genoemd) is het lekkerst: daar zit tenminste nog smaak aan en brandt je slokdarm niet meteen weg, zoals het eindproduct wel doet. Daarvan kopen wij een (duur, 28 sol!) flesje om mee te nemen naar huis. De echte pisco is dus aan mij niet besteed en aan Riet al helemaal niet. Die heeft aan het proefslokje al te veel. Ik neem haar proefglaasje er de eerste keer dan wel bij, maar dat doe ik ook geen tweede keer. Je krijgt zo toch een paar echte borrels binnen en dan van 40%... En met die warmte… Maar in de cocktail pisco sour vind ik de drank wel lekker en kan zelfs Riet het waarderen. Dat moeten we thuis ook maar eens proberen te maken. Met grappa moet dat ook willen, bij gebrek aan pisco, want ik denk niet dat ik dat bij mijn slijter kan kopen. De laatste avond in Cusco zullen we zelf pisco sour mogen maken in het restaurant. 

Oase in het zand

De reis gaat verder naar Huacachina. Dat is een oase, zoals een oase eruit moet zien. In Egypte zagen we oases waar je een uur kunt rondrijden zonder de randen te benaderen, compleet met ziekenhuis en school en noem maar op. Hier is een oase in één blik te overzien: een meertje met papayrus of zo eromheen en daarachter meteen weer de tientallen meters hoge zandduinen. Puur zand is het en dat maakt dat mensen hier kunnen sandboarden. Ook kunnen wij opteren voor een tocht met een vierwielaangedreven monsterbuggy die je de duinen inbrengt en daar met je rondrijdt over de heuvels. Wij opteren voor een wandeling langs het meer en een drankje op een terras. Ik drink een cola, Riet iets anders bij een mannetje dat bijna overdreven enthousiast is als hij merkt dat wij uit Hollanda komen. Bij het afscheid slaan we elkaar op de schouders en roepen Hasta la vista! Ach ja. Leuk mannetje toch. 

Het wordt al bijna donker als we bij het hotel voor vannacht aankomen. ‘Villa Valverde’ in de stad Ica. Het is een mooi hotel, gebouwd rond een zwembad, met mooie beplanting in de tuin. Voor onze kamer op de verdieping is een soort veranda waar ik zit te genieten van de zonsondergang. Eindelijk even rust en een moment voor mezelf. Maar ik moet deze aantekeningen ook nog bijhouden, en over een kwartier begint het diner al. Zoveel rust krijg ik nou ook weer niet. Ik eet langoustines met vis in een lekkere saus. Prima! Jammer dat het ontbijt hier apart afgerekend moet worden. Dat gaat uit de pot. Da’s dan wel weer gemakkelijk. 




 

 

 Op de boot naar de Ballestas-eilanden

 
Onderweg naar de Ballestas eilanden komen we voorbij een beroemde landmark: de Kandelaar. Het doel en het ontstaan is voorwerp van speculatie.

  Pelikaan balanceert op één poot.

 We naderen de Ballestas eilanden.

   eilandjes vol vogels

 

 Peruaanse  aalscholvers en hun mest, gunano

 Humboldtpinguins

 Al deze foto's zijn genomen vanaf een schommelende boot. Dank zij een snelle sluitertijd en optische beeldstabilisatie op mijn fijne Pentax K5 en mijn ideale reisobjectief, de Sigma 28 - 250 mm zoomlens, zijn de beelden meestal aardig scherp.

 Eens in de vier, vijf jaar mogen er mensen op deze eilanden komen, namelijk om de guano te "oogsten". Deze stellage dient om het spul aan boord van vrachtschepen te brengen.

 duizenden zeevogels

 zeeleeuw met zeester

  Alpha-man

 

 grotten en holen

 we varen er door

 De beroemde  Peruaanse 'ceviche', rauwe visschotel

 


Piscostokerij


Oase Huancachina

 Alleen vlak om het meer van de Huacachina oase is er groen. De zandbergen zijn tientallen meters hoog. Een mensje bovenop is maar heel klein.   

   mooi hotel in Nasca: Casa Andina

  

 

 

 

 


 

 

 

 

 

 

 

 

 KAART van deze route

Dag 3: Ica – Nazca

Vlucht boven de beroemde Nazca-lijnen en bezoek Chauchilla-begraafplaats

Om zeven uur zitten we de volgende morgen in de bus voor de volgende etappe. We hebben redelijk geslapen, ik althans. Riet heeft altijd al meer moeite met slapen en onderweg al helemaal. Al gauw wordt het landschap ruiger, bergachtig. De uitlopers van de Andes. We hebben een fotostop op een punt waar de weg met serpentines door ruige, kale bergen slingert. Er groeit geen spriet. In tegenstelling tot een rivierdal dat we later zien, waar warempel enige landbouw bedreven wordt. Een volgende stop is op een hete plek tussen de bergen, waar op de wand van een berg nog maar betrekkelijk kort geleden geogliefen, rotstekeningen, ontdekt zijn. Met de telelens zijn ze goed te zien. Het zijn raadselachtige afbeeldingen waarvan sommige op een primitief legopoppetje lijken. Als ik de blik afwend naar de andere kant, bekruipt mij een raar gevoel dat ik waarschijnlijk niet mag hebben: twijfel. Ik zie daar namelijk ook geogliefen, maar deze zijn onmiskenbaar nog heel jong want gesteld in ons moderne alfabet. Wie zegt mij dat die poppetjes…? Nee, natuurlijk niet, die zijn ‘echt’. Ja toch? 

Nazcalijnen

Nee, dan de Nazca-lijnen. Die zijn onomstreden ‘echt’. De Unesco heeft ze zelf goedgekeurd, dus dan zit het wel goed. De lijnen zijn gemaakt tussen 200 v. Chr. en 600 na Chr. Ze stellen geometrische figuren maar ook bv. dieren voor. Ze zijn honderden meters groot en ca. een halve meter diep. Ze liggen hier op een zeer droge hoogvlakte waar volgens Wikipedia weinig of geen wind is. Ik constateer dat dat laatste niet helemaal juist is: het waait namelijk wel. En droog, ja, maar uit de lucht zie je heel veel wat vroeger rivierbeddingen geweest moeten zijn, volgens mijn bescheiden waarneming. Elders las ik, dat het juist de wind is die de lijnen open blijft blazen. Verschillende meningen dus. Nog veel meer verschil van mening is er over het doel en de betekenis van de lijnen. Ik ga daar niet op in. Op diverse websites is daarover heel veel te vinden. 

Het merkwaardige is dat de lijnen op de grond nauwelijks waarneembaar zijn maar vanuit de lucht des te beter. Dus dat is wat wij gaan doen. Eerst nog vrij onschuldig, namelijk door op een metalen toren te klimmen, maar later serieus vanuit een vliegtuig. De toren staat langs de Panamericana Sur, de snelweg, waar we toch langs komen. Het is een buizenconstructie die de investering al wel heel vaak opgebracht moet hebben. De toegang wordt voor ons betaald uit de pot dus ik wil niet weten hoeveel sol het is. Merkwaardig is dat je van deze geringe hoogte toch al een aardige indruk krijgt van de lijnen. De hagedis die hier te zien moet zijn, blijkt door de snelweg simpelweg door midden gesneden. Zo doen wij dat. Niks bocht in de weg. Ik herken er dan ook geen hagedis in, maar het lijnenspel zie ik goed. 

Geen cowboys

Naar het vliegveld van Nazca, Maria Reiche Neumann genoemd naar de onderzoekster die haar leven aan de Nazca-lijnen besteedde, is het niet zo ver meer. Ik had me eerlijk gezegd een houtje-touwtje vliegveld voorgesteld, zoiets als vliegveld Hoogeveen zeg maar, (met alle respect overigens). Een plek waar wat cowboys met kleine vliegtuigjes toeristen meenamen om ze die beroemde lijnen eens te laten zien, die indruk kreeg ik een beetje uit verhalen op internet, maar de werkelijkheid is anders. Heel wat serieuzer. Er is een terminal met balies van diverse vliegmaatschappijtjes. Bij één ervan moeten wij wezen: Aerodiana. Ook deze excursie is gelukkig thuis al betaald via het excursiepakket; het is namelijk de duurste van allemaal. Eerst moeten alle paspoorten ingeleverd worden. Hè? We gaan het land niet uit toch? Veiligheidsmaatregel. Je moet wel weten wie je toelaat in je mooie vliegtuig. Nou, op zich niet verkeerd. Vervolgens moeten we op de weegschaal. Weegschaal? Nee niet de bagage zoals gebruikelijk op een vliegveld, deze keer wij zelf. Wel mèt de rugzak op die je mee wilt nemen. Op deze manier schijnen ze de gewichtsverdeling in de vliegtuigen wat te kunnen plannen en beheersen. Nou, ook ‘n goede zaak, toch? Maar dan de securitycontrole! De jongeman die er bij staat, heeft duidelijk schik in zijn werk. Niet alleen mijn riem moet af (naast alle andere ijzerwaar die je zo op je lijf draagt als horloge, munten enz.), maar ik moet ook mijn schoenen uitdoen. Dit vind ik wel wat overdreven. Valt me mee dat ik mijn fles water nog mag houden. 

Kolibrie, aap, spin…

Na nog een half uurtje wachten mogen we ‘boarden’! Een officieel uitziende meneer neemt ons mee over het platform naar de gereed staande machine. Geen vier- of zeszitter, nee in deze Cessna 208 kunnen12 passagiers mee en er zijn twee piloten. ‘t Ziet er allemaal heel betrouwbaar uit. Voor zover ik het kan beoordelen verstaan de mannen hun vak, het opstijgen en landen gaat heel beheerst en op opzettelijke pogingen om de passagiers misselijk te maken kan ik ze ook niet betrappen. Ook daarvan wel verhalen op internet… Natuurlijk, om je goed de lijnen te laten zien, laten ze het toestel beurtelings op de linker- en rechterzijde kantelen in een bocht, zodat je alleen maar naar beneden hoeft te kijken. Tja, dat gaat wat plotseling, dus als je daar niet tegen kunt… Er zijn er wel in ons groepje die blij zijn dat ze weer vaste grond onder de voeten hebben. Ik heb er gelukkig geen last van en geniet van de vlucht van ruim een half uur. In tien minuten klimmen we naar 400 m hoogte. Alleen… het zien van de beroemde Nazca-lijnen dat valt nog niet mee. De captain kondigt via de speaker aan wat er te zien moet zijn, maar ik maak vaak maar een foto met het idee: misschien zie ik thuis op het scherm na wat fotobewerkingen wel een figuur, maar hier niet. Andere zijn trouwens heel duidelijk. De kolibrie is bij voorbeeld heel goed te herkennen. Lichte lijnen in een grauw grijs-bruin landschap. Een heleboel geometrische figuren zie ik wel. Een heel lange trechter en rechthoeken. Je krijgt toch wel bewondering voor de beschaving die in staat was dit soort tekeningen te maken; zo gaaf van vorm, terwijl ze zelf nooit het effect vanuit een vliegtuig hebben kunnen beoordelen. Ja, glimlach niet om deze opmerking want er zijn ook theorieën die beweren dat men destijds al over een soort ballonnen zou hebben kunnen beschikken, gevuld met lichte gassen. Het lijkt mij in alle bescheidenheid gezegd een nogal wilde speculatie. Maar nogmaals, ontzag voor de kunde van deze vroege beschaving, jazeker. 

Van bovenaf

Ik krijg een beetje de indruk dat de piloot wat meer op de rechterzij gaat dan op de linkerkant waar ik zit. Eerst een rechterbocht en dan ook nog even snel een linkerbocht. Maar ik zie toch heel wat en fotografeer ook vrij helder een aantal figuren. Later thuis blijkt dat ik de enige figuur die tegen een rotswand getekend is, en die ik dacht niet gezien te hebben, toch we op de foto heb staan. De astronaut, noemen ze die. Ook zo’n legopoppetje trouwens en het lijkt ook wel op de tekeningen die we eerder vandaag onderweg zagen. Ik zie hem thuis op het scherm heel duidelijk zelfs. Maar met een ongeoefend oog dit figuurtje herkennen in het nogal ingewikkelde landschap was mij niet gegeven. Duidelijk – op de foto althans- zijn ook de kolibrie, de condor, de aap, de spin, de boom en de handjes. Zelfs de walvis heb ik op de foto terug kunnen vinden. Intrigerend is het allemaal zeker.

Al met al vind ik het een heel interessante vlucht. Alleen al leuk om eens in zo’n klein toestel te vliegen, op geringe hoogte, dat vind ik al heel interessant. Ik hou ervan dingen van bovenaf te bekijken. Ik klim in vreemde steden ook graag op torens. Het uitzicht vanuit de Jin Mao-toren (421 m hoog) in Shanghai vond ik ook razend boeiend. (zie het fotoalbum van China op deze website). Indruk maakt ook de ongenaakbare kaalheid van dit landschap. En dan die scherpe afscheiding op plaatsen waar bevloeiing plaats vindt voor landbouw. En, zoals gezegd, ik zie heel veel vroegere rivierdalen. Dit gebied is niet altijd zo droog geweest als het nu is, dat is duidelijk. Het schijnt nu een van de droogste gebieden op aarde te zijn. Na afloop van de vlucht ontvangen de reizigers een certificaat van Aerodiana, de vliegmaatschappij, dat wij deze luchtdoop goed hebben doorstaan. Het ligt op mijn kamer. Van inlijsten is het nog niet gekomen. 

Mummies en grafrovers

Als iedereen van de groep weer terug is, klimmen we in de bus om in het stadje Nazca een broodje te gaan eten. Om half drie gaan we op excursie naar de archeologische opgravingen van Chauchilla, ongeveer 25 km van Nazca gelegen. De tocht ernaartoe gaat over een onverharde zandweg die flink stuift. Gelukkig dat we in een dichte bus zitten. Chauchilla is een begraafplaats uit het tijdperk van de Nazca-beschaving (tussen 200 en 1000 n.Chr.), ver voor die van de Inca’s dus. Grafrovers hebben de graven geschonden en beroofd en lieten de doden met wat potscherven achter. De doden zijn door natuurlijke uitdroging door het extreme klimaat gemummificeerd en de laatste jaren zijn de graven voor een deel hersteld en de mummies er weer in gezet, kijkend naar het oosten naar de zon, zoals ze er eenmaal in bijgezet moeten zijn. Door het droge en hete klimaat zijn de mummies, ondanks dat ze dus lange tijd gewoon ‘buiten’ lagen -en nu dus weer-, redelijk goed bewaard. Laat ik het zo zeggen: er is nog een mens in te herkennen, met haren (heel lange) en handen en voeten. Het is ergens wel wat luguber om hier tussen deze stoffelijke overschotten te lopen. Ik voel me ook bijna een grafschenner. Anderzijds wordt de enigszins verstilde sfeer ruw verstoord door een groep jongeren die een of ander feest vieren en straks ook een soort optocht zullen houden in klederdracht, en dat gaat gepaard met popmuziek die over het dodenterrein dendert. 

Onze gids vertelt me dat hij hier in de buurt geboren is, gestudeerd heeft in Lima maar weer teruggekomen is om bij zijn familie te wonen en bij deze cultuur waarmee hij zich verbonden voelt. Ik merk op dat hij wellicht een uitzondering zal zijn: de meesten die naar Lima trekken, komen niet weer terug naar hun geboortedorp. Dat beaamt hij. Hij spreekt goed Engels en is enthousiast over wat er allemaal te zien is. Hij heeft bij elk graf (er zijn er nogal wat) een nieuw verhaal. Dat vind ik wel knap want voor mij als leek geldt dat als ik er twee of drie gezien heb, de rest herhaling lijkt. We bekijken ook nog een piepklein museum dat bij de site hoort. 

Ten slotte bekijken we nog een traditioneel fabriekje van aardewerk dat dezelfde technieken nog toepast als waarmee oude culturen hun steenwaar bakten en beschilderden. Riet koopt een paar duifjes voor M&M en een klein schaaltje met mooi motief voor de buren. Helemaal ten slotte ‘moeten’ we nog langs een ex-mijnwerker die zal demonstreren hoe goud gewonnen werd en wordt. De man is of dronken of seniel of gewoon raar. Ik houd het op het eerste. Het bezoekje is in ieder geval een aanfluiting. Ik hoop niet dat we nog veel van dit soort gedwongen winkelnering mogen gaan meemaken. Na half zeven zijn we bij het hotel, Casa Andina in Nazca, terug en een half uur later staan we alweer paraat om samen te gaan eten. Goed eten en goed gezelschap. Na negenen zijn we terug op onze kamer. Casa Andina is een mooi hotel rond een binnentuin waarin palmen groeien. We maken nog even onze aantekeningen en redderen nog wat. Leven uit de reistas vergt enige organisatie en discipline.



 

 

 De weg naar Nasca (ook wel: Nazca) loopt weer door de woestijn die zich uitstrekt langs de kust van Peru en Chili. Het is daarom nog niet saai. Vaak zijn er wel bijzondere rotsen of grillige bergen te zien.

 

  uilopers van de Andes

 panoramafoto

 

 

 bergen met geogliefen

 Onderweg naar Nasca kom je aan de grote Panamericana autoweg deze geogliefen tegen. Ze zijn vrij recent ontdekt en schoongemaakt.

 

 De Metalen Toren, waar je tegen een kleine vergoeding op mag. Je krijgt dan een eerste indruk van de Nascalijnen.

 

 de 'handjes' vanaf de toren

 de boom

 vliegveld Nasca

 onze machine 

 de walvis

 links tegen de rotswand de beroemdste figuur, de 'astronaut'

 o.a. de aap

Nasca-lijnen Peru, de kolibrie de kolibrie

 de condor

 de spin

  

de handen en de boom bij de metalen toren

 vroeger een rivier 

 Nasca vanuit de lucht


Chauchilla, historische begraafplaats met mummies

  omgeving

 met het gezicht naar de opgaande zon

 natuurlijke uitdroging

 omgeving

 Een Datsun. In ieder geval staat dat erop...

 kindmummies in 't museum

               de ijsman poseert voor me

 uiltje in de woestijn

 

 

 

 

 

 


 

 

 

 

 

 

 

 

KAART van deze route  

Dag 4:Nazca- Arequipa (nachtbus)

Even luieren in Nazca; de piramiden van Cahuachi en 2000 jaar oude aquaducten; 10 uur in de nachtbus naar Arequipa

Vanmorgen hebben we de tijd aan onszelf! We slapen iets langer, ontbijten in alle rust, en wandelen naar de Plaza de Armas van Nazca. Bijna elke stad hier heeft zo’n plein. De steden zijn hier vaak bloksgewijs gebouwd (makkelijk bij het zoeken van de weg) en één blok is dan onbebouwd gebleven en dat is dan het Plaza Mayor of Plaza de Armas. Vroeger werden hier de wapens verdeeld onder de verdedigers in tijden van nood. Vandaar de naam. Ook hier is dus zo’n plein. Mooi ruim met veel groen en bankjes. Die in de schaduw zijn allemaal bezet. Toch vinden we een plekje en zitten daar een tijd te kijken naar wat er voorbij komt en wat er gebeurt. In de zon is het warm. Ik denk aan thuis: november, koud, regen, mist. Tegen twaalven lopen we terug, zetten de reistassen bij elkaar in de receptie en tegen enen gaan we een plek zoeken om te lunchen. Gisteravond aten we in een restaurantje waar het diner heel goed was. Precies weet ik niet meer wat ik toen at. Het kan lomo saltado geweest zijn: een vleesgerecht met uien en aardappels door elkaar heen geroerbakt, of een trucha a la plancha: gebakken of geroosterde forel, maar ook een lama- of alpacabiefstukje kunnen ze hier heerlijk klaarmaken. Het eten is in Peru (en de andere landen overigens) bijna altijd goed. Dus we zoeken ditzelfde restaurantje weer op en bestellen daar, gezeten in een soort overdekte binnentuin naast een metershoge cactus, een lekkere pizza. Heerlijk, zo ontspannen eten met z’n beiden. Niets tegen de groep (die hebben we wel eens heel wat slechter getroffen) maar je wilt er ook wel eens aan ontsnappen. Vlak achter ons bouwt een man op een podium zijn installatie op: hij fluit op de panfluit die elektrisch wordt versterkt en met effect wordt uitgerust. Veel bijval krijgt hij niet. Na een poosje houdt hij het voor gezien. Er zal een punt komen op deze reis dat ik geen panfluit meer kan zien! En dat ik El condor pasa niet meer kan horen! Overal bandjes die overal hetzelfde uitgedost zijn en overal hetzelfde repertoire hebben. Wat een heerlijkheid dinsdag na de reis: boodschappen doen en Bonnie Raitt aan in de auto, ‘Storm warning’, ‘Something to talk about’, dat soort werk. 

Piramide van adobe

Tegen half drie gaan we op excursie. Doel is de piramide van Cahuachi. De naam is Quecha voor “van waar je kijkt”. (En Quecha is de oorspronkelijke taal van de Inca’s en nu een van de drie talen die officieel in Peru gelden, naast het Spaans en het Aymara, dat vooral in de buurt van het Titicacameer gesproken wordt.) Eigenlijk is er niet sprake van één piramide maar van ’s wereld grootste ceremoniële gebied van maar liefst 24 km2. Een Italiaanse archeoloog is sinds 1982 bezig met het letterlijk ont-dekken van de piramides. Het oude ceremoniële complex werd tussen 400 en 450 n. Chr. ontwikkeld en men denkt dat hier het concept van de Nazca-lijnen bedacht werd. Hoewel er 36 piramiden zijn (in 2008 is er weer een ontdekt door gebruik te maken van satellietbeelden), bekijken wij alleen de hoofdconstructie, de ‘Grote Piramide’, die 28 m hoog is, en 110 bij 100 m groot in oppervlak. Er zijn 7 ‘verdiepingen’ gebouwd van adobemuren (adobe is in de zon gedroogde/ gebakken klei). De adobe is van dezelfde kleur als het omringende land. De beste tijd om dit complex te bezoeken is ’s morgens. Nu wij er in de namiddag zijn, is het er inderdaad vervelend heet. De zon brandt ongenadig op je kruin als je geen petje of zo op hebt. Een flesje water is een must. Als gids hebben we een Engels sprekende man die archeologie heeft gestudeerd. Hij is enthousiast genoeg. Helaas mogen we de piramide zelf niet op en ook niet lopen tussen de muren. Ik zie niet in waarom men dat, zeker onder begeleiding van een deskundige gids, niet toestaat, want dat zou wel meerwaarde aan het bezoek geven. Tijdens ons bezoek is men nog bezig met werkzaamheden. Over een maand, zegt de gids, is werken hier bijna onmogelijk, zo heet is het hier dan. We lopen een eindje richting de piramide zodat we er een goed zicht op hebben. De gids vertelt allerlei wetenswaardigheden en laat details zien waar je normaal overheen kijkt. 

Langs de Nazca-rivier rijden we naar een antieke begraafplaats, waar botten en menselijke haarstrengen nog open en bloot verspreid over het terrein liggen. Grafrovers hebben ook hier huisgehouden. Een lugubere plek, zo met al die zongebleekte botten en schedels voor je voeten. Je mag er tussendoor lopen. Met enige schroom doe ik dat ook. Alleen in dit superdroge klimaat kunnen menselijke resten zo lang zo open in de buitenlucht  bewaard blijven. Langs de rivier staan Huarango-bomen, ongeveer de enige soort die in dit harde klimaat wil groeien. Ze hebben heel hard en dicht hout, dat gebruikt wordt bijv. in de pisco-stokerij om de draaipers van te maken. De bomen groeien soms in grillige vormen. 

Gouden gloed

De zon neigt al wat meer naar de horizon. Gelukkig: de ergste warmte is dan voorbij. Het licht wordt warm geel en zet het groen van het Ocogalla aquaduct in een gouden gloed. Hier in de buurt zijn meer van deze kunstmatige waterlopen. Eeuwen geleden zijn ze geconstrueerd. Het aquaduct eindigt hier in een soort kurkentrekker vorm, zodat je gemakkelijk naar het water toe kunt lopen langs een soort van ronde terrassen. Water is in deze streken natuurlijk heel kostbaar en men besteedde veel moeite en energie om het daar te krijgen waar men het hebben wilde. De aquaducten zijn van ver voor de Inca-tijd, misschien wel meer dan 2000 jaar oud. Het water wordt gebruikt door de boeren voor irrigatie en komt uiteindelijk van de besneeuwde Andestoppen. Naast het aquaduct staan wat Hollandse koeien een beetje somber naast wat cactussen. Veel te grazen is er niet voor ze. Diedrik haalt wat luizen van de cactusplanten en knijpt er een stuk in zijn hand. Er komt een knalrode kleurstof uit die maar moeilijk te verwijderen valt. 

Hazenslaapjes in de nachtbus

We eten samen met de groep in een ander restaurantje dan gisteren. Lomo saltado en Riet heeft pollo saltado, resp. rundvlees en kip met uien, rijst en patatjes. Jammer dat de patatjes bedolven zijn onder de rest, zodat ze papperig worden. Verder is het wel lekker. Tegen negen uur lopen we naar het busstation. De koffers zijn daar al. We zullen hier de nachtbus naar Arequipa nemen. Dat gaat allemaal professioneel. Diedrik heeft gezorgd voor de kaartjes, -alleen niet zo goed want iedereen kan mee behalve hijzelf. Hij moet met een andere bus achter ons aan. Er zijn tickets op naam, je moet je paspoort tonen en je wordt gefilmd. En dan mag je gaan zitten, wij bovenin. Het is een luxe bus met vier gestuurde wielen vooraan (!) en met luxe stoelen. Die zijn verstelbaar en er is een soort klep waarop je je voeten kunt leggen. Veel ruimte is er dan niet meer. Het is warm bovenin de bus, kennelijk zijn buschauffeurs hier bang dat ventilatie geld kost of zo, want ik merk vaker op dat ze de ventilatie uitzetten als we gaan rijden. Eerst draait er ook nog een vervelende film op het tv-tje waarin de hoofdpersonen nogal tegen elkaar schreeuwen, zodat ik maar moeilijk in slaap kom. Riet slaapt helemaal niet, en ik doe wat hazenslaapjes deze nacht. Dan word je wakker van felle lampen die de bus beschijnen (een of andere controle), dan van kramp in je voet of een verrekte spier in je nek. Om tien uur vertrekt de bus en half acht de volgende morgen stappen we uit. We hebben in het laatste uur van de rit een paar koekjes en een verfrissingsdoekje gekregen van de stewardess. Dat is in plaats van de douche. Ach, je zit wel comfortabel, maar een goede of zelfs redelijke nachtrust wil ik dit toch niet noemen. 




 

 

 

  

hotel                                                                                                                de leugenbank                           Nasca stad

 

   "mijn twee schatten"


De Cahuachi piramiden

 archeologen aan het werk

 adobe bouwwerk

 Huarango bomen aan de rivier 

 Even verder een simpel graf op een nog simpeler begraafplaats.

(Inca Kola is een Peruaans product, fluorescerend geel van kleur en zo zoet dat je tanden er subiet van uitvallen. Ik heb het daarom maar niet geprobeerd, ondanks dat ik wel in ben voor typische streekproducten.)

 

 historische graven,  nadat grafrovers hun 'werk' deden 

 een grapjas heeft er nog iets vrolijks van gemaakt

 menselijk haar van eeuwen geleden


Het Ocogalla aquaduct.

Meer dan twee millennia oud en nog mooi in tact. De bomen vormen wel een bedreiging voor de infrastructuur, gaf de gids aan. Ze geven wel een mooi accent aan het geheel, trouwens.  

 

 

 aanvoerkanaal van het aquaduct

 

 

 

 

 

 

 

 

 


 

 

 

 

 

 

 

 

 

 KAART / map

Dag 5: Arequipa

Kathedraal, Santa Catalina klooster, Juanita het geofferde Inca-meisje en een heel bijzondere excursie naar het ‘echte’ Peru

Ontbijt met cocathee

Een lid van onze groep is door de reisbegeleider geïnstrueerd over de aankomst op het station en in het hotel. Zelf komt hij met een bus een uur later namelijk. Het gaat allemaal perfect: de bus staat klaar en in het hotel hebben we vlot de sleutel. Goed gedaan Onno! In het hotel, Casa Andina Arequipa, kopen we een lekker ontbijt, compleet met cocathee. Cocathee is gemaakt van bladeren (vers of gedroogd) van de cocastruik. Het smaakt wat wee, bitter. Maar het is wel dorstlessend en het helpt tegen de hoogte. Dan arriveert Diedrik ook. Samen lopen we naar het centrum, waar we de kathedraal bekijken. Die staat natuurlijk weer aan het Plaza de Armas, weer zo’n mooi groen plein c.q. park waar altijd mensen zitten. Het plein wordt wel een van de mooiste van Peru genoemd. Aan een kant staat de kathedraal over de hele breedte. De andere zijden van het plein worden omringd door gebouwen met twee verdiepingen zuilengangen; op veel van de balkons is een restaurant gevestigd en kun je heerlijk zitten eten of iets drinken. Het gezicht van het plein wordt bepaald door palmbomen, oude gaslantaarns en een witte stenen fontein in een soort Engelse tuin. De inwoners van Arequipa komen hier samen voor politieke bijeenkomsten, protesten of feesten. Maar ook om gewoon te zitten, net als wij. De massieve stenen gebouwen aan het plein, met hun rijkelijk versierde portalen die een duidelijk koloniale uitstraling hebben, ademen een geschiedenis van 450 jaar. Vooral ’s avonds  vanaf een balkon is het een bijzonder gezicht om de kathedraal, badend in het licht door de zacht wuivende takken van de palmen te zien. 

Witte stad 

’t Is een mooie kerk, zowel van binnen als van buiten. Er is niet zo’n protserige overdaad aan bladgoud en naïeve beelden als je in veel kerken hier ziet. Net als veel huizen en gebouwen in deze stad is de kerk van het witte, plaatselijk gevonden gesteente gebouwd. Daarom heet Arequipa ook wel ‘de witte stad’. Veel huizen iets buiten het centrum zijn trouwens nogal vuil lees grijs geworden, maar de kathedraal en andere gebouwen om het plein zijn blinkend wit. Overigens zijn de torens tijdens een aardbeving in 2001 beschadigd, maar nu weer in volle glorie hersteld. De actieve vulkaan El Misti is praktisch overal in deze stad op de achtergrond te zien. Het is een mooie berg, maar ook een constante dreiging. Je voelt trouwens dat je langzamerhand ‘op hoogte’ komt want de stad ligt op ruim 2300 m. Het zuurstofgehalte neemt al wat af. 

Mekka voor fotografen

We lopen samen met Diedrik naar het Santa Catalina klooster, een trekpleister van deze stad. Diedrik vindt dat het aan te bevelen is dat we een gids nemen want het complex is nogal ingewikkeld vindt hij, maar wij zijn eigenwijs en besluiten om op eigen houtje het klooster te gaan bekijken. Dat bevalt ons uitstekend. De route in het complex is duidelijk aangegeven en met het kaartje erbij gaat het prima. We geven onze rugzakken af aan het begin en wandelen met een flesje water in de broekzak relaxt langs de wit, blauw en terracotta gekleurde gebouwen. Er zijn talloze schilderachtig hoekjes, steegjes, overkappingen, binnenplaatsjes, stillevens, kortom een Mekka voor een fotograaf. Honderden jaren lang hebben hier nonnen in complete afzondering geleefd, maar ze schijnen er een nogal uitbundige levensstijl op na te hebben gehouden, met persoonlijk slaven en een grote wijnkelder. De paus gaf op een gegeven moment aan dat het wel wat minder kon. 

Uitbundige nonnen in Santa Catalina Klooster

De beroemde schrijver Mario Vargas Llosa (zie ook de pagina Voorbereiding op mijn website) werd in 1936 geboren in Arequipa. Hij schreef o.a. de roman Het paradijs om de hoek, waarin het levensverhaal van de Franse schilder Paul Gauguin en diens oma, de Franse socialiste Flora Tristán, centraal staan. In de Dominicus reisgids Peru is uit het boek een treffend fragment over het klooster afgedrukt, dat ik hier citeer: 

- Het Franse meisje [=Flora Tristán], met haar karakter waarvoor zelfs de stenen uiteindelijk door de knieën gingen, zocht steun bij vrienden en familieleden en ging net zolang door met bidden en smeken, tot ze de benodigde toestemming van bisschop Goyeneche had gekregen om de drie belangrijkste kloosters van slotzusters in Arequipa te mogen bezoeken: Santa Rosa, Santa Teresa en Santa Catalina. Dit laatste klooster, waar Flora vijf nachten bleef slapen, was achter de muren met kantelen net een kleine Spaanse stad als een enclave in het centrum van Arequipa: keurige straatjes met namen uit Andalusië en Extremadura, pleintjes om te mediteren waar het wemelde van de anjers en de rozenstruiken, klaterende fonteinen en een massa vrouwen die zich door die eetzalen, kapellen, ontspanningsruimten en huizen met tuintjes, terrassen en keukens bewogen; en elke zuster had het recht daar voor zichzelf ook vier slavinnen en vier dienstmeisjes op te sluiten.

Flora kon haar ogen niet geloven toen ze al dat uiterlijke vertoon zag. Ze had nooit gedacht dat er zoveel luxe kon zijn in een slotklooster. Afgezien van de artistieke rijkdom, die bestond uit schilderijen, beeldhouwwerken, tapijten en zilveren, gouden, albasten en marmeren heilige voorwerpen, pronkten de cellen met vloerkleden en kussens, linnen lakens en handgeborduurde spreien. De maaltijden en hapjes tussendoor werden op serviesgoed uit Frankrijk, Vlaanderen, Italië en Duitsland opgediend, met bewerkt zilveren bestek ernaast. De nonnetjes in het Santa Catalinaklooster ontvingen je luidruchtig. Zij waren vrijmoedig, lachgraag, alleraardigst en uiterst vrouwelijk. Om erachter te komen 'hoe Franse vrouwen gekleed gaan' vonden ze het niet genoeg dat Flora haar blouse uittrok en hun haar korset en bh liet zien; ze moest ook haar rok en haar gordel uitdoen, want zij brandden van nieuwsgierigheid naar het ondergoed uit de Franse, vrouwelijke garderobe en wilden het aanraken. Rood als een klaproos en stom van schaamte moest Flora zich in onderbroek en kousen het luidruchtige onderzoek van de nonnetjes gelegen laten liggen, en het duurde een hele tijd voordat ze werd bevrijd door de priores, die zelf ook stikte van het lachen.

Zij bracht enkele instructieve en bijzonder leuke dagen door in dit aristocratische klooster waar alleen novicen van hoge afkomst mochten intreden, omdat die de grote bruidsschat die de orde eiste konden betalen. Ondanks de eeuwige opsluiting en de lange uren die gewijd waren aan meditatie en gebed, verveelden de nonnetjes zich niet. De strengheid van de clausuur werd verlicht door het comfort en hun sociale activiteiten: een groot deel van de dag vertroetelden ze elkaar, speelden met elkaar als kleine meisjes of gingen bij elkaar op bezoek in de kleine huisjes die brandschoon werden gehouden door hun slavinnen, mulattinnen of negerinnen, en door hun indiaanse dienstmeisjes...- 

(Uitgave: Meulenhoff. Oorspronkelijke titel: EI Paraíso en la otra esquina. Vertaling: Mariolein Sabarte Belacortu). 

Het kloostercomplex is een stadje op zich en bestaat uit meer dan 100 huizen, 60 straten, een hoofdplein, een kerk en zelfs een begraafplaats. Het dateert uit de 16e eeuw en sinds 1970 is het toegankelijk voor publiek.  We beklimmen een trap en kijken uit over het hele complex, compleet met de merkwaardige schoorstenen op de keuken. Die keuken hebben we net van binnen bekeken. Er waren vroeger open vuren waarvan de rook door de openingen kon ontsnappen.  Nu komt er een straal licht door die een plas licht veroorzaakt op de grond van de keuken. Aan de wand van een soort kloostergang vinden we mooie wandschilderingen met Bijbelse voorstellingen. In een uur en een kwartier zijn we helemaal rond geweest. 

Geofferd aan Apu Amato

Dan moeten we verder want we willen ook nog het meisje Juanita bezoeken. Juanita is een meisje van 13, 14 jaar dat in 1995 ontdekt werd op of in de gletsjer van de Ampato vulkaan, die 6380 meter boven zeeniveau uittorent. Meer dan 500 jaar is het meisje door het ijs beschermd; ze werd namelijk door Inca-priesters geofferd aan de Apu Ampato (apu = berggeest of -god). Een uitbarsting van de vulkaan Ampato resulteerde in haar ontdekking. In het Museo Santuarios Andinos van de Katholieke Universiteit in Arequipa ligt haar bevroren lichaam tentoongesteld in een aparte vrieskast. In het schemerduister kun je haar vaag zien. Ik vind dat wel goed, ook na zoveel tijd mag je enige respectvolle distantie in acht nemen tegenover dit meisje. Het meisje moet destijds naar Cusco gereisd zijn en daar door de Inca zelf zijn verwelkomd; hij droeg zijn goddelijkheid op haar over. Het meisje moet zich toen van haar lot bewust zijn geworden. Na afloop van grootste festiviteiten moet ze begonnen zijn aan de reis zonder terugkeer naar de hoge berg. Haar dood is voorbereid, zo is komen vast te staan uit onderzoek, door het haar onthouden van voedsel en toedienen van verdovende middelen. Door een precieze slag op haar rechter wenkbrauw is ze gedood. 

Het museum is alleen te bezoeken onder begeleiding van een gids. Dat kan over een kwartier in het Engels, vertelt het meisje bij de receptie. Ze geeft ons alvast een A-viertje met explicatie -in het Nederlands, nota bene! We hebben krap de tijd maar besluiten het toch te doen. We zullen dan geen tijd hebben om te lunchen want om half twee vertrekt de volgende excursie vanaf het hotel. Het is geen groot museum maar de gids, een studente zo schat ik in,  toont ons kleine groepje alles wat men in de collectie heeft en ten slotte loopt dat dan uit in de schemerachtige ruimte waar de grote kast met het lijk van Juanita staat. We mogen er dichtbij, maar geen foto’s maken. Ik vind het wel een bijzondere ervaring. 

Het echte Peru

Na een uur staan we buiten te knipperen in het felle zonlicht. Gauw kopen we wat harde broodjes en gedroogde abrikozen in een supermarkt aan het Plaza de Armas en lopen dan snel terug naar ons Casa Andina hotel. Er wacht ons nog een bijzondere ervaring deze middag. We hebben ingeschreven voor een ‘reality-tour’, een excursie die ons de andere kant van Arequipa en van Peru zal tonen. We klimmen in een busje met een beperkt groepje, niet iedereen had belangstelling. Ik vond het een van de meest interessante excursies, juist omdat dit de enige is geweest die ons in contact bracht met het echte Peru. We reisden van toeristisch hoogtepunt naar hoogtepunt, niets mis mee, daarvoor komen we, maar ik vind het toch ook wel interessant om eens te zien hoe de ‘gewone’ bevolking en het armere deel leeft. Daarvan hebben we vanmiddag dus een aantal inkijkjes gehad. Onze begeleider, Miguel Fernandez, die deze bijzondere tours heeft opgezet, is een spraakzame man, die geen blad voor de mond neemt en die een scherpe analyse van de Peruaanse maatschappij heeft gemaakt. Hij is antropoloog en heeft een aantal projecten opgezet, heel kleinschalig, die de armste inwoners van deze stad weer wat perspectief moeten bieden. Hij werkt voor een reisbureau A1traveltours.com dat 5 % van de opbrengsten besteedt aan sociale projecten. De opbrengst van deze excursie is (geheel) voor een crèche voor in de steek gelaten kinderen, een gaarkeuken waar mensen voor elkaar koken en daarmee ook wat geld verdienen. Deze projecten bezoeken wij. Tijdens de rit naar de verre buitenwijken, want daar wonen de allerarmsten omdat daar de grond ’t goedkoopst is, wordt al duidelijk dat dit geen gewone excursie wordt. In zulke wijken kom je normaal niet als toerist. Trottoirs zijn hier niet meer, soms ontbreekt het asfalt, en de huizen worden lager en grauwer. De crèche is vrij klein, maar netjes; de peuters doen net een middagslaapje als wij, een groep gringo’s, die komen verstoren. Ik maak ondanks de slechte lichtomstandigheden wat aardige foto’s van een paar van die leuke koppies. 

Niets gratis

In een ander deel van deze wijk staat de gaarkeuken. Onze gids benadrukt dat zijn idee is dat je mensen alleen maar echt goed helpt, als je ze verantwoordelijkheid geeft en nooit gratis zaken. Zo moet er voor het eten door de arme klanten ook betaald worden; niet veel, maar men moet niet het idee krijgen dat eten gratis kan zijn. Dat is het namelijk nooit. Daar staat tegenover dat de mensen om de beurt koken en dat ze daarmee verdienen. Zo komt er een ‘economietje’ op gang waar mensen zelf verantwoordelijkheid dragen en waardoor ze ook een stuk waardigheid terugkrijgen. Onze antropoloog Miguel is dan ook tegen de traditionele ontwikkelingshulp. ‘En geef alsjeblieft niets aan de bedelaars bij de kathedraal!’ Uiteindelijk lost dat namelijk niets op, meent hij. Er is een mevrouw aan het werk in de keuken, terwijl wij plaats hebben genomen in het eetgedeelte. We mogen even kijken wat ze doet. Schuw wendt ze het hoofd af en als Riet haar met opgestoken duim een compliment maakt voor de keurig schone kookplaats, kijkt ze verlegen en zwijgend. Nee, geen foto gebaart ze. Nee, daar kan ik me wel wat bij voorstellen. Ik voel het toch een beetje als aapje kijken wat we hier doen. Maar het is voor een goed doel dat we hier zijn. Toch? 

Onze gids wordt wel verweten dat hij niet van zijn land houdt, zo vertrouwt hij ons toe. Hij is dan ook niet mals in zijn kritiek, op de overheid, op de kerk, op de ambtenaren, de regering. Want corruptie is iets wat het leven vergiftigt, maar het komt in alle lagen van de Peruaanse bevolking voor, legt hij uit. Met aansprekende voorbeelden. Ik vraag hem als ik buiten even naast hem loop, waarom hij niet de politiek in gaat met zijn haarscherpe analyse van de samenleving. Hij antwoordt: ‘Als ik dat zou doen, werd ik of voor de rechter gesleept, of in de gevangenis gezet of ik werd gek.’ Ik vraag of hij nog een uitweg ziet voor Peru, want zijn situatieschets is toch niet bemoedigend. Hij ziet alleen iets in een langzame evolutie en die moet vooral door het onderwijs en door democratie komen. Maar dan wel echte democratie, benadrukt hij. Nu denken de armen vaak dat democratie iets is waardoor ze volgend jaar rijk zijn. Dat idee halen ze uit hun kleine zwart-wit tv-tjes waarop ze voornamelijk soaps zien, van Noord-Amerikaanse makelij. Als blijkt dat het allemaal iets anders en ingewikkelder ligt, zijn ze teleurgesteld. Scholing en bewustwording zijn dus sleutelwoorden. Democratie moet je leren en begint in het klein, op buurtniveau. 

Ja, deze antropoloog weet hoe de hazen lopen in Peru. Nu gaat er bij ons in Nederland ook regelmatig iets mis, en is integriteit –of het gebrek eraan- een begrip dat de laatste jaren steeds vaker in onze media opduikt, maar wat wonen wij dan toch in een goed georganiseerd land als ik dat vergelijk met dit land. En dan is Peru in de wereld nog niet eens zo’n achterblijver. Zo las ik deze week (voor kerst 2012) dat sinds de jaren ’70 de levensverwachting voor de gemiddelde Peruaan met zo’n twintig jaar gestegen is. Er gaat dus gelukkig ook wel veel goed hier. 

Vrolijk gekleurde begraafplaats

Ons volgende doel is een merkwaardig doel namelijk een begraafplaats. Maar voor we daar zijn, komen we langs een demonstratie. Veel mensen bij elkaar, vaandels, muziek, spandoeken. Er blijkt een jongen misbruikt te zijn en de dader is bekend maar om een of andere reden gaat justitie niet tot vervolging over. Zo begrijp ik het verhaal. De spandoeken vragen “om gerechtigheid voor onze vriend Mario” en een ander vraagt “waarom verwijderen ze bewijzen?” en  “Wij eisen de waarheid over deze misdaad.” Ik maak foto’s en word door de vriendelijke mensen aangemoedigd om mee te lopen. Het valt me op dat de mensen goed gekleed zijn; veel kinderen in schooluniformen. Dit heet solidariteit, bedenk ik, hier hebben mensen hart voor elkaar en voor hun buurt, hun samenleving. Ze komen voor elkaar op. Laten we, denk ik, in Nederland maar zuinig zijn op de solidariteit die er nu nog is, maar die door de toenemende individualisering steeds meer onder druk komt te staan. 

De begraafplaats is een afspiegeling van de maatschappij, meer dan bij ons, waar mensen niet meer qua stand en afkomst apart bij elkaar liggen. Hier is dat wel: er is een afdeling voor mensen die katholiek waren, voor kinderen zonder vader of moeder, voor de beter bedeelden, en ga maar door. Wat me treft is de kleurigheid van de begraafplaats. De grafmonumenten zijn klein en van beton en hebben vaak een vrolijk fel blauwe, gele, paarse of nog andere kleur gekregen en er hangen kransen met felgekleurde kunstbloemen. Tegen de achtergrond van de reusachtige vulkanen El Misti, de Chachani en de Pichu Pichu of de andere wit besneeuwde Andestoppen is dit een plaats die zich in mijn geheugen nestelt. 

De Peruaanse steenhouwer

Onze rit gaat door, nog verder van het centrum, naar buitenwijken waar zich al wel mensen vestigen maar nog geen enkele nutsvoorziening is. Geen wegen, ja van stof (en modder in de regentijd), geen elektriciteit, geen riolering. De gids vertelt dat daarom de grond goedkoop is. En als zich voldoende mensen ergens vestigen, dan komen er op den duur ook nutsvoorzieningen. Zo werkt dat hier. Later zien we in de woestijn nog vaker van dit soort verlaten plaatsen waar toch huisjes staan. Daar wonen dan misschien mensen die slachtoffer zijn geworden van de terreurbeweging Sendero Luminoso, het Lichtend Pad. Er staan huisjes van misschien drie bij drie meter, schuurtjes bij ons. Wel is er altijd een muur gemetseld rond het perceel. Overal in dit land zie je dat. Een muur om reusachtige percelen in de woestijn, terwijl er verder niets is, er nog geen grasspriet groeit. Nog voorbij deze troosteloze wijk rijden we. Er staat een cementfabriek die veel stof uitstoot. Een zware vrachtwagen dendert ons voorbij als we even een foto maken. Vlug wegwezen anders zit je onder het stof! Dan wentelt de zandweg zich naar beneden met een paar scherpe bochten. We zijn in een soort vallei, waar de wanden bestaan uit witte steen, tufsteen naar het schijnt. Daar ontmoeten we de steenhouwer. Dus hier komen de witte stenen van de prachtige huizen in Arequipa vandaan! De man heeft enkele eenvoudige werktuigen als een beitel, een houweel, een koevoet en een flinke hamer. Daarmee hakt hij stukken uit de wand en beitelt deze tot blokken van het formaat ca. 40x25x30 cm schat ik, dat je inderdaad ziet toegepast in de gebouwen in de stad. Het is zeer zwaar werk, niet alleen door het gewicht van de stenen, maar ook door het stof, de intens felle zonnestraling op de witte steen, en dat dan zes dagen per week, van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat, 12 uur per dag. Dit is een andere wereld dan die 15 km verderop in het centrum, waar meiden slenteren in hun Dolce en Gabbana-truitjes, met mobieltjes nonchalant in de hand. Ik denk dat ze geen weet hebben van deze steenhouwer en van zijn leven. 

Vlakbij heeft hij wat stenen op elkaar gestapeld tot een soort schuilplaats waar hij uit de zon zijn middageten kan nuttigen. Je kunt er alleen zitten, rechtop staan gaat niet. Deze man woont in de ‘wijk’ waar we zostraks door reden, die met de ‘schuurtjes’ van 3 bij 3 m vertelt de gids. 

Literaire gedachten, het bloed kruipt waar … enz. 

Ik kan, terwijl ik daar in de brandende zon sta met de ogen achter mijn polaroid nog knipperend tegen het felle licht, niet nalaten te denken aan het verhaal De Japanse Steenhouwer van Multatuli uit zijn ‘Max Havelaar’. Ik las vroeger dit verhaal wel eens voor in de klas. (Dat is natuurlijk héél lang geleden, in de tijd dat je ook op het MBO als leraar Nederlands nog wel wat aan literatuur kon doen. Maar dat terzijde.) En we hadden het er dan in de klas over of dit nu een wijze les is: wees maar tevreden met wat je hebt, met je lot, want uiteindelijk blijkt dat het beste voor je te zijn. Ik dacht toen eigenlijk van wel. Tevreden zijn met je lot sprak mij wel aan omdat ontevredenheid alleen maar leidt tot nog meer van hetzelfde. En de meeste leerlingen waren het geloof ik wel met me eens. Maar nu in deze steengroeve staand, naast een man die steenhouwer is, zijn leven lang geweest is en dat tot zijn dood zal blijven, ben ik niet meer zo zeker van dat standpunt. Het is, denk ik, nogal elitair: je kunt je dit standpunt veroorloven zolang je lot redelijk draaglijk tot comfortabel is. Maar als je echt die steenhouwer bént? Zou ik deze man durven vertellen (als mijn Spaans of Quecha al goed genoeg zou zijn) dat hij tevreden moet zijn met zijn lot? Ik denk het niet. Ik weet het wel zeker van niet. Ik denk wel dat ontevredenheid op zich ook niet vruchtbaar is. Maar als al dit soort mensen tevreden zijn, verandert er nooit iets in de wereld. 

Kortom: Ik weet het niet meer. Tot welke gedachten en dilemma’s deze excursie al leidt. 

Hier is het verhaal. Denk er zelf maar eens over na. 

De Japanse steenhouwer, 

een verhaal van Multatuli (E. Douwes Dekker) opgenomen in de ‘Max Havelaar’

 

Er was een man die stenen hakte uit de rots.

Dat was zwaar werk. 

Hij werkte lang en was moe.

En hij kreeg maar weinig betaald voor zijn werk.

Hij was ontevreden.

 

Hij zuchtte en riep:

“Ik wou dat ik rijk was, dan kocht ik een bank om te rusten.” 

 

Er kwam een engel uit de hemel.

Die zei: “Wat je wil… dat ben je… “  

 

En de steenhouwer was ineens erg rijk.

Hij kocht een mooie bank en rustte wat. 

 

De koning kwam voorbij. 

Hij had een mooie parasol want hij was belangrijk.

De steenhouwer zuchtte en riep:

“Ik wou dat ik koning was, en dan wil ik ook zo’n parasol.” 

 

 Er kwam een engel uit de hemel.

Die zei: “Wat je wil… dat ben je… “  

 

En hij was ineens de koning.

Hij kreeg een parasol want nu was hij belangrijk. 

 

Maar hij klaagde. De zon was die dag erg warm. 

Met zijn hete stralen verdorde de zon de bloemen.

De koning zuchtte diep en riep:

“Ik wil liever de zon zijn, die is baas over alles…” 

 

Er kwam een engel uit de hemel.

Die zei: “Wat je wil… dat ben je… “ 

 

En hij was ineens de zon en scheen over alles.

En hij was belangrijk… hij kon de aarde verschroeien…

 

Maar er kwam een wolk, die ving de stralen van de zon op.

En de bloemen bloeiden weer.

Die wolk is machtiger dan de zon. 

“Ik wil die wolk zijn, want die is zo machtig dat hij de zon de baas is….”

 

Er kwam een engel uit de hemel.

Die zei: “Wat je wil… dat ben je… “  

 

En ineens was hij de wolk.

En de wolk hield lekker alle zonnestralen tegen.

Hij liet het ook nog regenen. Veel en hard.

Er kwam een grote overstroming, alles spoelde weg.

En de wolk voelde zich machtig…. 

 

Alleen die rots, die harde rots, wilde niet weg.

Ook niet toen hij het nog harder liet regenen.

“Die rots is machtiger dan de grootste overstroming…

Ik wil liever die rots zijn… dán ben ik pas echt machtig….

Niets is zo sterk als een rots !”

 

Er kwam een engel uit de hemel.

Die zei: “Wat je wil… dat ben je… “  

 

En ineens was hij de rots. 

En hij ging niet opzij voor de zon en zeker niet voor de regen…

 

Toen kwam er een man met een houweel en een hamer.

Die hakte zomaar stenen uit de rots !

“Die man is de baas over de sterkste rots !

Ik wil die man zijn… ik wil stenen hakken !”  

 

Er kwam een engel uit de hemel.

Die zei: “Wat je wil… dat ben je… “  

 

En ineens was hij steenhouwer…

Er hij hakte stenen uit de rots.

 

Dat was zwaar werk. Hij werkte lang en was moe.

En hij kreeg maar weinig betaald voor zijn werk.

Maar hij was tevreden.

 

Stierenkloten

Ten slotte van onze memorabele reality-tour bezoeken we een plaatselijke markt in het centrum van Arequipa. En dan niet zo’n markt met toeristenmeuk, maar een echte markt voor de plaatselijke bevolking. Hij is gevestigd in een stalen gebouw dat nog ontworpen en gebouwd is door onze beroemde Europeaan Gustave Eiffel. Hier zijn veel fotomomenten! Ik zie vis, groentes, kaas, aardappels, vlees, overal aparte stalletjes voor. Bij het vlees liggen ook stierenkloten en een stierenpenis. Ik zie eieren rauw uit de kip zonder schaal, en er zijn stalletjes voor meer esoterische zaken, waar ze lamafoetussen en dergelijke zaken verkopen. Die gebruikt de inlandse bevolking voor het offeren aan de apu’s, de berggoden. Natuurlijk zijn er talloze kruiden, ook veel verse. Daar ruikt het heerlijk. Er zijn cocablaadjes in overvloed, vers en gedroogd. 

Ik dank de antropoloog aan het eind van de trip hartelijk en wens hem veel succes. Ik beloof hem een positief stuk op mijn blog. Bij dezen! Eén iemand van de groep die mee geweest is, vond het maar een waardeloze excursie. Onbegrijpelijk vind ik dat. Het moge duidelijk zijn dat ik Diedrik heb gezegd dat hij wat ons betreft deze excursie zeker moet blijven aanbieden en zelfs mag promoten. Het is echt de enige keer geweest deze reis dat we onder 'normale Peruanen’ kwamen. De rest van de tijd heb je praktisch altijd te maken met mensen die op een of andere manier bij de toeristenindustrie betrokken zijn en dat noem ik dan maar even ‘geen normale Peruanen’… als iemand begrijpt wat ik bedoel. 

Vreemde ATM

In het hotel kunnen we even bijkomen, maar we gaan samen eten dus half zeven aantreden in de receptie. We wandelen naar het Plaza de Armas. Onderweg wil ik even geld pinnen want ik heb weinig sols meer en Riet heeft geen portemonnee bij zich. Diedrik gaat even mee want die weet een ATM in de buurt. Ik zie dat ik hier 700 sol kan pinnen. De automaat gaat aan het tellen na het ingeven van de code, maar blijft tellen. Er komt geen geld. Uiteindelijk zeg hij dat mijn pas ongeschikt is. Balen. Nog eens proberen. Nu ‘kan de transactie niet doorgevoerd worden’. Dan de Visa-pas maar. Dat lukt, maar met 400 sol. Gelukkig heb ik een papiertje waarop afgedrukt is dat de eerste transactie geannuleerd is. Thuis zal blijken dat het allemaal goed is gegaan. ATM’s hebben wel eens kuren hier. Bij het tweede hotel was er een die de pas van een groepslid inslikte en niet teruggaf. Dat heeft heel wat telefoontjes en moeite van Diedrik gekost voor dat weer in orde was. En dan had ze geluk dat er de tijd voor was. Voor hetzelfde geld (niet dus…) gebeurt het je terwijl je verder moet. 

Geroosterde cuy en alpacabiefstuk

Goed, op het plein gaan we binnen bij een restaurant dat zit in de gebouwen langs de rand van het Plaza. Op het brede balkon onder de bogen op de eerste verdieping kun je prachtig zitten. Het is een speciaal restaurant waar het eten bereid wordt op de traditionele wijze zoals men dat al eeuwen doet bij wijze van spreken. Ik kies een alpacabiefstuk. Er staat ook cuy op de kaart. Mijn buurman bestelt dat. Cuy is cavia. Hij komt in zijn geheel geroosterd op tafel. Ik had me voorgenomen het ook eens te bestellen, maar als ik zie hoe weinig er aan te eten valt, dan ben ik blij met mijn alpacabiefstuk. Cuy is wel een traditioneel gerecht, net als ceviche aan de kust. Vandaar dat ik het eerst wilde eten. Het is er niet meer van gekomen. Alpacabiefstuk hebben Riet en ik nog wel vaker gegeten. Heerlijk mals en smakelijk vlees; het doet denken aan hertenbiefstuk.  Met een sausje van rode port en een soort bessen: dat was subliem, dat aten we in Cusco geloof ik. Hier smaakt de biefstuk ook prima maar hier is het geroosterd. Een paar stukken zijn nog wel erg rauw. Er komen een paar hete stenen op tafel waarop ik de stukken nog iets verder kan garen tot ze á point zijn. De afrekening is een beetje een domper. Dat het een dure tent was hadden we al gezien. Dat er dan bij de kassa nog 10% service en 18 % tax (!) bij komt terwijl dat niet op de kaart vermeld staat, ja dat wekt toch wel enige wrevel. Ik ben zo 119 sol = omgerekend € 40 kwijt. Dat is een astronomisch bedrag in Peru voor eten. Niet eens een voor- of nagerecht gehad! Riet en ik lopen op eigen gelegenheid terug naar ons hotel. De weg is niet moeilijk te vinden, en het is zeker veilig genoeg. 




  Arequipa

 

De witte stad, heet Arequipa wel. Soms is het meer de grijze stad door vervuiling, maar hier in het centrum is het wit schitterend.

  kathedraal

 centrale plein

 

 

 gezien vanaf de kathedraal

 kathedraal overdag

 en 's nachts

 winkelgalerij aan het centrale plein

 

 

 interieur kathedraal


 

Santa Catalinaklooster in Arequipa

  

  

            

             wasplaats met wateraan- en afvoer

  keuken

                   

 koepels op het dak


 

  

Obama herkozen. Arequipa. Wij doen een  'realitytour' naar het échte Peru.

 Peuters in het kinderdagverblijf van het project van o.a. Miguel Fernandez

 gemeenschappelijke keuken project

 demonstratie

 Onderweg in de buitenwijken stuiten we op deze demonstratie voor gerechtigheid voor een slachtoffer (Mario) -en de bekende dader- van seksueel geweld.


Begraafplaats Arequipa

 

 

Onvergetelijke aanblik, deze kleurige begraafplaats en de majestueuze sneeuwbergen van de Andes op de achtergrond

 voorstad

Steeds verder voert deze toer ons naar de rafelranden van de stad. Hier is de grond goedkoop, maar er is dan ook geen publieke voorziening als elektriciteit en water en riolering. Elektriciteit komt altijd het eerst (is 't gemakkelijkst aan te leggen denk ik), terwijl stromend water en riolering eigenlijk minstens zo belangrijk zijn... Je ziet de muurtjes waarmee mensen hun met trots verworven bezit afgrenzen. In zo'n hut woont waarschijnlijk ook de steenhouwer die we ontmoeten in zijn werkomgeving.  Hij hakt de blokken witte steen waaruit Arequipa is gebouwd. 

     Heet en oogverblindend wit

  

 

 schuilhut van de steenhouwer


 

Markt van Arequipa

 kaas 

 huiswerk

 karbonades

 kikkertjes

 vissenstaarten

 kip met eieren er nog in ("goed voor zwangeren") 

 papas: aardappels

 héél veel (soorten)  aardappels

 Peru is het thuis van de aardappel

 marktgebouw ontworpen door ing. Eiffel

 stierenpenis

 en de bijbehorende stierenkloten
Niets gaat verloren,  hier. 

 brood

 

  

kruiden en offerwaren en panama(?)hoeden (onder)

 

 

 

 

 


 

 

 

 

 

 

 

 

 KAART van de route

Dag 6: Arequipa – Colca Canyon

We passeren de hoogste pas: 4850 m;  we zien lama’s, vicuña’s, alpaca’s en veel vogels; zien de imposante vulkanen Sabancaya (5976 meter) en Ampato (6380 meter); Chivay en een landelijk hotel in Coporaque

Het ontbijt in Hotel Casa Andina is uitstekend. En we vertrekken eens op een fatsoenlijke tijd: acht uur. Tevreden de bus in dus. De reistassen blijven in dit hotel want daar komen we overmorgen terug. Nu hebben we alleen een rugzak bij ons met wat zaken voor één nacht. In een buitenwijk stoppen we bij een winkeltje. Daar kopen we water, fris, cocakoekjes en cocablaadjes. We gaan namelijk vandaag echt de hoogte in. Het hoogste punt ligt net onder 4900 meter en de overnachting in Coporaque is ook altijd nog op omstreeks 3600 m hoogte. Het eigenlijke doel van deze tweedaagse excursie is de Colca Canyon. Deze vallei waar dus de Colca-rivier door stroomt, is bij toeristen internationaal bekend doordat hier nog de condor te zien valt. De condor is een van de reuzenvogels van Zuid-Amerika, met een spanwijdte van ongeveer 2,5 meter. 

Soroche en een coca-ritueel

Hier zijn wij een beetje bang voor geweest en hiervoor hebben we deze reis tot nu toe nooit willen doen: deze extreme hoogte. Wat deze hoogtes met je lichaam kunnen doen door het relatieve gebrek aan zuurstof, daarover kun je op internet genoeg lezen. Hoofdpijn, misselijkheid en overgeven, kortademigheid, duizeligheid, slaapstoornissen zijn nog niet de vervelendste verschijnselen. Soroche, echte hoogteziekte, kan ernstig worden. Als je er zelfs ’s nachts last van blijft houden en zo sloom wordt dat je niet meer kunt eten of je aankleden dan moet je onmiddellijk afdalen, zegt de informatie van de LCR (Landelijk Centrum Reizigersadvisering). Ja Hallo. Moet de buschauffeur dan maar ‘even’ terug rijden? Tja, maar ernstige hoogteziekte kan wel leiden tot hersen- en longoedeem. En dan heb je het niet meer over wat hoofdpijn of misselijkheid. Diedrik heeft tot nu toe in zijn praktijk nog geen echte hoogteziekte meegemaakt, zegt hij. Belangrijk is volgens hem: langzaam acclimatiseren (dat hebben wij in Arequipa gedaan: 2300m); zorgen dat je geen plotselinge afkoeling krijgt door de warme bus uit te stappen zonder een fleecejack aan, en het kauwen van cocablaadjes kan ook helpen. Dat laatste lezen we meer. De pueblos of indígenas, de inheemse oorspronkelijke bevolking, weet dit al eeuwen. Vandaar dat we allemaal een zakje cocablaadjes kopen in het winkeltje. Op een rustige plek langs de autoweg in de bergen gaan we ze gebruiken. Dat kan niet door ze zomaar in je mond te stoppen. Zo werkt dat dus niet. Coca kauwen is een serieuze aangelegenheid, zeker als je wat esoterisch aangelegd bent. In een kringetje rondom Diedrik gaan we het doen. Eerst neem je een stuk of wat ongeschonden blaadjes, en blaas je er voorzichtig overheen in de richting van de vier windstreken, om je eerbied aan de natuur -en eventueel als je wilt- aan de apu’s te betuigen, dan neem je de blaadjes, steekt ze met het steeltje naar buiten in je mond achter je kiezen, niet kauwen maar meer laten weken en sabbelen. Het smaakt zoals vroeger zoethout smaakte, maar dan zonder het zoet. Wel net zo vezelig. Of het helpt tegen hoogteverschijnselen, ik zou het niet kunnen zeggen. Het schijnt dat inheemse mensen het harde werk in de ijle lucht alleen volhouden op cocablaadjes. De mijnwerkers in Potosi ‘draaien’ daar ook op, schijnt het. 

Cocathee en cocablaadjes

Het is een merkwaardige zaak rond die coca. Het is wel dezelfde plant als waar cocaïne van gemaakt wordt, maar verwacht van het zuigen op de blaadjes geen heftige effecten. Het is in Peru en Bolivia volkomen legaal om de blaadjes te verhandelen en te gebruiken. Het hoort er tot een eeuwenoude onuitroeibare cultuur. Het bezit van cocaïne daarentegen is strafbaar en niet zuinig. Toch werd de harddrug aan een roker uit onze groep die in Cusco ’s avonds even buiten het restaurant op straat een trekje deed, ‘binnen één sigaret’ een paar keer aangeboden. Naast de verse en gedroogde blaadjes kun je in elk restaurant cocathee (maté de coca) bestellen of bij het ontbijt nemen. De thee is goed drinkbaar als je dorst hebt, vond ik. We hebben het vaak gedronken. Er zijn cocasnoepjes (niet echt lekker) en cocakoekjes (goed te eten). Op markten zie je de cocablaadjes in grote zakken te koop staan. De cocaïnehandel en –productie bevindt zich in Peru meer in het oostelijke deel, het regenwoud. De handel wordt gecontroleerd door een soort maffia, en men zegt dat overgebleven cellen van het verder geëlimineerde Lichtend Pad zich nog met cocaïnehandel bezig houden. Het regenwoud hebben wij niet bezocht. Ik had eerlijk gezegd wel verwacht dat onze vlucht op Schiphol wel gecontroleerd ging worden, maar daar kwam in ons geval helemaal niets van omdat wij met een vertraging van 17 uur met KLM uit Madrid kwamen i.p.v. met Iberia de vorige dag. Maar daarover later! 

Ik krijg trouwens vandaag op weg naar de Colca Canyon wel koppijn maar die gaat over met twee paracetamols. Ik heb ook anderhalve pil acetazolamide genomen vanmorgen. Die kregen we mee van onze GGD voor het bestrijden en evt. voorkomen van hoogteverschijnselen. 

Overigens: die grote hoogte en dus lage luchtdruk veroorzaakt onverwachte effecten. Zo ploffen van ‘beneden’ meegenomen chipszakjes uit elkaar, plopt de kogel uit de deodorantroller (smeerboel!), en gaat je waterflesje bol staan terwijl er toch echt ‘sin gas’ (= zonder prik) op staat. 

Na het ritueel met de coca komt er een lange busreis. We zijn de hele dag onderweg. Wel zijn er nu en dan foto-, wc- en lunch-stops. Het gaat door een interessant en later zelfs enerverend landschap. In Europa is het meestal zo dat hoe hoger je de berg op komt, hoe kaler het wordt. Nou, dat kan hier niet want beneden is het al zo kaal. Hier is het omgekeerd: hoe hoger, hoe groener. Niet van bomen, maar wel gaan er lage planten groeien als je hoger komt; kennelijk is het daar vochtiger. We stoppen voor een kudde vicuña’s, prachtige ranke beestjes, hoog op de pootjes, met een zo te zien heel zachte vacht. 

Vicuñawol 

De vicuña is met haar 70-90 cm en 35-50 kilo, een verwant van de lama en de kleinste soort binnen de kamelenfamilie. Ze leeft op graslanden en vlakten van het hoge Andes gebergte in Peru, Chili, Bolivia en Argentinië op een hoogte van 4.000 tot 5.500 meter, in groepen van 8-15 dieren. Op deze hoogten moeten ze leven met een vacht die het dier beschermt tegen extreme kou, warmte, en ultraviolette straling. Vicuña-wol is niet voor niets ’s werelds meest hoogwaardige en gewaardeerde wol. Gedurende de tijd van de Inca's mochten alleen vorstelijke personen kleding van vicuña-wol dragen. Met een dikte van circa 11 micron, is vicuña-wol dunner, zachter en warmer dan ieder andere wol op aarde. Het lijkt op hele fijne wol, maar voelt aan als een luxueus mengsel van mohair en zijde. Het is substantieel dunner, zachter en lichter dan de beste Cashmere of Angora.

We zien ook lama’s en alpaca’s. Deze zijn wat grover gebouwd dan de fijne vicuña’s. De laatste kunnen ook niet in gevangenschap worden gehouden: hun wol wordt dan dikker (lees minder waardevol) en ze planten zich dan niet voort. Lama’s zijn eigenlijk altijd gedomesticeerd. Ze zijn van iemand. Vaak zie je dat aan een strikje of kleurig draadje om hun oren. Spullen van lamawol en alpacawol zijn overal te koop. Van vicuñawol zijn spullen niet te betalen; als het wel redelijk betaalbaar is, is het gewoon niet echt. Vicuñawol kost ongeveer € 300 per kilo; één beestje levert ongeveer een halve kilo jaarlijks. 

Mixthee bij truckstop

Om elf uur leggen we aan bij een soort truckstop. Het is een optrek van plaatwerk, dat rammelt in de harde wind. Maar ze hebben er heerlijke thee. Diedrik vroeg in de bus wat hij moest bestellen: gewone of coca- of mixthee. Bijna iedereen koos voor mixthee. Wij hebben er geen spijt van. Behalve cocablaadjes zitten er ook andere verse bergkruiden in, en het is heel smakelijk, geurig en fris. Diedrik heeft wel gelijk als hij zegt dat je altijd een fleece moet aantrekken als je de bus verlaat. Binnen is het in de zon namelijk warm, maar buiten is het in diezelfde zon frisjes door de hoogte en de wind. Soms is het zelfs even onbehaaglijk. Onze reisbegeleider zoekt ondertussen even wat kruiden die heel fris ruiken en die je kunnen helpen bij lichte verschijnselen van hoogteziekte. Je moet er aan ruiken. 

Als we weer zo’n mooi groepje vicuña’s zien moet ik denken aan het boek van Vargas Llosa: ‘De geesten van de Andes’ (zie de pagina Voorbereiding op deze website), waarin de schrijver beschrijft hoe een wat achterlijke jongeman zijn roeping heeft gevonden in het leven met en beschermen van een kudde van deze prachtige beestjes. Op een keer komt een groep mensen zijn idyllische leven verstoren. Ze vertellen hem dat hij ongewild slachtoffer is van kapitalisten die in de stad wonen en die hem ongeweten uitbuiten. Het loopt erop uit dat de bende de hele kudde vicuña’s afslacht. Het blijken leden van de terreurbeweging Het Lichtend Pad te zijn. De jongen is alle zekerheden kwijt en raakt aan het zwerven. Pas later duikt hij op in het dorp waar de hoofdpersoon, een politieman, op zoek is naar een paar moordenaars. Het is, zeggen sommige critici, een sentimenteel verhaaltje, maar als ik deze beestjes hier zo statig zie rondlopen, maakt het verhaal alsnog weer indruk op me. 

Hoogste punt van de reis

Op de pas zelf stoppen we. Op een bord staat ‘Mirador de los Vulcanes’. Het is hier volgens de ene bron 4800 m hoog, op een steen staat 4910 m. Hoog, in ieder geval. Zo hoog dat mijn vrouw en ik bij het minste of geringste achter adem zijn. Je moet je een helemaal nieuw tempo eigen maken, jezelf dwingen rustig aan te doen. Anders sta ik al snel voorover te hijgen, krijg ik lichte duizelingen en ga ik wat zwalkend lopen. Een paar mensen in de groep hebben serieus last nu. Een vrouw die ook last van wagenziekte heeft als ze niet voorin zit, krijgt het echt te pakken. Heel erg overgeven. ’s Avonds komt er voor een paar vrouwen een arts die pillen en injecties voorschrijft. Niet fijn allemaal. Onze reisbegeleider staat er geloof ik ook even van te kijken hoe serieus het is. 

Het uitzicht (waar de gezonde mensen van kunnen genieten) is grandioos. Je ziet een hele keten met vulkanen, met sneeuw bedekt: de Cordillera Volcanica. We zien o.a. de imposante vulkanen Sabancaya (5976 meter) en Ampato (6380 meter). Op de laatste is Juanita dus gevonden. Toevallig zie ik ook een viscacha, een soort konijn met een lange eekhoornachtige staart. Die staart zien we niet want hij blijft rustig –op zijn staart- zitten. Later in Machu Picchu zal ik er nog dichterbij kunnen komen. Na deze hoge pas begint dus de afdaling. Er komen nog veel spectaculaire vergezichten. Soms stoppen we daarvoor nog even. Bij voorbeeld waar het stadje Chivay in zicht komt. Ik zie veel terrassen en over het algemeen een vrij groene vallei. Dat is best een verademing na dagen alleen maar kale landschappen. Hoe mooi die soms ook zijn. 

Hoog

We rijden Chivay overigens door en komen in een eenvoudig dorp, Coporaque. Daar aan de rand van dit boerendorp staat een charmant hotel, Casa de Mamayachi geheten. We krijgen een kamer vlak achter de receptie. We kijken verbaasd rond als we binnenkomen: vanuit het halletje kunnen we drie treden op naar de bedden, rechtdoor naar de badkamer, rechts is een klein zitje, en linksaf gaat een trap naar beneden naar nog een slaapkamer. Daar is (’s avonds) een elektrisch verwarmingselement aan. Het dak lijkt een soort geraamte van een schip op zijn kop. Mooie plek om te overnachten. Mooie locatie ook, want vanuit de eetzaal beneden hebben we een fantastisch panorama op de omringende bergwereld. Dit dorp ligt overigens ook op respectabele hoogte: volgens de Engelse Wikipedia op 3575 m. Dat merken we allemaal. Riet is zo moe en uitgeput dat ze meteen naar bed gaat als we ons op de kamer geïnstalleerd hebben. Ik ga eerst lekker lunchen in de fraaie eetzaal. Er is ruime keus ook van warme gerechten van een buffet. En het smaakt heerlijk. 

Boerendorpje

Er zijn meer mensen die vrij serieus last hebben van de hoogte. Er komt een dokter die de patiënten, voornamelijk vrouwen, behandelt met pillen en injecties en zo. Gelukkig zijn ze de volgende dag een stuk beter. Na het eten blijf ik zitten met een stuk of wat mannen. We maken wat nader kennis met elkaar door over elkaars (voormalig) werk te spreken, en we lossen en passant even een aantal economische en sociale problemen op die in het verre Nederland spelen. Nou, oplossen…, we maken in ieder geval een goede analyse. ’t Is gezellig bij een kopje oploskoffie. Tja, dat dan weer wel. Tegen het eind van de middag ga ik een wandeling maken. Eerst een eindje het dal in. Op het muurtje rond de landjes groeien cactussen, die over een paar weken denk ik prachtig gaan bloeien. Sommige beginnen al aarzelend. Het lijken wel uit de knop komende rozen. Een meisje van een jaar of tien komt huppelend het pad af. Ze slaat af voor ze bij mij is. Later zie ik haar in het dorp terug; ze heeft drie volwassen schapen en twee lammeren opgehaald en brengt die op het erf achter de muur. Ik loop terug langs het hotel het dorp in. Ik dwing mezelf tot een onnatuurlijk langzaam tempo van lopen, want ik ben hier wel heel snel achter adem. Het dorp stelt niet veel voor, maar er is toch een heus Plaza met een standbeeld van Mayta Capac, de vierde heerser van het koninkrijk Cusco, het latere Incarijk. Hij regeerde vanaf 1290. Er spelen kinderen met een bal, enkele mannen komen terug van het werk op het land met een hak over de schouder. Mannen en kinderen halen het vee binnen. Ik maak een foto van een spelend kindje. De ouders vinden het leuk als ik de foto laat zien. Als ik terugloop, komt de bus mij tegemoet met wat groepsleden die naar warmwaterbaden gaan en gaan eten in een restaurant waar ook lokale mensen zullen volksdansen. Riet vindt het wel jammer dat ze dat laatste moet missen. 

In de eetzaal van ons hotel eet ik deze avond ook weer lekker. Er is geen uitgebreide keus maar het eten smaakt uitstekend. Ik heb kippensoep en lomo saltado van alpaca en nog een lekker toetje. Riet slaat het eten over want die sliep nog toen ik ging kijken. Ik ga tegen negen uur ook al slapen want ik ben ook best moe en morgen is het vroeg dag. Condors spotten!

 




 

 

 onderweg naar Colca Canyon

 we gaan de hoge Andes in

 

 

Het eerste groepje vicuña's dat we zien.

 

  de  Andes-spintol

 

 lama's

Dit zijn lama's. Of toch alpaca's? 

www.Licg.nl: Lama's hebben een schofthoogte van ongeveer 1 tot 1,20 meter. Ze hebben een lange nek en een dikke vacht met korte beharing in het gezicht. Lama's kunnen verschillende kleuren hebben, zoals wit, lichtbruin, roodbruin, donkerbruin, zwart of gevlekt. Alpaca’s zijn kleiner, 80 tot 95 centimeter, en komen in 22 kleuren of tinten voor. De vacht van de lama bestaat uit ruwere dekharen en een ondervacht, verhaart en valt daardoor elk jaar gedeeltelijk uit. De vacht van de alpaca is veel wolliger en verhaart nauwelijks. Een ander kenmerkend verschil tussen de lama en de alpaca is de stand van de oren. Bij de alpaca zijn deze recht, terwijl ze bij de lama banaan-vormig zijn.

Dus. 

 

 alpaca

 hoogste punt, ca. 4900 m 

 lama's 

 uitzicht op vulkanenketen

   

Op de Mirador de los Volcanos.                                          twee viscacha's, heel schuwe holendieren

 spectaculaire panorama's bij Chivay

Wij rijden Chivay voorbij naar het boerendorp Coporaque. Daar staat een sfeervol hotel: Casa de Mamayacchi.

 's Ochtends ligt het ijs op het gras. 

 omgeving Coporaque 

 

 meisje haalt de schapen op voor de nacht

  Dit hotel heeft de eetzaal met het mooiste panorama van de hele reis.

  

 Coporaque

 kerk

 

 

 

 

 

 

 

 

 


 

 

 

 

Dag 7: Colca Canyon, El Cruz del Condor, en terug naar Arequipa

We staan om 5 uur op en genieten ondanks het vroege uur van een heerlijk ontbijt waar zelfs voldoende yoghurt is. Je kunt er niet alleen de bekende dingetjes op strooien als corn flakes en gepofte rijst en zo, maar ook inlandse granen als quinoa en kiwicha, die beide een belangrijke voedselbron waren voor de Inca’s. Officieel zijn het geen granen maar ze lijken er wel op en zijn ook zo te gebruiken. Quinoa is een super voedsel, doordat het bv. veel meer eiwitten bevat dan alle andere graansoorten en rijst en pasta. Het wordt o.a. gebruikt in astronautenvoedsel. Dat spul strooi ik dus vanmorgen zomaar op mijn yoghurt. Nu kan ik er tegen. Als we om zes uur in de bus zitten, zijn we niet compleet; verschillende ‘patiënten’ nemen nog een ochtend rust. Vanmiddag moeten we immers de lange busreis terug naar Arequipa weer maken. Qua kilometers is het niet eens zover naar Cruz del Condor maar toch is het een flinke reis. Dat komt doordat de weg slechter wordt naarmate je de vallei van de Colca verder in trekt. Er is ook nog een heel stuk waar maar één onverhard spoor is omdat men er aan de weg werkt. We passeren een paar dorpjes Yanque en Maca. In één ervan stoppen we voor een sanitaire stop. Daar was ik wel aan toe. Voor anderhalve sol zit je op een keurig schoon toilet zelfs met toiletpapier. Deze beide dingen zijn niet overal zo vanzelfsprekend in Peru en Bolivia. Er is een toeristische markt met mensen die een roofvogel aan een touwtje hebben. Als je er een foto van maakt, moet je dokken. Niet doen, die foto maken bedoel ik, want hier zijn roofvogels niet voor! Dit moet je niet aanmoedigen. Het kerkje is weer mooi gerestaureerd nadat het bij een aardbeving een paar jaar geleden nogal beschadigd werd. Binnen is het een en al Barok met veel bladgoud en glitterende beelden. 

Indrukwekkend: de condor

De weg wordt een echte dirtroad, maar het allerlaatste stukje is weer asfalt. Dat dan weer wel. Daar op het eind is dan ook een hele infrastructuur aangelegd voor het spotten van de condor. De bus schudt op de slechte weg met ‘wasborden’ bijna uit elkaar en ik ook, heb ik het gevoel. Onderweg nog een paar fotostops bij Inca-terrassen. Deze terrassen worden niet mee gebruikt, omdat ze toch wel erg onhandig liggen zo tegen de bergwand. Maar ze liggen er wel mooi. Een eindje voor het einddoel Cruz del Condor stoppen we. Onze gids Erika wil hier een eindje gaan wandelen ‘omdat het nog te vroeg is voor de condors’. Meteen terwijl ze het zegt, zie ik door het raam van de bus al een condor. Tja. Wel, wij hebben geen puf voor wandelen (‘vlak, omhoog en omlaag’) en gelukkig maar want het is helemaal niet te vroeg voor de condors. Juist nu het nog niet zo warm is en er dus nog niet zo’n sterke thermiek is, vliegen de condors nog laag door de diepe kloof en … kijken wij dus op ze neer. Van boven zijn de vogels scherp zwart-wit gekleurd; als je ze van onderaf ziet, zijn ze bruinig en zie je ze altijd in tegenlicht tegen de blauwe lucht. Kortom: dit is de perfecte tijd voor foto’s van de condor. Ik maak er ongeveer 80 en er zijn een paar heel mooie haarscherpe bij, beeldvullend. De 18-250 mm zoomlens op mijn Pentax K5 is hier toch wel erg handig! Ik zie ook een jonge condor; jonge condors zijn bovenop nog bruinig in plaats van zwart-wit. Riet ben ik al gauw kwijt; het is hier druk, er zijn veel mensen op de vogels af gekomen. De condor is dan ook een indrukwekkende vogel; een van de grootste van Zuid-Amerika en van de wereld. De vale gieren die we dit voorjaar in de Spaanse Pyreneeën fotografeerden (zie daar op deze website) zit wat spanwijdte betreft in dezelfde categorie: ongeveer drie meter! Het is een fantastisch gezicht om de vogels geluidloos langs te zien zweven. Soms komen ze vlak over je hoofd en ben je met je telelens gewoon nergens, omdat het zo snel gaat en ze té dichtbij zijn. Ik geniet en kan er niet genoeg van krijgen. Ik maak tientallen foto’s, tegen allerlei achtergronden en in allerlei ‘standen’. Maar van bovenaf zijn de vogels inderdaad het mooist. 

Infrastructuur voor de condor

Er is door de overheid een hele infrastructuur aangelegd voor de toeristen om de vogels hier te kunnen zien en fotograferen. Er zijn platforms en er is een wc. Op een gegeven moment zie ik mijn vrouw weer. Ze is haar tas kwijt, tenminste dat denkt ze. Wij terug naar de bus op de parkeerplaats… waar gelukkig de tas nog keurig op de bank ligt. We gaan nog wel even weer terug naar de kloof. De schoolreisjes en de meeste toeristen zijn nu weg en het is er weer heerlijk rustig. Maar de condors hebben hun show gegeven. Ze laten zich nauwelijks meer zien. Wel, het is ook mooi geweest. Een hoogtepunt, vind ik. Tegen tienen vertrekken we weer voor de hobbelende rit terug naar Chivay, waar we de ‘patiënten’ oppikken, met wie het weer wat beter gaat. Riet en ik voelen ons gelukkig aardig goed, maar zijn wel heel snel moe en achter adem. In Chivay krijgen we een half uur, drie kwartier om even rond te kijken. Er is een marktje. We kopen wat van die ‘Lady fingers’ zoals ze die op Sri Lanka noemen: kleine en heel smakelijke banaantjes. Terug bij de bus spreekt Erika Riet aan: ‘Ben jij een bril kwijt?’ Riet heeft haar zonnebril op. Met het opzetten heeft ze haar gewone bril gedachteloos even neergelegd op het kraampje van de bananenverkoopster. Erika zag het min of meer gebeuren, in ieder geval heeft ze ervoor gezorgd dat de bril terug is. Erika wordt hartelijk bedankt! 

In dezelfde truckstop als op de heenweg eten we een sandwich en drinken we weer van die heerlijke mix-thee met frisse kruiden en coca. In de bus dommel ik zo nu en dan wel weg. De weg kennen we immers, ’t is warm achter het glas en al met al is het een moeizame zit. Tijdens een fotostop fotografeer ik een paar plakken mos. Het is geen gewoon mos, maar ’t lijkt er wat op. Het is een harde plant die vaak tegen of naast een rots groeit en maar een halve tot een centimeter per jaar groeit. Hij is beschermd. Alleen plaatselijke bewoners mogen hem gebruiken… als brandstof.  Later in de woestijn zien we nog grotere exemplaren. Tegen vijven zijn we terug bij het Casa Andina Hotel in Arequipa. Met een paar mensen en Diedrik ga ik meteen op pad om de was op te halen van een kleine wasserij in de buurt. Ik wilde de was eerst in het hotel laten doen, maar Diedrik raadde me dat af: veel te duur! In dit particuliere wasserijtje ben ik 10 sol kwijt voor tweeëneenhalf kilo wasgoed, een zak vol. Dat is dus geen geld. 

Jazzorkestje op het Plaza

Riet en ik gaan vandaag eens niet met de groep samen eten. Dat doen wel meer mensen niet, overigens. We kennen nu de weg in Arequipa en vinden zelf wel een goed eetadresje. We lopen naar het centrale Plaza de Armas; daar aan de rand van het plein zijn diverse restaurants op de eerste verdieping boven de arcaden. Beneden op straat staat zoals vaak een meisje dat de maaltijden aanprijst. Ach, het lijkt ons wel wat. We kunnen er zitten, buiten op het balkon, zodat we een mooi uitzicht op het Plaza hebben. Daar begint een jazzorkestje te spelen. Al spelend trekt het orkest door en langs de rand van het Plaza. Wat een sfeertje! Ondertussen genieten wij van een gratis pisco sour en daarna van de trucha a la plancha, geroosterde forel. Wat een prachtige plek om te zitten eten! ’s Avonds wandelen we voldaan terug naar ons hotel. Daar maak ik nog wat van aantekeningen voor dit verslag en morgen moeten we om zeven uur rijden dus half zes op. 




 

 

 terrassen uit de Inca-tijd

 

 kerkje in de vallei

 gerestaureerd na aardbeving

  Colca vallei

 de majestueuze condor

 

 Dit is een nog jonge condor; te zien aan de bruine bovenkant. 

 uitzichtpunten

  Het is een opwindend gezicht: de majestueuze vogels die soms vlak over je heen zeilen. Dan is de telezoomlens te onhandig en gaat het te snel om een mooie foto te kunnen maken. De mooiste beelden krijg je als ze door de kloof a.h.w. ‘onder je door’ vliegen. Bovendien is de lichtval dan goed; tegen het licht zie je al snel alleen een silhouet. Én van boven gezien hebben ze de mooiste tekening en kleur. 

 


Chivay

 

 

 

 


 

 

 

 

 

 KAART

Dag 8: Arequipa – Chileense grens- Arica (Chili) 

Met Peruaanse bus naar de Chileense grens; met Chileense bus naar Arica

’t Wordt iets later vanmorgen. De bus is wat later. Ik had nog best even willen door slapen eigenlijk… Maar goed, eindelijk zijn we dan op weg. Het landschap is eerst wel afwisselend. Veelkleurige en –vormige bergen, soms met wit-grijze duinen van vulkaanas afkomstig van een uitbarsting jaren geleden. De asfaltweg snijdt als een kaarsrecht zwart lint door de woestijn. Onderweg maken we natuurlijk nog weer een toiletstop. Ook eentje midden in de woestijn, voor wie wil…/moet. Voor mannen is dat gelukkig simpel. Later wordt het landschap saaier, meer gewoon geel zand en toen heb ik wel eens even een tukje gedaan. Een eind voor de grens hebben we een ‘fruitcontrole’. Diedrik heeft hem al aangekondigd. We moeten uitstappen en de handbagage/ rugzak moet door de scanner. Wat er in de bus ligt, doet er kennelijk niet zo toe. Op de wand van het gebouwtje een plakkaat waaruit moet blijken dat het om fruitvliegjes of zoiets gaat die schade kunnen aanbrengen aan de lokale fruitteelt. Maar kunnen die beestjes niet vliegen dan? Ik ben geen bioloog, maar…

Peru uit, Chili in

In Tacna, de laatste plaats in Peru voor de grens met Chili, moeten we onze bus inruilen voor een Chileense bus. Eerst dus alle bagage uitladen, ermee door een gebouw en aan de andere kant eruit. Daar staat een Chileense bus waar de bagage weer in moet. Dat past niet allemaal, bovendien staat de bus op de rijbaan van het parkeerterrein, dus iedereen wordt aangemoedigd vooral op te schieten, ondertussen moeten sommige mensen ook nog even naar het toilet in het gebouw, kortom: ’n beetje hectische toestand. Gelukkig komt het allemaal weer goed. Het is toch maar goed geregeld steeds met al die verschillende soorten vervoer en steeds andere bussen. In de bus vullen we nieuwe papiertjes voor de immigratie in Chili in. Dat gaat niet echt gemakkelijk natuurlijk. Ook al niet omdat de lettertjes erg klein zijn. Maar… als er maar wat staat, denk ik, en als de basisgegevens maar kloppen. Naar de rest (hoe reist u, waar kwam u Chili binnen, enz.) kijken ze toch niet. In het immigratiekantoortje leveren we paspoort en papiertje in, en krijgen een stempel van Peru: uit en van Chili: in. ’t Gaat redelijk vlot, maar al met al zijn we toch een á anderhalf uur bezig. Tegen vier uur zijn we bij het hotel Sotomayor in Arica, maar omdat de tijd hier twee uur vooruit gezet moet worden, is het hier tot acht uur ’s avonds licht. We zijn dus nog mooi vroeg! Diedrik heeft de nachtbus voor San Pedro de Atacama geregeld. Pablo, onze Chileense gids, gaat mee naar ons hotel om in te checken, en naar het pinnen en geld wisselen. Ik wissel alvast hier ook wat euro’s voor boliviano’s. Voor 100 euro krijg ik 60.000 pesos (Chili) en voor 50 euro krijg ik 400 boliviano’s (Bolivia). Riet en ik kijken nog even rond en drinken een heel lekkere café crème in de chique winkelstraat achter ons hotel. Het valt meteen op dat Chili rijker is dan Peru. Hoewel, vandaag 24 december 2012, lees ik dat Peru een economische groei kent van 6 procent. Let wel: Nederland zit tegen een krimp van ongeveer 1% aan te kijken. Maar de winkels en de uitstraling ervan en het hele straatbeeld is hier veel westerser en rijker dan in Peru. Zo zie je hier nauwelijks straathandel en souvenirverkopers en zo. De prijzen zijn ook vrij ‘Europees’: twee kopjes café crème kosten 2600 pesos, dat is € 4,15. In Kroatië is de cappuccino goedkoper en in de Spaanse Pyreneeën betaalden wij dit voorjaar voor een cafe cortado € 1,45. Ik bedoel maar. Het avondeten (hoofdgerecht en twee kleine flesjes witte wijn) kostte ons € 35 voor twee personen. Dat was in Spanje en in Peru ook goedkoper. 

Om acht uur geeft Diedrik een briefing in de hotelreceptie. Vlakbij Arica zijn de oudste mummies ter wereld gevonden. Je kunt ze bezichtigen in het museum. Ook is er een facultatieve dagexcursie naar Lauca Nationaal Park mogelijk. Voor de mummies is wel enige belangstelling, maar die kun je op eigen gelegenheid bekijken; voor de lange excursie naar Lauca is weinig tot geen belangstelling. Wij gaan in ieder geval niet; je bent de hele dag weer onderweg en pas laat terug en dan moet je aansluitend de nachtbus in. Nee, dank je wel. We willen veel zien en beleven, maar we moeten ook een beetje aan onze gesteldheid en gezondheid denken. Het programma is al redelijk intensief. Nee, wij gaan morgen lekker met z’n tweeën wandelen in de buurt. Pas tegen negenen gaan we (samen met de groep) eten in de buurt. Om kwart voor twaalf zit ik nog wat aantekeningen bij te houden. Hoewel we vandaag niet veel gedaan hebben, zijn we toch moe. Morgen gelukkig eens een dag ‘vrij’. 




 Beelden vanuit de rijdende bus genomen, van het landschap onderweg door de Atacamawoestijn van Arequipa naar het Chileense Arica. Het witte spul is vulkaanas van een eerdere uitbarsting. 

 

 

 

 

 

  ons hotel in Arica, Chili

 

 

 

 


 

 

 

 KAART

Dag 9 Arica 

Dag echt vakantie in Arica 

Ik heb al eerder het verschil tussen vakantie en reizen uitgelegd. Nou, dit wordt dan de eerste echte vakantiedag. Heerlijk uitslapen tot een uur of acht, lekker rustig ontbijten. Dan de koffers buiten de kamer bij de receptie. Om kwart voor elf lopen we het roze hotel uit met een kaartje van de omgeving dat ik thuis al van google.maps had uitgeprint. Het werkt goed, we vinden eerst de weg naar het kerkje van ingenieur Gustav Eiffel, dat we gisteren al even zagen. Nu (vandaag is het zondag) is er een dienst en we lopen even binnen om achterin even iets van de dienst mee te krijgen. De kerk is wel als werk van Eiffel te herkennen door de dakconstructie en de rozetten van gietijzer. We lopen tegen de kust aan en gaan linksaf naar de pier. Er is een klein schiereilandje waar een soort pier naartoe loopt. Daar kun je tussen de stenen mooie kleurige zeesterren zien en andere zeedieren/planten. Er lopen vogels die helemaal niet schuw zijn en er liggen allerhande schelpen. Dat vinden wij leuk, zo wat struinen tussen de stenen langs de oceaanrand. Er zijn ook Peruanen die het wat professioneler aanpakken. We ontmoeten een man die naar een soort oesters zoekt. Hij laat er ons een paar zien. Lekker, zegt hij. Ik laat hem mijn papiertje lezen waar in het Spaans op staat dat ik geen schelpdieren mag eten omdat ik er allergisch voor ben. Hij snapt het. Jammer, gebaart hij. Het is een aardige man; later in de middag zitten wij aan de boulevard en dan fietst hij voorbij en roept en zwaait naar ons. 

Ceviche met amarillo

Wij kijken naar de lange hoge golven van de Stille Oceaan, die kennelijk heel geschikt zijn om op te surfen. We zien diverse mensen hele toeren uithalen. Soms verdwijnen ze een hele tijd onder zo’n grote golf. We brengen er een hele tijd door, totdat we trek krijgen. We lopen terug en een eindje verder langs de kust; daar zien we een restaurant met een mooi terras aan de oceaan. Het heet ‘Mister Buey’. Het is er heerlijk zitten. Ik bestel een ceviche-schotel. Lamina de pascados de dia staat er op het menu: rauwe witvis, gesneden in flinterdunne plakjes, in een gele saus die ze hier amarillo noemen. Amarillo schijnt een soort van gele pepers te zijn. Op Cookandbemerry.com staan recepten. Het smaakt heel apart en aangenaam. Erbij drink ik een ... Heineken. Ach ja, waarom niet? En als toetje een paar heerlijke café-crema’s. We zitten nog een hele tijd te genieten op het terras bijna boven het water. Dit is vakantie!

Zeeleeuwen en brutale pelikanen

Maar we willen nog meer zien en doen. We wandelen terug naar het stadje langs de berg, waar grote roofvogels zitten en langs ons scheren. De haven is een eindje verderop. Vroeger werd het zilver dat in Bolivia gevonden werd, hier in Arica verscheept. Nu is er niet veel activiteit meer in de haven, zo lijkt mij, maar visserij is er nog wel. Vandaag zondag niet, maar de pelikanen en zeeleeuwen storen zich daar niet aan. Vooral de pelikanen zijn hondsbrutaal. Ze zitten werkelijk overal, tot op een bankje dat er staat voor de bezoekers. Ze zijn ook totaal niet schuw en blijven tot op een meter afstand van je zitten. De zeeleeuwen hangen wat rond op de rotsen. Een man laat ons zien dat we door een poortje nog wat verder het haventerrein op kunnen. Voor onze lol gaat iemand een emmer visjes in het water gooien. Dat geeft me een reuring! De zeeleeuwen vechten er onderling om en de pelikanen gaan er vandoor met wat de zeeleeuwen missen. De grote vogels scheren vlak over je hoofd. Gelukkig poept er geen een boven ons want dan ben je toch niet gelukkig lijkt me. We hangen hier een hele tijd rond; er is zoveel te kijken en te fotograferen. Langzamerhand lopen we dan terug naar het centrum. Daar vinden we in de winkelstraat op diverse banken en terrasjes diverse leden van de groep. 

 

 

 




 

 

 kerk in Arica, ontworpen door de Franse ing. Eiffel

 met gietijzeren constructies

 

 op de pier van Arica

  

 lunch aan de oceaan: ik heb ceviche a al amarillo

haven van Arica

 pelikanen

 en zeerobben

  brutale pelikanen

 

Nu nog een vissershaven; vroeger werd al het zilver uit Bolivia naar hier per spoor vervoerd en van hier verscheept. 

 vechten om vis

 niet bang...

antieke stoomloc 

 winkelstraat Arica

 

 


 

Nachtbus naar Calama en San Pedro de Atacama

We halen wat yoghurt uit de supermarkt en water en bananen. Daarmee doen we onze maaltijd, daaraan hebben we genoeg want de ceviche is nog niet verteerd. We bestellen vruchtensap (maracuja = passievrucht) op een terras. We krijgen elk een pul waar wel drie grote glazen vol in zitten. Nou, nu kunnen we er wel weer tegen. We gaan nog even bij een drogist een zonnecrème kopen, factor 50. Ik ben al weer een beetje verbrand, en de woestijn en het zoutmeer komen nog, dus we moeten nu wel wat inslaan. In het hotel wachten we in de ruimte achter de receptie tot de taxi’s komen die ons met onze reistassen naar het busstation brengen. Dan stappen we in de nachtbus die ons naar Calama zal brengen. ‘Een comfortabele bus’, staat er in de gegevens van Koning Aap. Ja, de bus op zich is wel comfortabel, maar de reis ermee nou niet echt! 

Ook deze chauffeur vindt namelijk dat de ventilatie wel uit kan als hij rijdt. Het wordt dan ook snel warm en vochtig in de bus. Het vocht condenseert tegen de koude ruiten want buiten is het echt koud. Dat merken we als we bij de laatste controle de bus uit moeten. Er is hier een belastingvrije zone. Dat schijnt te maken te hebben met een vroegere oorlog met Bolivia, dat nu geen toegang meer tot zee heeft. Als compensatie zijn er deze taxfree zones, maar als een bus zo’n ‘grens’ passeert, kan het zijn dat iedereen de bus uit moet en dat alle bagage gescand moet worden. Het is een openbare bus, dus er reizen ook inlandse mensen mee. Ik begrijp dat het niet altijd hoeft, zo’n controle, maar nu dus wel. Al naar de hoed van de douanemensen staat, denk ik. En dan merken we hoe koud het is buiten! Ondanks het fleece jack sta ik te rillen. Daar staan we dan: in het holst van de nacht in the middle of nowhere te sjouwen met onze reistassen. Na de scan mag de chauffeur ze weer inladen. Ik probeer uit balorigheid of ze zullen merken dat ik mijn fototas gewoon bij me houd. Geen haan die ernaar kraait. Zit er wel iemand achter dat scanapparaat, vraag ik mij af. Het maakt een zeer willekeurige en zinloze indruk op mij, deze hele exercitie. Na een half uur, drie kwartier mogen we de bus weer in. Hiep hoi. Nu komt er dus van slapen helemaal niks meer. 

Als het licht wordt zie ik dat we door de woestijn rijden. Op een gegeven moment bereiken we het eindpunt van de bus, Calama. Daar op het busstation moeten we er dus uit, en moeten we wachten op een openbare bus naar San Pedro de Atacama. Staan we daar om zeven uur ’s morgens te blauwbekken in de kou. ‘Comfortabel’ is toch anders. Als na een dik uur bekend is met welke bus we verder gaan, mogen we daar alvast naar binnen. Dat is een gewone lijnbus. Er gaan ook Chilenen (en/of Bolivianen?) mee, met grote dozen en pakken bij zich. Bij het begin van het dorp San Pedro stopt de bus. Wij eruit. De chauffeur lost in no time de koffers en reistassen, ze liggen op een hoop bij elkaar in het stoffige zand. Als de bus al weer weg is, blijkt gelukkig wel iedereen zijn tas te hebben maar er is één koffer te veel uitgezet. Diedrik sjouwt hem mee naar de Hostel. Er is straks bij de volgende halte iemand niet blij, denk ik. We moeten nog twee blokken met de bagage zeulen door het stof en over de slechte weg. Gelukkig krijgen we al snel een mooie kamer met een heerlijke douche. Wat knapt een mens daar van op! 

 

 nachtbus naar Calama

 en  die naar San Pedro de Atacama

 net uit de nachtbus gerold

 kaart van de omgeving van San Pedro

 stadje onder de vulkaan

 kerkje van San Pedro

 

 

 

 

 


 

Dag 10: San Pedro de Atacama 

San Pedro en excursie naar de Maanvallei en Death Valley

San Pedro is een typisch woestijnstadje. Stoffig, kleine lage huizen, een paar duizend inwoners en heel veel boetiekjes, internetcafés, winkeltjes met toeristenmeuk, enz. enz. Het valt op dat de gemiddelde toerist hier jong is en internationaal. Veel driekwart broeken en sandalen. We wandelen het stadje door, daar ben je trouwens snel doorheen, en proberen het postkantoor te vinden. Na wat vragen lukt dat. Nergens een bord. We blijken er al eerder vlakbij geweest te zijn. Het ‘postkantoor’ zit achter een slordig, scheef hangend hek met een roestige ketting eraan, dat met enige moeite opengaat. Ervoor ligt een grote hond. De honden die wij op deze reis tegenkomen, en dat zijn er erg veel, voornamelijk straathonden, zijn eigenlijk altijd vriendelijk of lusteloos. Riet is bepaald geen liefhebber van honden om het maar zo te zeggen, maar ze heeft er hier weinig last van. De GGD thuis had ons gewaarschuwd voor honden met rabiës, maar daar lijkt hier nergens sprake van. Goed, we komen op een even slordig erf, maar verder naar achter is een gebouwtje, en warempel, binnen zit een ambtenaar achter een loket en die verkoopt postzegels. 

Hork in de horeca

Buiten is in de buurt een ATM. Het is er druk. Erbij staat een Vlaamse mevrouw die zich beklaagt dat de automaat niet doet wat zij ervan verwacht. Vol verwachting proberen wij het. Ik zal toch nog wat pesos moet scoren want het is hier fors duurder dan ik gedacht had. En dan heb ik de maaltijd in het restaurant aan de oceaan in Arica nog betaald met mijn Visakaart. Ik pin nog 40.000 pesos, en daarvan geef ik de helft al weer uit aan een lunch op het plein. We bestellen bij een uitzonderlijke ‘ober’: het is een opgeschoten joch dat bij onze tafel komt staan en met vragende blik naar ons kijkt. En met zo’n knikje met het hoofd van ‘wat moet je’. Er kan geen woord af. Daar ben ik nooit zo weg van, van zo’n behandeling. Ik ga over op mijn moedertaal en zeg: ‘Fijn dat we wat bij u mogen bestellen.’ De hork draait zich al ongeïnteresseerd om maar die kans geef ik hem niet. Dan toch maar in het Engels. We bestellen twee pizza’s, een sapje voor Riet en een Cristal Cerveza (bier) voor mij en (slappe) café crème na. De spullen worden gebracht door een collega van de hork, die gelukkig meer verstand van ‘t horecavak heeft. Ik vrees dat hier te veel toeristen zijn, Amerikanen vooral. De klandizie is er toch wel, of je je nou horkerig gedraagt of niet. De pizza’s zijn trouwens voortreffelijk. En zo groot dat we aan de helft genoeg hebben. De andere helft pakken we in en nemen we mee. Voor vanavond of zo. 

Dure excursie naar Maanvallei

We moeten ons al haasten om tegen twee uur terug te zijn voor de excursie van vanmiddag: naar de Maanvallei. De Valle de la Luna. Vijfentwintig US dollar p.p. betalen we voor het ritje van, wat zal het zijn, twintig km? En de diensten van een giechelig maar verder wel aardig Engels meisje dat hier kennelijk is blijven hangen en zich nu uitgeeft voor gids. 25 dollar! Koning Aap houdt de prijzen in de catalogus laag, maar hier wordt de winst gemaakt! Zo gaat het trouwens bij de meeste reisorganisaties, is onze indruk. Goed, wij rijden in een stikheet busje naar de maanvallei waar we eerst het kleine museum bezoeken dat erbij hoort. Wat diorama’s en info-borden. Het meisje moet eerst de Spaanse tekst op de borden lezen en vertaalt die dan aarzelend en giechelend om haar eigen gestuntel in het Engels voor ons. Nee dame, ik heb heel wat leerlingen gehad die deze presentatie heel wat beter zouden hebben gedaan. Maar ok, verder heeft ze ons deze middag goed rondgeleid. Ze mag blijven. 

Klauteren door een zoutspelonk

We beginnen met een wandeling van 45 minuten in de intense hitte van de middag. Geen rugzak meenemen was de boodschap, maar wel water. Nou die rugzak daar zouden we inderdaad last van gehad hebben, want er gaat ook een stuk door een soort spelonk, waar we op handen en voeten door moeten en waar je -zonder rugzak- net door past. Gelukkig heb ik een goed zaklantaarntje mee, want het is een stukje aardedonker. Het is wel een heel merkwaardig landschap waar we door lopen. Overal zit zout in en tussen het gesteente. Vroeger werd hier dan ook zout gewonnen. Toen men later de zoutvlakte van Uyuni ging ‘ontginnen’ (nou ontginnen, alleen aan de randen wordt wat zout gewonnen) werd de winning van zout hier onrendabel. En zo werd het reservaat. Er staan de merkwaardigste rotsformaties en het glinsterende zout maakt het extra apart. Zo stel ik me het landschap voor waar de vrouw van Lot in een zoutpilaar veranderde… Het heet de Maanvallei omdat het landschap hier op dat van de maan zou lijken.  Zou kunnen, geen idee. Aan het eind van de wandeling met nogal wat klimmen en klauteren, mogen we dicht tegen een rots gaan staan, in de schaduw gelukkig, en het oor ertegenaan leggen. Soms als we stil zijn, horen we een tik. De rots zet uit en krimpt in door het extreme klimaat, en dat veroorzaakt scheurtjes, de tikken. Hier kun je erosie ook horen naast zien! 

Natuurlijke mummificatie dreigt

We rijden een stukje verder en komen bij het grootste zandduin. Je kunt naar de top wandelen. Ik ga een eindje mee maar het is zo heet en zo droog hier. Er dreigt gevaar voor mummificatie door natuurlijke uitdroging, overleg ik met mezelf en keer op mijn schreden terug. De meesten van de groep zijn wel boven geweest trouwens. Dat ik niet de beste conditie heb van het stel, had ik al wel begrepen. Riet is bij de bus gebleven met een stuk of vier anderen. Op het thermometertje aan mijn rugzak zie ik dat het 35 graden is in de schaduw. We rijden de hele middag rond door het gebied. We stoppen op verschillende plaatsen, zoals bij de ‘drie Maria’s’. Een paar merkwaardige rotsformaties, die met veel fantasie iets van een vrouwenfiguur hebben. Mooier vind ik het ‘Amfitheater’. Je klimt een heuvel op (hijg, hijg) en hebt dan een fantastisch panorama. Dichtbij zie je een brede steile wand als een toneelgordijn en kommen tussen de rotsformaties met blinkend wit zout op de bodem, alsof er sneeuw ligt. Verder weg zien we een keten van vulkanen waaronder de Aguas Calientes (5920 m) en de Licancabur (5916 m). Wij staan hier op de ‘Voor-Andes depressie’ of de Atacama zoutvlakte, en naar het oosten zien we de Altiplano, de hoogvlakte (tot 4700 m) die we gaan bereizen, en daarop en -achter de toppen van de Andes. Aan de andere kant onder andere de Cordillera de la Sal (Salt Mountain Range). Het is een indrukwekkend ruig en zeer afwisselend gebied. En nergens een sprietje of takje groen. Zelfs iets als korstmos op stenen zie ik hier niet of nauwelijks. En toch zoveel afwisseling. Het is een intrigerend landschap. Onaards inderdaad. Zoals op de maan dus. 

Death Valley

Tegen het einde zien we nog de Death Valley, een naam uit Westerns van vroeger. Zo stelde ik me inderdaad Death Valley voor als ik als kind erover las in boeken als Arendsoog: een kurkdroge vallei in vele kleuren met fel zonlicht en harde schaduwen op de wand waar de zon achter verdwijnt. Zo’n dal waar absoluut niets wil groeien en dat je als reiziger naar het leven staat: nergens water, nergens schaduw. Gelukkig wist Witte Veder altijd net op tijd water te vinden. De zon die al naar het westen neigt, zet met haar warme gloed de kleuren nog extra aan. Cari’s broken is ook zo’n gebied. Om de beurt maken we een foto van onze partner die op een uit-stekende rots boven een diepe vallei gaat staan. Diep beneden een nu droge bedding van een rivier. Een busje of jeep is een onbeduidend stipje in dit machtige decor. Laat staan hoe klein en nietig je je als mens hier voelt. 

Na een interessante middag rijden we terug naar het hostel in San Pedro. We hebben een kamer in een laag gebouw aan een soort binnenplaats. Voor de deur hoge en lage cactussen en wat harde groene struiken. We gaan niet met de groep uit eten, maar genieten van onze koude pizzastukken met wat water erbij. Daarna wandelen we nog even het stadje in. 

Horeca in San Pedro voor verbetering vatbaar

In een achteraf erg lawaaiige tent bestellen we twee koffie. De bereiding ervan duurt erg lang. De ene koffie is klaar en staat op de bar koud te worden; aan de andere wordt nog gewerkt? Oorzaak is dat de aandacht van de beide obers helemaal uitgaat naar een stel dat ze kennen en dat kennelijk ruzie heeft of heeft gehad. Na lang wachten krijgen we eindelijk een glas koffie voorgezet. We wilden hier ook nog wat wijn drinken maar we hebben de aardigheid er af en ik ga afrekenen. Voor de rekening komt, grist de jongen de menukaart van onze tafel. Op de nota staat 2500 pesos voor één koffie terwijl ik zeker weet dat op de kaart 1800 stond. Ik vraag de kaart terug en wijs de jongen op het verschil. Hij doet net of hij gek is en verandert het bedrag op de nota zonder woorden. Geen woord van excuus. Ik erger me natuurlijk hevig maar weet het, denk ik, nog redelijk te verbergen. Dat lukt me niet meer als de hork met het teruggeven van de laatste 1000 pesos heel lang talmt. Ja, je denkt toch niet dat ik je nog een tip ga geven wel? Als ik me boos maak komt de laatste 1000 pesos ineens wel. Wegwezen hier! De horeca in dit stadje lijkt volledig verpest door met geld smijtende toeristen die kennelijk alles wel pikken. Nou, ik dus niet. Ik geef overal een ruime fooi in de horeca hier, arm land, laagbetaald personeel, wij rijk, nou ja relatief dan. Met die overwegingen. Maar als ze mij echt proberen een poot uit te trekken hebben ze de verkeerde voor. 

Maar ’t kan ook anders

We wandelen verder door het stadje, dat intussen verlicht wordt door gelig licht van lantaarns. Op het centrale plein komen we langs de tent van de pizza’s van vanmiddag. Je kunt daar mooi zitten maar met de ervaring met de horkerige bediening vanmiddag lopen we verder. Aan de andere kant van het plein is een heel klein zaakje met een piepklein terrasje, waar net vier mensen kunnen zitten en twee stoelen zijn nog vrij. We zitten er heerlijk met uitzicht op het witte kerkje en de bomen van het Plaza. Je kunt hier alleen wat drinken zonder alcohol, maar dat is net de bedoeling. Ze hebben heerlijk vers geperst sap. En de bediening is zoals het hoort. Voor ons spelen kinderen die nog laat op mogen blijven. We genieten van de warme avond en de sfeer op het plein. We blijven zitten tot moeders de spelende kinderen binnen halen. Zo kwam het allemaal toch nog weer goed tussen ons en San Pedro de Atacama. 




 

Moonvalley

 

  

 kruip door, sluip door 

 door de zoutspelonken

  hier omhoog zegt de pijl

 alles wat blinkt is zout

 zandduin

 het "Amphitheater"

 

 wit = zout

 lager staande zon kleurt extra

 Death Valley: extreem droog

 Vulkaan Licancabur

 nietig busje

 Riet overwint zichzelf...

 ons simpele maar goede hotel in San Pedro

 

 

 

 

 


 

 

 

 

 

 

 KAART van de route

Dag 11 Over de Altiplano de Atacama en naar Salar de Uyuni, dag 1

In de Landcruisers; Laguna Blanco, Laguna Verde, Laguna Salada, geysers en Laguna Colorada

Het ontbijt in hostel Katarpe is lekker. De douanepost is net buiten het plaatsje, nog geen vijf minuten rijden. Het gaat er wel weer redelijk vlot, maar al met al duurt het toch wel een uurtje voor iedereen klaar is. Chili uit. Opnieuw papiertjes invullen, stempels laten zetten. De grens zelf is nog een eind verder rijden. Voor we er zijn, stoppen we nog op een punt met een mooi uitzicht op een grote vulkaan. Aan de andere kant van de weg een veld met fel paarse bloemen. De struikjes zijn wat lager maar uit de verte lijkt het qua kleur wel wat op een veld lavendel in de Provence. Al snel daarna verlaten we de asfaltweg en wolkt het stof achter ons op. Bij de grens, herkenbaar aan een laag betonnen gebouwtje waarop met zwarte letters op wit/grijze ondergrond: ‘Migracion Bolivia’. Het dunne golfplaten dak wordt vastgehouden door een laag betonstenen. Onder het toeziend oog van Juan Evo Morales Ayma die ons vanaf een groot portret aan de muur welwillend gadeslaat, zet een ambtenaar weer een mooi stempel. Zijn collega heeft pas door dat ik een foto maak van mijn vrouw voor de balie als we buiten zijn. Dan begint hij te gebaren dat dat niet de bedoeling is. Buiten staat een groot aantal jeeps klaar want er zijn nog een paar bussen. Passagiers van andere bussen zitten hier in de warmte met dikke fleecetruien en zelfs hun hoofden ingepakt. Een fleece hebben wij ook wel aan want hoewel het warm lijkt, de wind is toch fris en daar moet je mee uitkijken, hebben we van Diedrik geleerd. 

Stoere jeeps

Vier van de jeeps zijn voor ons. De bagage moet worden overgepakt uit de bus naar het dak van de jeep. We komen in een zilvergrijze Toyota Landcruiser, een al wat ouder model zonder veel elektronica die toch maar stuk kan gaan. Diedrik steekt een helpende hand toe om de zware reistas op te steken naar de chauffeur die op het dak staat en daar de bagage aanpakt en onder een zeil opstapelt en vastsjort. Stoer gezicht: die jeeps naast elkaar tegen de achtergrond van een hoge paars gekleurde berg. Onze chauffeur is wel een aardige man die goed Spaans spreekt. En Quecha denk ik. Wij geen van beide. Dat is jammer. Als iedereen een plekje gevonden heeft en alle bagage vast zit, gaan we rijden. Riet en ik zitten helemaal achterin. Dat wil zeggen, op de derde rij. Je hebt daar weinig beenruimte en het hotst wel wat meer dan op de andere rijen. En hotsen doet het; de weg is meteen heel slecht en stoffig. De jeeps nemen ruime afstand zodat het stof van de voorganger wat neergedaald is als de volgende komt. Het is niet zo ver naar de eerstvolgende stopplaats: de Laguna Blanca. Het meer ligt op een hoogte van 4350 m en heet het witte meer omdat de hoge concentratie van bepaalde mineralen deze overheersende kleur veroorzaakt. Het meer heeft een oppervlakte van bijna 11 km2. 

We blijven maar foto’s maken

We maken foto’s, wandelen een eind langs het meer en een eind verderop pikken de jeeps ons weer op. Ik kijk mijn ogen intussen uit. Wat een bijzonder landschap. Dat witte meer, met donkere bergen op de achtergrond met daarop nog wat plukken sneeuw. In de verte rijdt een auto over het zandspoor. De auto zie je niet maar de opdwarrelende wolken stof en zand trekken een spoor langs het meer. Ze weerspiegelen in het water. De bergen ook trouwens. Je kunt hier wel blijven foto’s maken. En elke foto is weer anders. Want er zijn ook nog een paar flamingo’s, vlak aan de kant, en die weerspiegelen ook zo fraai in het kalme water. Waar ze hun snavel in het water steken, groeien groene algen en zetten zich zout en andere mineralen af op de oever. Heel kleurrijk en fotogeniek. Als we bijna bij de jeeps zijn, zien we een kudde van zeven vicuña’s in de verte. Als we dichterbij komen, gaan ze in draf en galop. Prachtig gezicht. Vicuña’s zijn het meest rank van de drie kameelachtigen die je hier vaak ziet. Ze hebben ook altijd dezelfde kleuren in hetzelfde patroon: gebroken wit en crème/bruin. Vicuña’s zijn niet te domesticeren en leveren de fijnste en duurste wol. Ze zijn schuw. Alpaca’s zijn al gewoner; wat grover van bouw en zijn worden wel getemd gehouden als ‘huis’dier. De lama is het grootst, heeft ruige wol, kan diverse kleuren en vooral allerlei schakeringen en patronen hebben. We zagen ook pikzwarte lama’s bij voorbeeld. 

Kopergroene lagune

Slechts een paar minuten rijden verder is de Laguna Verde, het groene meer. Hier overheerst koper in de mineralen in het water, wat het meer zijn karakteristieke mosgroene kleur geeft. Ook hier flamingo’s, die bij voorkeur foerageren in zoutmeren. Waar geen enkele andere vogel kan leven, daar gedijt de flamingo. Op de achtergrond de enorme vulkaan Licancabur, net op de grens tussen Chili en Bolivia. Ik moet eerlijk zeggen: van het zoutmeer (waar we overmorgen komen), had ik me nog wel een voorstelling gemaakt die redelijk overeen kwam met wat ik zou zien. Maar wat ik hier zie aan landschappen, met vormen en kleuren, ja kleuren vooral, daarvan heb ik me geen voorstelling kunnen maken. En beschrijven kan ik het ook niet adequaat. Het is zo vervreemdend, zo hallucinerend bijna. Bekijk vooral de (selectie van de) foto’s die we er maakten. 

Dan gaan we een eind verder rijden. Rond de middag gebruiken we de lunch in een gebouw waarin een (soort van) restaurant is gevestigd. We hebben op deze reis een kokkin mee en ook kookspullen en voorraad. In ieder geval is er een gevarieerde koude lunch die goed smaakt. Salades, stokbrood, tonijn, cola, water. Buiten is een warmwaterpoel, de Laguna Salada. Sommigen van de groep zijn erin geweest. Riet was het eerst ook van plan, maar toen ze zag hoe klein het poeltje is en hoe zandig en stoffig het er omheen is, zag ze ervan af. Vanuit de poel stroomt het inderdaad lekker warme water (ik heb even gevoeld) in een beekje af; eromheen zijn allerlei algen en micro-organismen gaan groeien, die van de omgeving een soort kleurdoos maken. De felblauwe lucht weerspiegelt zich in het water en dat maakt het kleurenpalet compleet. 

Dali, Geysers en betoverende Laguna Colorada

Na de lunch, waarvoor rustig de tijd genomen wordt, rijden we weer een flink stuk. De landschappen zijn elk moment weer anders. Van vorm, van kleur. Van uitgestrektheid. Je krijgt een gevoel van tijdloosheid omdat je enerzijds rijdt en rijdt, en anderzijds verandert het landschap voortdurend -maar ook weer niet. Het is alsof een hallucinerende schilder zijn reusachtige palet leeg gesmeerd heeft. Men heeft het ook wel over een Dali-landschap als het over deze woestijn gaat. En terecht, maar dit is nog veel intenser dan een Dali-schilderij. 

Een volgende stop is bij een gebied met vulkaanverschijnselen. Geysers. Eigenlijk zijn het geen geysers want er spuit geen water uit. Er komt uit een paar gaten veel stoom, die stinkt naar zwavel. Uit andere gaten komt onderaards gerommel, weer andere gaten zijn gevuld met loodgrijze modder die zo nu en dan ‘opblurbt’. Fumarolen dus, en mudpots. Ook hier weer veel kleuren, maar anders dan zostraks. Nu meer rose, geel (zwavel), staalgrijs, witte afzetting. Een –zoveelste- bijzondere ervaring vandaag. 

Maar het mooiste moet nog komen. De Laguna Colorada. De naam zegt het al: niet één kleur maar vele kleuren heeft deze grote Laguna. Alle kleuren die we zagen in lagunes zijn hier ook, maar hier zijn ook witte borax-eilandjes en in het water groeiende algen veroorzaken een dominerende rode, roze kleur, soms tegen paars aan. Die kleuren passen heel goed bij de honderden flamingo’s die hier wonen. Ze versmelten bijna met hun omgeving, maar contrasteren toch nog genoeg voor fraaie foto’s. Hier blijf ik echt helemaal maar afdrukken. Dit is zo mooi, zo onwezenlijk, zo onaards bijna. Het schaarse gras op de oevers loopt net aarzelend licht groen-geel uit en dat geeft een wonderlijk contrast met de kleuren van het meer. Ik weet nu al: deze dag zal voor mij het hoogtepunt van deze reis zijn. 

Ook hier zet de jeep ons af en mogen we langs het meer lopen tot waar verderop de jeeps ons weer oppikken. We hadden rustig de tijd, maar ik had hier nog wel langer willen kijken. Beter nog, ik zou willen dat ik hier nog eens in alle rust een paar keer naar terug kon… Ook dit meer ligt op ongeveer 4300 meter hoogte, maar omdat we hier lekker rustig kunnen doen, heb ik hier weinig of geen last van ademnood. Raken we eraan gewend, aan die extreme hoogtes?

Oververhit

Bij een volgend meer stoppen we ook nog even weer. Hier geen extreme kleuren, maar wel mooi voor een paar foto’s want de zon gaat al wat zakken en dus krijg je mooi strijklicht langs de graspollen op de voorgrond en tegenlicht op het water van het meer. Ik maak één opname die bijna grafisch is, in bijna zwart-wit. Heel apart. Een van de jeeps kwam met rare geluiden nog net op de eindstreep bij deze stopplaats, maar starten wil-ie niet meer. De inlandse chauffeurs zijn niet in paniek, in tegendeel. Ze openen de motorkap, pakken een fles water en een spuitbusje met een of ander goedje, en na wat ingrepen in de motorruimte loopt de machine weer. Oververhitte brandstofpomp zei Diedrik geloof ik. Deze auto’s hebben wel wat te lijden. Geen wonder dat verschillende onderdelen niet meer werken. De snelheidsmeter van ‘onze’ jeep, bij voorbeeld. De deuren moet je met een héél harde klap dichttrekken, anders vallen ze onderweg open. Maar de ‘elektrieke ramen’ doen het nog wel, voorin tenminste. 

 

Nu komt er nog een taai stuk. Anderhalf uur aan één stuk rijden in de hotsende jeep. Het is zeer heet, een raam mag niet open van de chauffeur anders komt er zand binnen en uitlaatgas (klopt) maar het is wel een kwelling, dit laatste stuk. Ik zit dwars achterin op het smalle bankje. Elk gat in de weg komt hier extra aan. De passagiers op de tweede bank hebben wel aangeboden dat we eens zullen ruilen, maar wij hebben stoer gezegd dat we vandaag wel achterin blijven zitten. Eigen schuld dus. Maar ik ben erg blij als we op het eindpunt voor vandaag zijn. 

Geen hotel, meer een… onderkomen

Er? Ja, bij de (of het?) ‘Hospedaje’. Villamar zou het ding heten volgens de hotellijst van Koning Aap, maar een naam heeft het ding waar wij aanleggen niet. En een hotel is het ook niet… Er staat een slordig bord met Hospedaje erop. Aan de buitenkant is het net zo’n grauw grijs gebouwtje als waar dit dorp vol mee staat. Een blauwgeverfd metalen hek, zoals bij ons in Drenthe op de boerderij staat voor de stal, met een steen ervoor is de toegangspoort. Je komt op een zanderige binnenplaats, met aan alle kanten lage optrekjes van ruwe betonsteen. Er is geen receptie, er zijn geen sleutels, de kamerdeur kan ook niet op slot. De verdeling van de kamers heeft nogal wat voeten in de aarde. Er is een beperkt aantal kamers met een dubbel bed voor stellen. Na veel heen en weer gepraat besluiten we gewoon maar erlangs te lopen en te kijken welke kamer je past. Zo vinden wij een tweepersoons kamer. Er is zelfs een badkamer, alleen… de douche bevindt zich nog in een rudimentair stadium, met andere woorden, er zijn alleen een paar pijpen (op de tegels gemonteerd) en twee industriekranen eraan, maar geen douchekop. Nou ja. Daarop waren we wel voorbereid. Gelukkig is er wel een werkend toilet met waterspoeling. Dat is wel mooi, want mijn darmwerking is niet meer optimaal, om het maar zo te zeggen. Het wastafeltje heeft –uiteraard- alleen koud water. Wel is er elektriciteit! Ik kan de accu’s van de camera’s opladen. Ach, het is hier wel uit te houden voor een nacht.

Moe

In een gemeenschappelijke ruimte kunnen we een kop thee halen. Heerlijk. Daarna moet ik nog even het dorp in want we hebben weinig water meer en zeker voor morgen niet genoeg. Diedrik loopt even met me mee. Hij moet een paar keer vragen waar een winkeltje is. Een heel klein buurtwinkeltje, aan de buitenkant zou je het niet als zodanig herkennen want er is alleen een deur. Maar ze hebben water. Met een tweeliterfles agua sin gas loop ik terug. Nu heb ik het helemaal gehad. Ik ben opeens zo moe, raak telkens achter adem, elke stap is me eigenlijk te veel. Ik vind de weg nog wel terug door de grijze slecht verlichte straatjes, maar daarmee houdt het ook op. Ik ben blij als ik bij de kamer terug ben. Op de kamer ga ik even plat op bed. Het wordt dan wel beter maar alleen al het opstaan maakt me al weer moe. In de gezamenlijke ruimte (dit doet me denken aan het groepskamperen in de vierde klas van de kweekschool eind jaren zestig) zitten we aan lange tafels en eten we de soep die ik (ik zit aan het eind van de tafels) opgeschept heb uit een grote pan. Het smaakt uitstekend na zo’n dag –en avond. Er is nog een gebraden kippenpoot en nog iets maar ik weet niet meer wat. Rijst denk ik. Respect in ieder geval voor de kokkin die na zo’n dag dit alles nog op tafel weet te toveren met de beperkte middelen die ze heeft. 




 

 

 Licancabur vulkaan

  géén lavendel

 Boliviaans douanekantoor: niet fotograferen beduidt de man! 

 bagage overpakken 

van de bus naar het dak van de jeeps

 onze Toyota's vier keer 4 x 4

Laguna Blanco

 

  onze karavaan

 we waren er echt

 vicuña's 

 vicuña's onder de vulkaan

  tankauto

 flamingo's houden van extreem zout water

 laagvliegers

Laguna Verde

Het groen komt door het aanwezige koper

 

 Dali landschappen noemen ze het

 kleurdozen

Laguna Salada

heetwaterbron waarin je kunt baden

 ramen dicht!

geysers, mudpots en fumarolen

 

 stinkende stoom

 

Laguna Colorada

Misschien wel het mooiste landschap dat ik ooit zag

 

 nog een laguna

 even autopech

  

 ons verblijf; nogal simpel

 hartelijke dorpelingen zingen ons toe

 

  onze niet werkende badkamer

maar we hádden nog een eigen toilet. Dat zou morgen wel anders zijn. 

 

 

 

 

 

 


 

 

 

Dag 12 Over de Altiplano de Atacama en naar Salar de Uyuni, dag 2

Eindeloze woestijn, grillige rotsformaties

 

Zeven uur. Ontbijt met droge broodjes en roerei of jam. Een kop thee erbij. Meer keus is er uiteraard niet in deze verlatenheid. Het Hospedaje staat dan wel in een dorp maar dat is geen dorp zoals we dat in Nederland kennen; voorzieningen zijn hier nauwelijks, afgezien van een paar mini-winkeltjes die spullen in blik en water en cola en zo verkopen. Om acht uur rijden we. We stoppen nog even bij een winkeltje om water in te slaan. Als ik dat gisteravond had geweten, dan was ik niet –hondsmoe als ik was- zelf op zoek gegaan naar water. Maar goed. We hebben water en daar gaat het om. Zonder flessenwater ben je in deze streken nergens. De komende dag zal niet de interessantste zijn van de drie dagen jeeptocht. De dag van gisteren kan nauwelijks overtroffen worden, zo veel mooie en indrukwekkende dingen hebben we toen gezien. Vandaag zal het toch wat ‘gewoner’ zijn. Veel woestijn, maar dan geen woestijn als zandvlakte, maar rotsig, met soms heel bijzonder grillige formaties. Daar stoppen we dan ook bij om foto’s te maken. Rondom het hotel waar we waren, stonden ook al van die terracotta-kleurige, bizar gevormde rotsen. Nu stoppen we al vrij snel na een eindje rijden bij een aantal grote rotsen waaraan de erosie bizarre vormen heeft gegeven. Spleten en gaten op onverklaarbare plaatsen. Warme kleuren, tot bijna oranje. 

Nandoes

Ook komen we nog wel weer langs een lagune met flamingo’s en ook andere vogels. Dat laatste wijst erop dat dit meer niet zo alkalisch is als de meren die we gisteren zagen. Dit is dan ook ‘gewoner’ gekleurd. Maar mooi is het nog steeds. Hier langs de oever wat meer begroeiing van lage soorten, zoals gras. Ook langs de eindeloze zandwegen staat nu soms gras. Geen groen gras zoals wij dat kennen maar dikke pollen geel-groen gras. Soms ook struikjes die in bloei staan, met fijne witte bloemetjes. In zo’n veld stopt de voorste jeep plotseling. Is er wat te zien? Ja, twee nandoes. Dat zijn een soort struisvogels, maar dan kleiner. Ze zijn zo ver weg dat ik zelfs met mijn telezoomlens op 250 mm ze niet scherp in beeld krijg. Een volwassen nandoe wordt tot 20 kg en 120 cm lang. Nog een forse loopvogel, maar de Afrikaanse ‘voëlstruis’ zoals hij in Zuid-Afrika heet, wordt meer dan manshoog en meer dan 100 kg zwaar. 

In de loop van de dag ruilen we van plaats en mag ik op rij twee zitten. Dat zit toch wel een stuk beter. Je hebt hier niet zoveel last van het schokken en kunt je benen tenminste kwijt. Een eind verder stoppen we weer bij zo’n grillige rotsformatie. Er groeien enorme plakken van dat ‘mos’ dat 1 cm per jaar groeit. Keihard mos, en daardoor bestand tegen dit harde klimaat, waar het nu heet is maar ’s nachts sterk afkoelt en waar het ’s winters waarschijnlijk echt koud is. We zien ook weer kuddes lama’s en alpaca’s. Waar die beesten van eten vraag je je af. Trouwens helemaal bij de vicuña’s die we gisteren zagen. Hier groeit nog wel iets groens, maar gisteren was echt nergens een groen sprietje te vinden. We komen ook langs een plaats met een kudde lama’s waar water is, en een soort boerderij. Het gebouw lijkt verlaten, maar dat kan schijn zijn. Boven de boerderij de helblauwe lucht, met allemaal witte strepen in het blauw die vanuit de boerderij lijken te ontspruiten. Bijzonder gezicht en dito foto. 

Lunch tussen de grillige rotsen

De lunch gebruiken we op een aardige locatie bij een meertje, en ook hier weer grillige rotsen. Sommige lijken wel wat op die in de Witte Woestijn in Egypte, merkte mijn dochter later op, en dat klopt wel. Van die paddenstoelachtige vormen. Het meertje is van ‘gewoon’ water. Wel ook hier weer van die geweldige plakken van dat mos. Op een rots ontdek ik ineens een viscacha. Zo’n chincilla-achtig konijn met een eekhoornstaart. Het beestje zit heel stil. Als het zich beweegt schiet het zo snel weg dat ik zijn staart niet kan fotograferen. Plakken cactussen groeien hier ook. Tussen de dichte laag stekels door komen prachtige rode bloemen piepen. Onze kokkin tovert weer een prima maaltijd te voorschijn. Waarschijnlijk heeft ze vanmorgen in alle vroegte al het nodige werk gedaan. Rijst met rode saus en voor ieder drie gehaktballetjes. Lekker!

We komen nog langs een fotostop waar we een werkende vulkaan zien. Er komen  rookwolkjes uit. Het wordt hier wat drukker: tot nu toe zagen we nauwelijks andere toeristen, maar nu staan er zo een stuk of wat andere jeeps en busjes. Ook stoppen we bij een spoorwegovergang bij een militair kampement. De spoorweg schijnt nog te worden gebruikt voor de afvoer van gedolven mineralen. Een zandhoos trekt mijn aandacht. Een flinke hoeveelheid zand wordt in een trechter van rondwervelende lucht omhoog gezogen, ik schat wel tientallen meters hoog. Hoe hoger het komt, hoe meer het uiteenvalt. Tegen half vier zijn we bij ons nieuwe “hotel”. Het lijkt aan de buitenkant nog minder dan het vorige. Het gebouw is rond, ongeveer 2,5 m hoog en gebouwd uit grove stenen. Op het dak liggen blikken golfplaten en stro of zoiets. Er staat een gerafelde Boliviaanse vlag bij de deur. Verder niets, geen bord en zelfs geen toespeling dat dit een hotel is. 

Eén toilet voor twintig personen

Diedrik vraagt of we hier willen overnachten of ergens anders. Ergens anders?! Ik denk niet dat er een alternatief naast de deur zal zijn. En is dat beter? We besluiten om maar hier te blijven. De kamerverdeling gaat op dezelfde manier als gisteren.  Alleen nu is het nog ingewikkelder want drie stellen moeten zich opsplitsen omdat er twee kamers zijn voor drie personen. En een kamer over is er niet. Riet en ik krijgen een kamer met twee eenpersoons bedden. En met een deur naar een toilet die echter op slot zit. Er is geen sleutel van en bovendien, zegt Diedrik, werkt het toilet toch niet, dus is het zinloos. Er blijkt dan één toilet voor de hele groep te zijn, met chauffeurs, kokkin en zo meegerekend toch ruim boven de twintig personen. Eén toilet. En een minuscuul wasbakje met koud water. Vannacht zal blijken dat het water wordt afgesloten ’s nachts, omdat men bang is dat de leiding bevriest. Ik moet nogal een paar keer, vannacht, wegens mijn darmproblemen, en ik ga bijkans over mijn nek als ik het dan al volle toilet zie in het schijnsel van mijn gelukkig meegenomen zaklantaarntje. Nee, Koning Aap, dit kan echt niet. Ik ben helemaal niet gesteld op luxe en vooral in dit soort omgeving stel ik geen hoge eisen, maar één toilet voor twintig man dat niet doorspoelt, dat gaat mij toch wel wat ver. Douchen kun je zo schijnt het, als je betaalt, bij een familielid van de uitbater. Over uitbater gesproken, iets van een receptie is er niet. Er is wel weer een gemeenschappelijke ruimte, in het midden van het ronde gebouw. Er staan wat banken en houtblokken om op te zitten. De opzet van het gebouw is trouwens best leuk. Als dit wat werd afgebouwd en afgewerkt, dan was het zelfs best aardig. 

Onze kamer heeft een krakkemikkig tafeltje van cactushout. Alles is van cactushout, lijkt het. Op de vloer ligt zand. Dat hoort zo, bedoel ik. Niet wat zand, maar een laagje. Zoals ze vroeger ver vóór mijn jeugd in Drenthe ook zand op de vloer hadden. De matras ligt op een gemetselde verhoging. De matras is zacht en doorgelegen, het dikke zware dekbed heeft een overtrek met roze beertjes. Het dak is van aangesmeerd leem, het stro steekt eruit. Ach, kleinigheden. Dat we voor de tweede nacht niet kunnen douchen (we hebben geen zin om daarvoor ergens in het dorp te gaan) vinden we wel jammer. De groep wandelt nog naar mummies of zo. Ik heb genoeg mummies gezien en we gaan even op bed liggen. We leven hier op 3850 meter hoogte en dat is te merken. Wel ga ik nog even naar een winkeltje in het dorpje om een paar flessen water te halen. Het dorp bestaat uit huizen die er net zo grauw en grijs uitzien als ons “hotel”. Overal ligt een dikke laag zand en stof. Riet is vanavond zo op, dat ze het eten overslaat en op bed blijft. Ik breng haar wat broodjes op de kamer. Het eten is trouwens weer prima. 




 

Siloli woestijn

 veel bizarre rotsen vandaag

 

            

 

 

 traag groeiend en keihard mos

 plaats met water

 onze karavaan

 verkeersknooppunt

 

 boerderij 

 paddestoelrotsen

 lunchplek

 

 

 

 lunch

 viscacha 

 werkende vulkaan

 zand wervelstorm 

 ons verblijf, alles cactushout en zout

 hoop dat het niet regent

  

één toiletpot voor twintig mensen                                    en de  "hotel"ingang

 dorp 

 hier staat ons 'hotel'

 

 

 

 


 

 

 

 

 

Dag 13 Over de Salar de Uyuni, dag 3 van het jeepavontuur

Immense zoutvlakte, Inca Huasi met reuzencactussen, Ojos de Salar, Colchani en Uyuni

Ik moest er vannacht dus een paar keer uit wegens mijn diarree, waar ik vooral ’s nachts last van schijn te krijgen. Overdag is het redelijk beheersbaar –gelukkig maar. Wel met de hulp van zo nu en dan een pil loperamide, trouwens. Het was wel een avontuur zo in het donker door een paar gangen met alleen een klein zaklantaarntje. Het is hier nog echt donker! Ze mogen dan het water afsluiten uit angst dat het bevriest, in onze kamer was het vannacht warm. Zo warm dat we twee van de drie dikke dekens eraf hebben gedaan. Het is hier voorjaar, vandaar. Ik heb wel redelijk geslapen maar was wel vaak wakker. R heeft vannacht geloof ik ook eens redelijk geslapen. Het ontbijt bestaat uit een soort chapati (Afrikaans/Keniaans: klein broodje/ pannenkoekje) met een hard ei en thee. Vandaag mag ik voorin zitten naast de chauffeur. We zien weer alpaca’s en vicuña’s in een volstrekte leegte. Dat ik nu voorin zit, is wel mooi om nog eens een foto te kunnen maken vanuit de auto. Op de zoutvlakte is dat leuk. Diverse fotostops, o.a. dus voor vicuña’s. Langzaam gaat het zand over in zout. Een heel merkwaardige sensatie. 

Het zoutmeer van Uyuni 

“Dit zoutmeer is met een oppervlakte van 12.000 km2 de op een na grootste zoutvlakte van de wereld (de grootste zijn die in Botswana). Het bevindt zich in het zuidwesten van Bolivia op een hoogte van 3650 meter op de pampa, op de Antiplano, de hoogvlakte, in de Andes nabij de stad Uyuni. Ongeveer 40.000 jaar geleden was deze vlakte een deel van een reusachtig prehistorisch meer. Toen het meer opdroogde, bleven twee meren over en twee grote zoutvlakten (Salar de Uyuni en Salar de Coipasa). Er wordt geschat dat het meer dan 10 miljard ton zout bevat, waarvan ongeveer 25.000 ton jaarlijks weggehaald wordt. Tijdens de maand november is Salar de Uyuni ook de broedplaats van drie rassen Zuid-Amerikaanse flamingo's, die wij hier echter niet gezien hebben. Salar de Uyuni is ook een belangrijke toeristische trekpleister: er zijn verschillende zogenaamde eilanden (rotspunten die boven de zoutvlakte uitsteken), waaronder het centraal gelegen Isla Inca Huasi met een oppervlakte van ongeveer 2 km² en het Isla del Pescado. Er groeien grote cactussen van de soort Trichocereus pasacana, waarvan de grootste wel 12 meter hoog is. Kolibries overbruggen veertig kilometer om hier honing te komen halen.” (bron: Wikipedia). 

De zoutkorst rust dus op pekelwater. Je kunt er dus ook vrij gemakkelijk een gat in hakken en door dat gat onder de zoutkorst zoeken naar mooie zoutkristallen. Dat hebben wij met de chauffeurs en Diedrik gedaan. Sommigen vonden mooie grote kristallen. Riet heeft ook een handjevol meegenomen. Ze liggen nu in een bakje te glinsteren in de huiskamer. Maar dat is pas ’s middags. 

Inca Huasi, eiland in het zout, met reuzencactussen

Voor de middag rijden we een heel eind over de immense vlakte.  Soms zie je aan de horizon bergen, maar soms ook niets. Dan smelt het felle wit van het zout samen met het aan de horizon vage blauw van de atmosfeer. Het geeft een gevoel van tijdloosheid en het idee dat afstanden niet bestaan. Je kunt een uur rijden zonder dat je merkt dat je opschiet. Hoe de chauffeurs hun richting bepalen? Ik denk dat ze door jarenlange ervaring weten hoe ze moeten rijden. Voor hen zijn er denk ik aan de horizon wel herkenningspunten. Om een uur of half elf komen we aan bij het Isla Inca Huasi, het Huis van de Inca, in de Quecha-taal.  Dit is een koraaleiland (koraalachtig, zeggen sommigen) is eigenlijk de top van een vulkaan. Deze is begroeid met talloze cactussen, kleine en heel hoge tot meer dan tien meter hoog. Omdat het voorjaar wordt, staan ze in bloei of in de knop. Het is een heel merkwaardig gezicht om in die immense witte vlakte zo een eiland te zien opdoemen met bloeiende cactussen daarop. We krijgen anderhalf uur om het eiland te bekijken. Het lijkt zo niet zo hoog, maar als je al op 3600 meter of zo zit, dan is het een hele klim. Althans dat was het voor ons. Wij waren wel ongeveer de langzaamsten van de club. Nu en dan staan we even stil om het uitzicht of de felrode of gele of witte cactusbloemen te bewonderen, en eerlijk gezegd ook om even uit te blazen en op adem te komen. Het is een heel bijzondere wereld waarin we wandelen. Zelfs met de zonnebril en een petje op is de aan alle kanten aanwezige witte vlakte nog oogverblindend. Er zijn heel aparte foto’s te maken. Als we hier een excursie zouden kunnen hebben met de fotowerkgroep waar ik afgelopen jaar bij zat! Dat zou een succes zijn! Boven op het eiland heb je uitzicht naar alle kanten. Ik maak er panoramafoto’s en een filmpje. Dan kunnen we weer naar beneden. Dat gaat een stuk gemakkelijker dan naar boven. We komen langs de oudste en hoogste cactus en die is volgens een bordje dat erbij staat 900 jaar oud. 

Trucfoto’s

Aan het einde van de wandeling staat de lunch klaar op de rand van het eiland. Pasta met saus. We stoppen nog een keer om trucfoto’s te maken. Omdat bijna elke referentie hier ontbreekt doordat er geen details zijn en het zout overloopt in het blauw van de hemel, kun je hier foto’s maken zodat het bij voorbeeld lijkt alsof iemand op het hoofd van de partner staat, of op zijn hand zit. Grappig, maar de dimensies kloppen natuurlijk niet en daarom vind ik het niet zo spannend. Ik maak een paar van zulke foto’s op het toestel van groepsgenoten. Van Riet en mij laat ik een paar foto’s maken terwijl we op het zout zitten. Ook dat zijn eigenlijk vreemde foto’s door het witte decor. Op internet staan trouwens foto’s die hier gemaakt zijn in de regentijd. Dan staat er een dun laagje water op het zout en dat zorgt dan voor spiegelingen waardoor de horizon helemaal niet meer te zien is. Dat zat er dus voor ons niet in. Aan de andere kant ook wel plezierig, want je moet er niet aan denken dat je steeds in pekelwater staat zodra je uitstapt. 

Zoutkristallen en -kegels

Een andere stop is om gaten in het zout te maken en in het gat in het water eronder te zoeken naar kristallen die onder tegen de zoutkorst groeien. De chauffeurs hebben hiervoor een koevoet bij zich. De zoutkorst blijkt helemaal niet zo dik te zijn; ongeveer 25, 30 cm schat ik. Soms nog minder. Toch zakken de jeeps er niet door. Tegen de rand van de zoutvlakte stoppen we bij de Ojos de Salar, de ogen van het zout. Dat zijn vulkanische bronnen. Borrelend water komt uit gaten in de bodem. Daaromheen weer algen en mineralen die zorgen voor verschillende kleuren, maar voornamelijk geel tot oranje. In de verte zien we dan een heleboel witte dingetjes. Ik denk eerst aan gebouwtjes, tenten of zo. Dichterbij komend zien we dat het kegelvormige hopen zout zijn van de zoutwinning die hier plaatsvindt. De kegelvormige hopen staan uit te lekken. Als het zout redelijk droog is, wordt het met de schep op een vrachtauto gegooid. Wat een enorm zwaar werk moet dit zijn. Lichamelijk zwaar, maar ook steeds in het bijtende zout moeten werken in dat felle licht. Ik zie een man bezig met een houweel en twee mensen die zout scheppen. Foto’s maken we alleen met de telelens uit de verte. De foto’s van de zoutkegels zijn heel apart. 

Treinenkerkhof en een warme douche

We verlaten het zout en rijden weer het zand op naar de laatste fotostop: een verplicht nummer voor alle toeristen die hier komen, namelijk het treinenkerkhof van Uyuni. Hier staan locomotieven en wagons en onderdelen die men niet meer verder kon slopen. Al het bruikbare of recyclebare is eraf gehaald. Wat rest is een bizarre verzameling van oud roest. Ik dwaal ertussen rond en maak wat opnamen. Op sommige locomotieven staan niet alleen de obligate graffiti maar ook zinnen als: ‘Asi es la vida’ (zo is het leven) of vrij naar Jac. Kerouac: ‘Le voyage c’est la vie’. Mooi vind ik ook de bekentenis van ene Linda: ‘Amo mi pais Bolivia’. (Ik hou van mijn land Bolivia). Met een paar hartjes erbij getekend. Ochoz. Ik zie een Nederlands meisje dat niet gauw op een oude locomotief spuiten, ook niet als je Bolivia vervangt door Nederland. In het dorp Colchani zien we hoe het zout heel kleinschalig verder wordt verwerkt: gedroogd, vermengd met een kleine hoeveelheid jodium en dan verpakt. Dan zijn we eindelijk bij het hotel. Een echt hotel, met warme douches! Haa! Het Toñito-hotel, heet het. De tourorganisatie waarmee we met de jeeps reisden heet ook zo. Ik neem met een handdruk afscheid van onze chauffeur. Hij heeft ons over heel slechte wegen en karresporen veilig tot hier gebracht. Op de kamer is een van de eerste dingen inderdaad: de warme douche. O, wat knap je daarvan op. Op het hele internet is dit hotel beroemd om zijn pizza’s, dus natuurlijk moeten we dat testen. Nu, ze zijn inderdaad prima. De Amerikaanse eigenaar is er een poosje niet, volgens Diedrik, en nu zegt men dat het wat minder gaat, maar wij zijn tevreden. Door wat aparte kruiden smaakt het net even anders en beter dan een standaard pizza. Ondanks mijn darmproblemen eet ik maar gewoon. Tot nu toe tenminste. De twee pizza’s en twee drankjes kosten 138 boliviano’s. Dat is bijna € 15. Bepaald goedkoop dus. 




 

 

 lama

 vicuña's op de rand van het zoutmeer

 luchtspiegelingen

 rand van Salar de Uyuni

 

  zout!

  zo ver het oog reikt

 plm. 30 cm dikke korst

 

 autospiegel

 

Incahuasi eiland / Het Cactuseiland

Inca Huasi betekent in het Quecha: huis van de Inca. Het cactuseiland wordt vaak onterecht aangeduid als Isla Pescado. Dat eiland met die naam ligt een eind verderop, maar dat is niet dit eiland met de vele cactussen.

 

 

   

 meters hoog

  

prullenbak van cactushout

 eiland in het zout

   

              9 meter hoog

hakken door de zoutkorst voor mooie zoutkristallen

 

  

 

Ojos de Salar

 'Ogen van het zout(meer)'. Zo heten deze vulkanische warmwaterbronnen, zomaar in het zout. We naderen wel het einde van het zoutmeer.

 

 terugblik 

 zoutwinning

 

 zoutwinning

treinenkerkhof van Uyuni

 

 Kerouac geciteerd: de reis is het leven

 

 De bus staat hier voor ons hotel Tonito in Uyuni.
Een hotel met heerlijke douches en pico bello pizza's

 

 

 

 


 

 

 

 

 KAART

Dag 14: Uyuni – Potosí 

Busrit, Pulacayo met trein van Butch Cassidy & the Sundance Kid, wandeling door groene vallei

Met een gepimpte bus (wat weten die Boliviaanse chauffeurs hun bus te ‘versieren’!) rijden we na een lekker uitgebreid ontbijtbuffet door mooie landschappen naar de oude mijnstad Potosí. Minder mooi aan de bus is de rechterachterband, die is vrijwel glad, zie ik. Nou ja, het is goed gegaan… Al snel zijn we bij Pulacayo, een oud mijnstadje, waar een primitief museum is gevestigd, namelijk een terrein waar oude treinen staan geparkeerd. Het lijkt wel wat op het treinenkerkhof van gisteren. Maar hier is er een gids, die van elke loc wat weet te vertellen. Trekker bij uitstek is natuurlijk de trein die in de voor-vorige eeuw werd overvallen door de beroemde of beruchte treinrover Butch Cassidy. 

Treinrovers 

Butch heette eigenlijk Robert LeRoy Parker (1866), en was een beruchte treinrover, bankrover en bendeleider. Door zijn misdaden werd hij gedwongen te vluchten met zijn partner in crime Harry Alonzo Longabaugh, ofwel the Sundance Kid en nog een vriendin van de laatste. Eerst naar Argentinië en toen naar Bolivia. Daar werd hij naar men aanneemt gedood in een shootout in 1908. Hier in Pulacayo staat dus een trein die overvallen is door deze heren. De film over deze treinrovers (Butch Cassidy and the Sundance Kid) dateert uit 1969 en Paul Newman en Robert Redford en Katharine Ross  spelen erin. Het aanstekelijke Raindrops keep fallin’on my head komt uit deze film. Pulacayo is trouwens gezegend met een zilvermijn die de tweede in grootte is van de hele wereld. Het is Unesco erfgoed. Het museum is wel een interessante plek, want er staan een paar technische hoogstandjes zoals de draaischijf waarmee men een loc kon rangeren op een kleine locatie. Helaas staat het hier wel langzaam verder af te takelen. Omdat er hier zoveel zilver te transporteren viel, waren hier al heel vroeg (Europese) locomotieven. Ik ben geen kenner maar er staan een paar héél primitieve. Tegen de middag maken we een mooie ontspannen wandeling door een groen dal in de overigens hete kale omgeving. Langs een kabbelend beekje lopen we. Kom daar eens om in dit gebied, nou hier dus. Aansluitend eten we onze meegebrachte lunchbox hier naast het beekje leeg. Leuke picknick. 

Bruiloft

Tegen half vier zijn we bij het hotel Grand Libertador in de oude mijnstad Potosí. De bus kan niet bij het hotel komen door de smalle straatjes met eenrichtingverkeer, dus moeten we nog anderhalf blok lopen met onze bagage. We krijgen niet een kamer toegewezen, maar een heel appartement. Twee slaapkamers, een badkamer met ligbad en een complete keuken. Daar zouden we zelfs kunnen koken. Wij hebben er niet veel aan maar aan de keukentafel (met zes stoelen!) kan ik lekker zitten schrijven aan mijn aantekeningen. Op zich doe je natuurlijk niet zoveel met de ruimte, maar toch is het wel handig en plezierig. Hoe kleiner de hotelkamer, hoe minder ik me er op mijn gemak voel, lijkt het. We douchen, brengen wat dingen met de bagage op orde en gaan dan een wandeling door het centrum maken. Dicht bij het hotel raken we meteen verzeild in een feest, waarschijnlijk een bruiloft. Op een pleintje is een soort boog opgericht waaraan potten en schalen hangen, zo te zien van zilver! Buiten staan mensen bier te drinken. Als ze ons zien een paar foto’s maken, nodigen ze ons uit om naar binnen te gaan. Daar kunnen we drinken, begrijpen we. Nou, daarvoor is het ons nog wat te vroeg en bovendien wilden we de stad in. We slaan dus beleefd af. Maar leuk is zo’n uitnodiging wel.

Slecht nieuws

Wij moeten op zoek naar een ATM voor het scoren van boliviano’s dus we lopen richting het Plaza, daar zijn ze vast. Dat klopt, maar pas de vierde automaat is bereid mij de gevraagde boliviano’s uit te keren en dan nog niet op mijn pinpas, maar op mijn Visa-kaart. We gaan vieren dat we geld hebben in het knusse café bistro La Plata, aan de Plaza. Ze hebben er heerlijke koffie in allerlei soorten. Buiten is er feest. Er staan opblaastenten en de dreunende muziek is hier binnen goed te horen. Het café trekt kennelijk alleen gringo’s als publiek, lokale mensen zien we er niet. We wandelen nog wat rond in het centrum; het is wel een aardige stad. Het weer is wat donker helaas, maar daardoor is het minder heet. Overal in dit stadje zie je op de achtergrond de grote berg oprijzen. De berg waarin het zilver werd en wordt gevonden (naast andere delfstoffen) en waar we morgen in een mijn naar zullen gaan. 

We gaan terug naar het hotel waar Diedrik een briefing houdt. Er is slecht nieuws: de tweede dag dat we in La Paz zullen zijn, wordt er in Bolivia een volkstelling gehouden. Dat betekent dat niemand die dag op straat mag. Ja, je gelooft je oren niet, maar het is echt zo. In die wereldstad mag dan 24 uur lang zich niemand op straat bevinden. Dat houdt dus in: een lange dag in het hotel. Dat is niet zo mooi, maar het is niet anders. Het internetmagazine Lachispa.eu meldt erover: 

In Bolivia is een avondklok ingesteld voor de eerste volkstelling in elf jaar. Alle Bolivianen worden naar huis gemaand, waar ze geteld worden en bijna vijftig vragen moeten beantwoorden. Bolivianen die woensdag niet thuis zijn voor de volkstelling kunnen een boete tegemoet zien. Het wegverkeer in Bolivia is grotendeels gestremd en de grenzen in het land blijven gesloten. President Evo Morales heeft alle Bolivianen opgeroepen om mee te werken aan de volkstelling. “De volkstelling is er niet voor de overheid, het is er voor de mensen, en met name de toekomstige generatie. Hoe moeten we plannen maken voor toekomstige generaties als we niet weten met hoeveel we zijn”, vraagt Morales zich af.

Volgens schattingen is het inwoneraantal in Bolivia gestegen van 8,3 miljoen in 2001 naar ongeveer elf miljoen nu. Veel inwoners vinden de maatregelen die genomen worden draconisch. Gedurende de hele dag is alcohol verboden in Bolivia.

Nou, dat weten we dan. We gaan met de groep eten, in een nogal rumoerig restaurant, waar ze nog net twee in folie in wijnsaus gesmoorde forellen hebben, waarvan ik er een bestel. Lekker. Riet eet een soort kippenfilet/ schnitzel. Glas goede witte wijn erbij en water. Totaal 140 Bol. (= ruim € 15, voor twee, dus dat is goedkoop!). Gaande de maaltijd wordt het steeds benauwder en lawaaiiger, vinden Riet en ik, en als men dan ook nog gaat zitten roken (dat mag hier nog in horecagelegenheden) moeten wij wegwezen. We gaan met enkele anderen wat eerder weg dan de groep. 




 

Al snel na vertrek zijn we bij het Pulacayo Locomotief Museum. Eigenlijk stond een bezoek ervan niet op het programma, maar de chauffeur stopte er en onze reisbegeleider regelde flexibel een bezoekje aan dit merkwaardige museum. Op de achtergrond de berg waaruit zilver werd (wordt?) gewonnen. Het is zelfs door Unesco beschermd gebied.

  draaischijf

 trein van Butch Cassidy and the Sundance Kid...

  

cactussen onderweg; het is bloeitijd

 groene wandeling; eindelijk groen gras

 

 

 

 


 

Dag 15 Potosí 

Excursie: de mijn in; dwalen door Potosí, klooster en museum van Santa Teresa

’s Ochtends is de excursie naar de zilvermijn. Deze zit volgens ons in het excursiepakket dat wij hebben geboekt, maar dat is niet zo volgens Diedrik. We betalen 2 x US$21.  Potosí, de op 4070 meter hoogst gelegen stad in Bolivia, ontleent haar naam aan de Cerro Rico, de 'rijke berg' waarmee de huidige 140.000 inwoners een haat-liefde relatie hebben. In 1545 ontdekten de Spanjaarden de enorme hoeveelheid zilver in de berg waarmee de 300 jaar lange exploitatie van de mijnwerkers, indíginas en negerslaven, een aanvang nam. Hun barbaarse werkomstandigheden leidden tot de dood van zes miljoen (!) mijnwerkers. Op dit moment werken er nog steeds tienduizenden mijnwerkers in de vele mijncoöperaties. De berg levert nu niet alleen meer zilver maar ook erts van zink e.a. Er rijdt een busje voor met een inlandse vrouwelijke gids erin. Daarmee gaan we naar de mijn in de berg. Een mijn loopt hier dus voornamelijk horizontaal, niet zoals bij ons naar beneden. Maar eerst moeten we voorbereidingen treffen. En dat is niet mis. 

Coca, alcohol en TNT

Eerst gaat de gids met ons naar een winkeltje waar de mijnwerkers hun spullen kopen. Ze moeten namelijk zelf zorgen voor hun cocabladeren en drinken, maar ook voor springstof. In het winkeltje is dat alles te koop, en wij als bezoekers worden geacht wat cadeautjes mee te nemen voor de mijnwerkers. Dus we kopen –op advies van de gids- cocabladeren en limonade. Want vandaag is het zaterdag en wordt er niet veel gewerkt, zegt ze. Goed, wij kopen een en ander. Op internet lees je dat mensen hier ook “dynamiet” kopen. Het is geen dynamiet maar TNT (trinitrotolueen); wij kopen het vandaag niet omdat ze het niet nodig hebben, zegt onze gids. Ze verkopen ook bijna pure alcohol (96 vol.%), die de mijnwerkers gebruiken voor een offer, waarover verderop, en om te verdunnen met andere drank of met water. Ze offeren aan de mijngod El Tio. Ironisch hieraan is dat de Spanjaarden deze ‘god’ hebben bedacht om de mijnwerkers schrik aan te jagen en ze tot harder werken te dwingen, maar de mijnwerkers hebben de ‘god’ als het ware geadopteerd en hem tot de hunne gemaakt. En tot nu wordt in de mijnen een beeld van El Tio vereerd en worden daar offers gebracht, van o.a. cocablaadjes en pure alcohol. El Tio is een soort ‘kruising’tussen Jezus en Pachamama, Moeder Aarde, de hier alom bekende godheid oorspronkelijk van de Inca’s. Diedrik betaalt onze cadeaus uit de kas. Als we klaar zijn, gaan we ons voorbereiden op de ‘binnenaardse’ tocht. In een pand even verderop in de straat gaan we ons verkleden. We krijgen allemaal een soort regenpak met een broek en een jas, en een paar laarzen. Voor we de laarzen aantrekken, steken we de voeten in een plastic zak. Dan de bus in voor de laatste etappe, en bij de mijn krijgen we dan nog een oranje helm opgezet en daarop monteert iemand van de mijn een led-lamp met accu. Buiten staan een paar mijnwerkers te werken aan een nieuw stukje spoor. Eentje komt uit de mijn. De gids knoopt een praatje aan met hem en hij krijgt een fles limonade en een zak cocablaadjes. 

Verstand op nul

Als je ziet door welk gat we naar binnen moeten, krijg je twijfels, tenminste ik wel. Ik denk niet dat in Nederland iemand zo gek was geweest om hierdoor onder de grond te kruipen. Het ziet er namelijk zeer onbetrouwbaar uit in mijn ogen, alsof het elk moment kan instorten, zeg maar. Maar ik zet mijn verstand maar op nul en loop achter de anderen de nauwe mijngang in. Al snel is het zo donker dat ik dankbaar ben voor mijn helmlamp. De gang is ongeveer een meter breed schat ik, en zo hoog dat je er net in kunt lopen, maar vaak hangen er kabels, leidingen en zijn er uitsteeksels, zodat ik mijn helm ook al snel erg dankbaar ben. Ik stoot namelijk diverse keren mijn kop. Op de bodem ligt een smalspoor en vaak staat er tien cm water. De laarzen zijn dus ook niet voor niets. Riet vindt er al snel niet veel meer aan. Ze zou wel terug willen, en er is beloofd dat dat kan, maar ze zet toch door. Knap is dat. We komen bij het beeld van El Tio. Iedereen moet natuurlijk even een foto maken. Het ‘beeld’ is nauwelijks als beeld herkenbaar, maar er liggen inderdaad veel cocablaadjes op en voor. Onderweg heb ik al een klein beeldje in de wand gefotografeerd dat ik toevallig zag. Het had een peuk van een filtersigaret in zijn ‘mond’. 

Duister

Verderop moeten we een stukje echt kruipen op handen en voeten; het gaat er wat omhoog. Hier zijn een soort lieren en takels te zien, waarmee het transport hier gaat. Soms ook is er een diep gat, dat provisorisch is afgeschermd. Dan roept iedereen naar achteren: Pas op, gat! Soms ook: Pas op! Uitsteeksel! Wat me opvalt, is dat we nergens mensen aan het werk zien. De lieren en zo zien er ook uit alsof ze al lang geleden voor het laatst zijn gebruikt. Wat we met onze cadeaus moeten doen, wordt steeds duisterder. Op een gegeven moment laten we ze achter bij de lieren. Maar de gids gaat dan weer met ze slepen. Ik begrijp het niet erg. Volgens mij zou dit wel eens een stuk mijn kunnen zijn dat men als museum gebruikt. Dat is niet erg, maar presenteer het dan ook zo. Ergens ligt één mijnwerker op een hoop zand en stenen en hij krijgt natuurlijk cadeaus. Iemand oppert dat de cadeaus gerecycled worden dus terug gaan naar het winkeltje…Wie weet. Dan is de kring weer rond. 

Goed beeld

Het laatste stuk doen we niet. De gids gaat met een groepje naar beneden en daar schijnt echt gewerkt te worden, een beetje. Mooi toch, als hier de vrije zaterdag ook ingevoerd is? Er is net een explosie geweest. Het stof moet nog neerdalen. Ik heb geen zin en puf meer om nog meer te klauteren en klimmen en me door smalle doorgangen te wurmen. Daarna gaan we weer naar de uitgang. Buiten knipper ik tegen het felle licht. We leveren de lampen in en in het huis kleden we ons om, of liever uit, want de mijn-kleren gingen over de eigen kleren aan. De laarzen leveren we weer in. Die zien er uit! Al met al duurde de excursie drie uur en kostte hij US$ 21. Ja, ja, van dat bedrag ziet de mijnwerker van dienst vrees ik maar heel weinig. Riet is blij dat ze weer boven/ buiten is. Als ze het geweten had, was ze niet meegegaan, zegt ze. Ik wel. Ik vond het wel interessant, want hoewel ik mijn twijfels heb over de authenticiteit van het hele gedoe, geeft het toch denk ik een beeld van hoe de mijnwerkers elders in deze berg hun werk moeten doen. Dat zijn geen omstandigheden om jaloers op te worden. 

Het licht uit doen in klooster van Santa Teresa

Terug in het hotel nemen we een lekkere douche in ons appartement (!) en gaan daarna Potosí in om wat te eten en te drinken. In café bistro La Plata drinken we koffie bij een lekkere sandwich. Dan gaan we dwalen langs straatjes, steegjes, kerken. Het Museum het Casa de la Moneda, volgens Koning Aap ‘met recht het indrukwekkendste museum van Bolivia’ waarin vanaf 1773 de eerste zilveren munten van de Amerika's werden geslagen, willen we gaan bekijken maar dat kan alleen met een gids. En daar hebben wij nu even geen zin in. Dus we dwalen verder en komen bij het Museum en Convento (Klooster) van Santa Teresa. Een heel aardige gidsmevrouw ontvangt ons en laat ons aansluiten bij E en R van onze groep, die hier al waren. Ze is een soort vliegende kiep, ze begeleidt ons –gelukkig- niet constant, maar wijst zalen en deuren en hoe we die zelf achter ons op slot moeten doen –en doe vooral het licht uit, drukt ze ons op het hart. Kijk, zo’n gids vinden wij nog wel leuk. Ze doet alleen rondleidingen in het Spaans en Frans, vandaar dat ze ons maar op ons eigen houtje laat gaan. Nederlands spreekt ze een paar woorden.  Prima. We mogen overal kijken. Het is een mooi museum. Zo zijn er kostbare geborduurde ‘schilderijen’ die Riet erg mooi en bijzonder vindt. Er zijn nogal wat schilderijen van de Cusco-school, met nogal nadrukkelijk lijdende Christussen. Men schiep kennelijk behagen in het zo bloederig mogelijk voorstellen van het lijden van Christus. Het schijnt een van de mooiste kloosters van Bolivia te zijn, met de mooiste kunstschatten. Bijzonder vind ik de refter, de eetzaal waar alles nog bij het oude schijnt te zijn gebleven, met diverse schilderijen, en het grote schilderij van de kruisiging aan de korte kant. De kunstcollectie is mooi gepresenteerd. De keuken is ook prachtig en de kerkzaal. Bijzonder vond ik ook een wafelijzer voor het bakken van hosties, en de zaal met luiken in de vloer waar de overleden nonnen onder werden begraven. We zijn een hele tijd in het klooster, bijna de hele middag. Intussen is het hard gaan regenen en onweren en als wij klaar zijn met ons bezoek regent het nog steeds. We wachten een poosje in de ruimte bij de receptie. Uiteindelijk wordt het (bijna) droog en gaan we erdoor. Riet leent mijn jack. Ze heeft altijd een jack en van die plastic poncho’s bij zich maar nu natuurlijk net niet. Van G en D hebben we een adresje gekregen waar je goed kunt eten, in de buurt van het muntmuseum. Dat zoeken we op. Het is nog vrij vroeg, zeker voor Bolivia, maar er zitten al een paar mensen te eten. Het is een groot, vrij zakelijk ingericht restaurant, met zachte muziek op de achtergrond. Ik bestel (Riet ook) een lomo a la fonca, een biefstuk van de haas van wel tweeënhalf ons met bacon omwikkeld, patatjes, rijst en drie glazen wijn en koffie voor 174 Bol. Dat is ongeveer 19 euro. Voor twee maaltijden! Goed adresje dus. We lopen terug door een nog natte stad, hoewel het nu droog is, naar ons appartement in hotel Grand Libertador. We halen de was op, die ook een schijntje kost: 2 kg wasgoed voor 40 Bol. (= ruim vier euro). Nu ga ik de tas en rugzak reorganiseren, aan de keukentafel de aantekeningen van vandaag maken en dan na een douche lekker slapen. Morgen om zes uur rijden! 




 

 

 bruiloft in Potosí

  feest met een erepoort met pannen 

 pimp my car

 Potosí centrum

 de zilverberg op de achtergrond

 kathedraal Potosí

 bij 't muntmuseum

 stevige deuren

Klooster Santa Teresa

 borduurwerk

    

  binnenplaats museum

    

 eetzaal

 

 men houdt wel van geweld...

 hostie-bakijzer

 hieronder liggen nonnen begraven

 

 

 

Excursie in een mijn van de Cerro Rico in Potosí

 de berg met de mijn

 we krijgen professionele uitrusting aan

 door dit gat gaan we naar binnen

 is't verantwoord??

   

De mijnwerkersgod El Tio met een peuk (offer) en een heleboel verse cocablaadjes als offer

 't ziet er allemaal niet echt state of the art uit

 water op de bodem, uitsteeksels

 buizen, kabels, overal moet je op letten

 

 

 

 

 

 


 

 

 

 

 KAART

Dag 16: Potosí – Sucre

Busreis, zondagmarkt van Tarabuco; Sucre, Plaza de Mayo

We vertrekken op tijd omdat we vandaag ook nog naar de zondagmarkt van Tarabuco willen. Tarabuco is een soort Staphorst van Bolivia, het staat bekend om zijn weefkunst en de authenticiteit van haar bewoners, die nog vaak in uitbundige klederdracht lopen. Net als bij ons in Staphorst zijn ze aan de ene kant trots op hoe ze eruit zien, anderzijds zijn ze niet gek op fotograferende toeristen. Helaas is de bus vanmorgen een half uur te laat. Ik had dus om half vijf vanmorgen nog een half uurtje kunnen doorslapen… Het landschap waar we door rijden is best mooi maar toch heb ik moeite mijn ogen open te houden. Op een plaats waar het landschap echt spectaculair is, stoppen we voor foto’s. Er hangt een grote brug over een rivierbedding die nu nog grotendeels droog is, maar straks in de regentijd vast een kolkende rivier ruimte geeft. We rijden door flinke bergen en de weg slingert er met veel bochten door. Merkwaardig is, dat ik het lang niet zo bemerk als wanneer ik zelf door de bergen rij, al of niet met een caravan achter de auto. Aan de ene kant is dat jammer, maar aan de andere kant is het natuurlijk ook wel lekker gemakkelijk om zo gereden te worden. Van Sucre rijden we dus meteen door naar Tarabuco. Dat is nog ongeveer twee uur rijden. 

Boliviaans Staphorst

We komen er om een uur of elf aan en krijgen tot twee uur voor de markt. We gaan dus het restaurantje eerst voorbij en gaan eerst het dorp verkennen, waar in veel straten kraampjes staan. Dicht bij en om het plein is het meest stoffen en kleding en zo wat er aangeboden wordt, voornamelijk gericht op toeristen, maar verder het dorp in wordt het authentieker. We kijken en kijken en fotograferen. Een beetje ongemerkt natuurlijk. Of met de telelens (250 mm), of vanaf de buik met de lens in groothoekstand op 18 mm. Wat is zo’n reiszoomlens toch handig! Eén keer gaat het bijna fout. Een jochie zit bij zijn pa en eet een papaya; een mooi tafereeltje. Ik gebaar of ik een foto mag maken. Ik begrijp dat het mag, maar als ik afgedrukt heb en weer opsta, staat er een matrone achter mij die geld eist. Dus dat bedoelde de man. Tja, nou ok. Ik geef de vrouw een boliviano, een aardige ‘vergoeding’ toch, maar ze wil er vijf. Ja, kom. Ik gebaar van ‘zie maar dat je het krijgt’ en draai me om. De vrouw ziet zeker in dat ze hier wel tevreden mee mag zijn. Ze glimlacht als een boerin die…

Explosie van kleur

Er is veel te zien. De kruidenvrouwen met hun exotische waar en kleurrijke balen om zich heen. Riet koopt bij een van hen een zakje Amarillo, omdat ik in Chili zulke lekkere ceviche at met saus van dit kruid. De kruidenvrouw heeft –natuurlijk- geen wisselgeld maar geeft een paar kaneelstokjes in plaats daarvan. Tja, zo werkt dat. De afdeling groente en fruit is zoals altijd op dit soort markten een explosie van kleur en vorm. Altijd goed voor mooie foto’s. De vleesafdeling wekt altijd enig afgrijzen bij mij, hoewel ik vleeseter ben. Maar van koeienstaarten met het haar er nog aan krijg ik geen eetlust. In de straten o.a. handelaren met grote zakken cocabladeren, zakken echt van meer dan een meter hoog. Er zijn ook kleden, schoenen, keukenwaren, je kunt het niet bedenken of het is hier te koop. Onze aandacht wordt bij voorbeeld getrokken door grote bruine brokken, zo groot als en in de vorm van een flinke baksteen. Het is ongeraffineerde suiker. In China op een dorpsmarkt zagen we ook zoiets. Hier staan de brokken gewoon op een stukje plastic op de grond. Verwondering wekken ook altijd weer de enorme hoeveelheden chilipepers die te koop zijn, al of niet gedroogd. 

De vrouwen dragen de bekende bolhoeden, maar soms ook heel kleurige en fantasierijke hoofddeksels. Ze dragen het diepzwarte haar in twee lange staarten die eindigen met ingenieuze vlechtwerkjes. 

Tegen kwart voor een gaan we naar het plein, naar het restaurantje om wat te eten. Een groot deel van de groep zit daar al (of nog?). De mevrouw die bedient, doet haar best maar het loopt haar een beetje over de hoge schoenen en het duurt erg lang voor er iets doorkomt. Twee koffie en twee sandwiches met kip, zo moeilijk moet dat toch niet zijn. Als ik later door de zaak naar achter loop voor een baño (wc) krijg ik wat meer begrip voor haar. Als je hier in de ze chaos toch eten moet klaarmaken… Ik hoop maar dat de kip goed verhit is… Eindelijk heb ik een sandwich, 15 minuten later Riet ook. Daardoor blijft er niet zo veel tijd meer over om nog eens de markt op te gaan. We doen het toch nog even. 

Koloniaal hotel en Plaza 25 de Mayo

De bus vertrekt op tijd en tegen half vier zijn we bij het hotel. Hostel Sucre in Sucre. Het is een pracht van een hostel, gevestigd in een 18e-eeuws statig koloniaal pand. Om precies te zijn dateert het pand uit de tweede decade van de 18e eeuw, dus ca. 1715. Prachtig, met die twee binnenplaatsen met zitjes en groen. Witte muren en sierlijke arcaden, zowel op de begane grond als eerste verdieping, trappen, uitbouwsels. Jammer is dat het meisje bij de receptie de zaak niet helemaal onder controle heeft. Eerst krijg ik de sleutel van een kamer die overduidelijk bewoond is! Dan krijg ik een nieuwe sleutel, maar J roept al: dat is onze kamer! De derde sleutel is goed maar de kamer valt wat tegen, ik houd niet van een tweepersoons bed met één ongedeelde matras. Door ingrijpen van Diedrik heb ik snel de vierde sleutel en nu is het helemaal goed: een ruime kamer met enkele bedden, drie zelfs. We kijken uit op de tweede patio. We installeren ons en rusten wat uit. ’t Is niet zo hoog hier, rond de 3000 m denk ik. Riet heeft nog wel last van duizelingen soms. 

Tegen half vijf lopen we naar het centrum naar het Plaza 25 de Mayo. Dat is niet ver. Het hotel ligt wat dat betreft heel goed. Wat een monumentaal plein! Er is veel groen en langs de vier zijden staan witte, statige gebouwen uit de koloniale tijd. Ze zien eruit alsof ze gisteren werden gebouwd. We kijken alvast welke restaurants er zijn. In een koffiebar aan ’t plein drinken we uitstekende koffie. Ik heb ‘mocha’, met een beetje chocola erin. Verstand van lekkere koffie maken hebben ze hier zeker, meer dan in Peru. We zitten een poos op het prachtige plein c.q. park op een bankje te kijken naar wat er langs komt en gebeurt. Dat doen veel mensen hier. De meeste banken zijn altijd bezet. Veel ouders met kinderen vandaag (het is zondag) die zich geweldig vermaken met zwaarden van ballonnen die een slimme verkoper staat te verkopen. Spelende honden ertussen, wat duiven. Wat een prachtige stad is Sucre, vinden we nu al, terwijl we alleen het centrum nog maar gezien hebben. 

Eten met uitzicht op het Plaza

Tegen zevenen gaan we een restaurant zoeken; er zijn er nu meer open dan vanmiddag. We komen uit bij eentje op de eerste verdieping aan het Plaza met fraai uitzicht op… het Plaza. Los Balcones heet het. We zijn net op tijd want als we besteld hebben, komt er een groep Canadezen en Duitsers en is de keuken dus druk. Ik eet een pescado a la plancha, een gegrilde vis, opgediend met wat ze in Beieren ‘Salzkartoffeln’ noemen, gekookte aardappeltjes met zout en peterselie. Erbij is hier ook nog een lekkere salade van de saladebar. Ik neem vooral dingetjes in het zuur en gemarineerde groenten. Riet eet een kippenborst met honing-mosterdsaus. Een glas witte wijn erbij. Ze schenken hier in Bolivia veelal Chileense wijnen, en die zijn uitstekend. Een cafè macchiato/ cortado toe en dat alles voor 178 Bolivianos, waar ik dan 200 van maak want het was allemaal zeer naar wens, zowel de bediening als het eten. Waar eet je voor ruim 21 euro met zijn tweeën zo lekker en zo goedkoop? We dwalen nog even over het nog warme, en zacht verlichte plein, zitten nog even op een bankje en gaan dan naar het hotel. Lange dag vandaag. Morgen een vrije dag, maar we willen met z’n beiden van alles doen. 




  

 onderweg naar Sucre en Tarabuco

Markt in Tarabuco

 jongen met tol

 let op de hoedjes en vlechten

 knoflookeieren

 kruidenvrouwtjes

 wij kochten (gele) amarillo

 

 

 lekker die coca

 verse coca is volop te koop

 schoenmaker

  

 de koeien hadden staarten

 suikerblokken

 pepers

 ijs

 ons fraaie hotel in Sucre

 mooie gebouwen aan het Plaza de Armes

 justitiegebouw

 toren van kerk aan het Plaza

 politiemuziekkorps bij ons hotel in de buurt

 

 

 

 

 

 


 

 

 

 

Dag 17: Sucre

Het klooster La Recoleta, café Mirador, de kathedraal en museum, markt bij Ravelo en het Plaza

De eetzaal van hostel Sucre mag er, net als de rest van het koloniale gebouw, zijn. Het ontbijt stelt niet zo veel voor, maar de omgeving doet ook wat. We gaan wandelen vandaag, op ons eigen houtje. Eerst willen we weten waar toch die muziek vandaan komt die we horen als we op straat komen. Het blijkt dat er een vestiging van de politie een half blok achter ons hotel is en een orkestje van agenten zit in het plantsoen voor het bureau buiten te oefenen. We kijken even, vragen ons af of je hier een foto van mag maken en doen het toch maar. Er kraait geen haan naar. Dan gaan we eerst naar een grote supermarkt om flesjes water te halen en daarna is het al weer tijd voor een lekkere koffie bij Abis Café aan het Plaza. Dan komt de wandeling naar het klooster La Recoleta. Het eerste stuk gaat nog prima. Maar dan begint de straat te hellen en het laatste stuk is ronduit steil. We staan dan ook geregeld stil om even om te draaien en van het uitzicht over de stad te genieten. Dat we dan weer wat op adem komen, is ook mooi natuurlijk. Nu en dan stopt er een taxi naast ons, om zijn diensten aan te bieden maar zo erg is het nou ook weer niet. We komen langs een school, waar we even op de binnenplaats kijken. Kinderen lopen in en uit. Is het net pauze? En als we dan boven komen, opent de nauwe straat zich ineens in een weids plein met aan de andere zijde voor ons het klooster. Rechts is een school, ook al oud kennelijk. Die heet ook La Recoleta.  Aan de andere zijde is de Mirador, een stijlvolle zuilengang. Daar tussen de zuilen heb je een fantastisch uitzicht op de grondwettelijke hoofdstad van Bolivia, Sucre. Een stad overigens van ongeveer 250.000 inwoners die toch een beetje provinciaals aandoet, of liever: heel relaxt. Als ik dit vergelijk met de enorme stad La Paz waar we over een paar dagen zullen komen, dan is dit een heerlijk verblijfsoord en La Paz eigenlijk één stinkende wriemelende chaos. Overigens is de regering al lang vertrokken naar La Paz. In Sucre is alleen nog het Hooggerechtshof. En het is een universiteitsstad, gespecialiseerd in recht. Er zijn ook nogal wat buitenlandse studenten. Wel, daar kan ik me wel wat bij voorstellen. Het lijkt me een leuke stad om te studeren of om les te geven. Maar wat een plaatje: het witte klooster met daarboven de blauwe lucht met witte wolken. 

La Recoleta

Het klooster La Recoleta is in 1601 gesticht door de Franciscanen, en is nu een museum. De kerk erbij dateert pas uit de 19e eeuw, en veel ouder is de enorme boom die achter in de tuin staat, namelijk 1400 jaar. De boom is in 1956 tot nationaal en historisch monument verklaard. Wij betalen een kleinigheid voor de toegang en begrijpen niet dat wij geacht worden met een groep mee te gaan. Sterker, we vragen of we op eigen gelegenheid mogen en het antwoord is bevestigend. Toch komen we onderweg door het complex een paar keer iemand tegen die ons maant bij de groep schoolkinderen aan te sluiten, die voor ons uitgaat. Later snap ik waarom. Het klooster gaat namelijk tussen de middag dicht voor siësta en men is bang dat wij anders veel te lang zullen dralen. En daar zouden we wel eens gelijk in kunnen hebben. Goed, we houden de groep een beetje in de gaten en dat moet ook, want anders komen we voor dichte deuren, zo hebben we gemerkt. De gids van de schooljeugd bekommert zich ook een beetje om ons en loodst ons door alle door haar te openen deuren. Gaat prima.

Relaxte lunch met uitzicht op Sucre

Het klooster heeft verschillende afdelingen en patio’s. De eerste patio is flink begroeid met struiken als hibiscus met prachtige rode en geel-oranje bloemen en sinaasappelbomen. De sinaasappels vallen er al af. Ik zoek er een die nog heel is en eet hem op. Lekker sappig. Gelukkig is er een fonteintje om mijn handen schoon te spoelen. De gang onder de arcades is versierd met hortensia’s in potten. In de kerk bewonderen we onder andere de zetels met veel houtsnijwerk. Zo dwalen we door de vele gangen en zalen, we zien heel wat kunstschatten en zijn pas tegen twaalf uur buiten. Daar zie ik op een bordje dat het klooster eigenlijk al om half twaalf sluit. Op het plein is het nu druk want de school is uit, dus wild rennende en voetballende kinderen. Wij kijken uit over de stad van onder de arcades van de Mirador. We zien beneden een cafeetje met terras. Daar gaan we naartoe, maar eerst nog even kijken bij de kooplui aan het plein. Riet vindt er een leuke tas, gemaakt van geweven stof, die haar Vietnam-tas moet vervangen. Op het terras van café Mirador is nog net plek voor ons. We eten een sandwich en drinken een paar glazen verrukkelijk maracujasap (van de passievrucht). We genieten van de rust, de sfeer, het uitzicht over Sucre en zitten er bijna anderhalf uur. Dan wandelen we terug naar de stad; dat gaat heuvelaf toch wel een stuk gemakkelijker dan de heenweg. We zitten weer een tijdje op het sfeervolle Plaza te kijken naar wat er allemaal langs komt en gebeurt. Tegen dat het open gaat gaan we naar het Museo Eclesiástico, bij de kathedraal, waar men veel goud- en zilversmeedwerk bezit. En schilderijen en beelden. Tussen 1559 tot 1712 verrees aan het Plaza 25 de Mayo de indrukwekkende Catedral Metropolitana. Prachtig in wit en terracotta, net als de rest van de stad. En met de in het oog springende hoektoren van vier verdiepingen. De stad was toen zetel van de Rooms-katholieke kerk in Bolivia. Aan deze hoogtijdagen dankt Sucre zijn fijnzinnige koloniale architectuur. 

De maagd van Guadeloupe en een schilderachtige markt

De kerk is te bereiken door een kapel; in die kapel hangt de beeltenis van de religieuze patrones van Sucre, de Maagd van Guadeloupe. Oorspronkelijk is het geschilderd in 1601, maar de overdaad aan goud, zilver, parels en smaragden is er later aan toegevoegd door dankbare gelovigen. Het maakt de maagd zo kostbaar dat je de ruimte alleen met een gids mag bezoeken. In de kerk mag je wel op je eigen houtje rondkijken. Foto’s van de maagd maken is uit den boze. Het is wel een hoogtepunt van barokke exuberantie. En we hebben daar toch al meer voorbeelden van gezien, want elke kerk in deze landen is een orgie van gouden en zilveren ‘bling bling’, zo noem ik het maar oneerbiedig. Het museum kon mij daarna niet zó bekoren. Naast het goud- en zilverwerk staan er beelden van heiligen die me vanonder een ooglid onderzoekend aankijken. Brr. 

Eten bij Los Balcones aan een kletsnatte Plaza

Van de kathedraal lopen we naar de markt bij Ravelo-Paetonal. Schilderachtig is het natuurlijk weer, die mengeling van groenten, fruit, aardappels in vele soorten, kruiden, drogisterijartikelen, vlees, kaas, ja wat niet al. Over aardappels gesproken: de aardappel komt oorspronkelijk uit de Andes. In de Andes komen 4000 verschillende varianten van de wilde aardappel voor. Ze zijn klein en smaken bitter. Door de indianen worden deze aardappelen echter als voedsel gewaardeerd omdat ze veel zetmeel bevatten en tot op de sneeuwgrens, ongeveer 4000 meter hoog, zijn te verbouwen. In Peru en Bolivia schijnen van de gekweekte aardappel honderden soorten te bestaan. Op de markten zien we in ieder geval veel meer soorten dan bij ons op de markt. 

Dan komen we nog langs de basiliek van Franciscus van Assisi waar we ook nog even kijken, maar dan zit de dag er eigenlijk al weer op. In ons mooie hotel gaan we ons even opfrissen en dan gaan we terug naar het Plaza naar hetzelfde restaurant Los Balcones dat ons gisteren zo uitstekend beviel. Ik bestel er wat ik gisteren al op de kaart zag: een T-bone steak van een halve kg. En natuurlijk weer die fijne saladebar. Vandaag was het mooi weer, niet zo warm (dat is Sucre bekend om, om zijn fijne gematigde klimaat), later werd het wat meer bewolkt. Nu we hier zitten te eten spoelt een flinke regen- en onweersbui het park schoon. Wij zitten droog op ons balkon en zien dat veel jonge mensen ondanks de regen buiten blijven. We eten weer heerlijk en de bediening is voortreffelijk. Riet heeft vandaag de gegrilde vis die ik gisteren zo lekker vond. Inclusief water, wijn en koffie zijn we iets meer kwijt dan gisteren door mijn T-bone, maar het is nog goedkoop. Als je in Nederland al zo’n stuk vlees op de menukaart ziet dan is het vreselijk duur; meer dan wat wij hier voor ons beiden voor de hele maaltijd betaalden. En deze was zo mals en smakelijk! Ja, je kunt hier in Bolivia lekker eten en drinken voor een heel redelijke prijs. We blijven zitten tot de regen voorbij is en over kletsnatte straten wandelen we terug naar ons hostel waar we droog aankomen. 




 

 

 de hellende straat Dalence...

 ...geeft mooi uitzicht

maar doet ook naar adem happen op deze hoogte op de Altiplano 

 

 

 en eindigt op dit plein voor het klooster

 klooster La Recoleta

 

 plein voor het klooster

 Mirador met uitzicht over de stad

 drankje en lunch

 Plaza

 kathedraal 

 binnen 

 markt in Sucre

 kaas

 

 vliegen naar La Paz

 

 

 

 

 

 

 


 KAART

Dag 18: Sucre- La Paz; Vliegend overbruggen we 700 km altiplano; chaotisch La Paz, heksenmarkt, St. Franciscus Kathedraal

We zijn om half acht opgestaan en hebben ontbeten in het hotel. ’t Is –nog steeds- bewolkt en het regent een beetje. Diedrik meldt: de vlucht is door de weersgesteldheid uitgesteld, en om kwart over tien komt er meer informatie. Zorg dan wel dat je klaar bent want dan kan er haast bij zijn, zo is zijn boodschap. Het vliegveld van Sucre ligt tussen de bergen en schijnt moeilijk te zijn om aan te vliegen of te vertrekken. Gisteren bij het klooster zagen we een vliegtuig komen: zo zie je het en zo niet en dan weer wel. Ze vliegen gewoon tussen de bergen door. Merkwaardig gezicht was dat. Het is dus wel goed dat ze het zekere voor het onzekere nemen. Wij hebben dus ineens nog even tijd over. Dan nog maar even een lekkere koffie drinken op het Plaza. Ik neem met een beetje weemoed afscheid van Sucre. Ik vind het een fijne stad. Je kunt je bijna niet voorstellen dat de zoutvlakte van Uyuni en de woestijn nog geen 400 km hier vandaan is. Wat een totaal andere wereld is dit dan. 

Enorme stad La Paz

Om kwart over tien, terug in het hotel, is het laatste bericht dat we om half elf vertrekken. De vlucht gaat door. Een bus brengt ons naar de luchthaven en de formaliteiten gaan vrij vlot, zodat we om 11.40 u in de lucht zijn en om 12.20 u in La Paz. We vliegen met Amaszonas. Ik zit aan het raampje en kan veel zien van de Altiplano, de hoogvlakte, waar we overheen vliegen. ‘Hoog’ is het wel maar ‘vlakte’ niet bepaald. Wat een woest gebied als je het zo van boven ziet. Als we de 700 km tussen Sucre en La Paz over de weg hadden moet doen, waren we dagen onderweg geweest. Nu doen we het in minder dan een uur. De bagage is er ook vlot. Dan volgt een rit van een uurtje naar het hotel. Onderweg stoppen we even en krijgen we een blik op de enorme oppervlakte die de stad bestrijkt. Wat een enorme stad. De bebouwing kruipt al tegen de hellingen op, zo te zien.  La Paz ligt in een kloof, beneden een vlakte, op een hoogte van 3600 meter aan de rivier La Paz. Bovenop de vlakte ligt de stad El Alto met de internationale luchthaven van La Paz, ook El Alto genaamd. La Paz wordt gezien als de hoogst gelegen (hoofd)stad ter wereld. Officieel is Sucre nog steeds de hoofdstad, zoals ik eerder opmerkte. We zullen het nog merken, de komende dagen, dat de stad zo hoog ligt. Trappen lopen in het hotel is uiterst vermoeiend en ook het wandelen in de stad. In het hotel neem ik omhoog altijd de lift; omlaag wil ik nog wel traplopen. Er zijn weinig straten die niet hellen omdat La Paz in een kloof gebouwd is en tegen de heuvels/ bergen opkruipt. Op internet heb ik gelezen dat mensen die hier hun reis beginnen, pas echt problemen kunnen verwachten. Ik las zelfs over iemand bij wie het trommelvlies scheurde. Wíj zijn tenslotte al redelijk aan de grote hoogtes gewend geraakt. Maar het blijft lastig, dat hijgen na wat onschuldige inspanning. 

‘Heksenmarkt’ in La Paz

In het hotel Diamante Azul dat in het centrum ligt, krijgen we een kleine kamer waar we net om de bedden heen kunnen lopen. Meer ruimte is er niet. Het uitzicht is op een zooi-platje, en daaroverheen zien we de stad tegen de hellingen op kruipen. Hier zitten we dus morgen een hele dag opgesloten wegens de volkstelling. Nou ja, je kunt niet altijd een heel appartement hebben! We gaan met Diedrik mee om even wegwijs te worden in de buurt. Hij brengt ons eerst naar een Italiaanse pizzeria.  De pizza die we krijgen is smakelijk en groot. Er zit erg veel kaas op. Zeer voedzaam dus. ’s Avonds voelen we de pizza nog zitten in de maag en doen we het dus met wat volkoren koeken en fruit. Na de lunch gaan we een eindje mee met de groep, maar al snel gaan we met zijn tweeën onze eigen weg. We kijken wat er allemaal te koop is op de zogenaamde heksenmarkt. Het is niet echt een markt maar een aantal winkels langs de straat Santa Cruz en zijstraatjes. De naam heksenmarkt is vast niet afkomstig van lokalen, want het zijn eigenlijk meer esoterische winketjes. Ze verkopen allerlei spullen om te offeren o.a. aan Pacha Mama, Moeder Aarde, een van de aloude Inca-goden. Het begrip Pacha Mama is hier in de Andes nog zeer levendig. En ik heb de indruk dat het niet alleen voor toeristen nog levendig gehouden wordt. De markt is er natuurlijk om bekend dat je er lama-foetussen kunt kopen. Die worden voor offers gebruikt. Inderdaad staat er in elke winkel wel een mandje met deze gedroogde schepsels. Maar er zijn ook gedroogde zeesterren, en verder veel beeldjes en heel veel producten waarvan ik de zin of waarde niet kan beoordelen. 

Dodge bussen uit de jaren vijftig

Het wandelen in deze stad, zo merken wij al snel, is geen pretje. Er is veel verkeer, voornamelijk bussen en taxi’s en véél van die kleinere passagiersbusjes en vooral de vele bussen die met ronkende motoren tegen de helling op zwoegen, spuiten veel smerige diesellucht in de atmosfeer. Zwarte wolken komen er uit de uitlaat. Je krijgt er binnen de kortste keren een zere keel van. Er rijden heel veel van die bussen. Het zijn zeer vervuilende voertuigen want ze zijn stuk voor stuk meer dan vijftig, zestig jaar oud. Ze zijn voor het grootste deel van het merk Dodge, een enkele International en een Ford hier en daar. Ze komen dus allemaal uit de USA. Voor liefhebbers van oude voertuigen is het smullen. Ze zien er vaak nog prachtig uit, goed onderhouden, met allerlei opsmuk. In dit klimaat blijft de carrosserie natuurlijk gemakkelijker roestvrij dan dat bij ons zou wezen. Maar motorisch klinken ze ook nog best goed. Ik denk dat ze te vergelijken zijn met de bekende oude Amerikaanse auto’s op Cuba. Voor de wandelaar is La Paz niet aantrekkelijk. De stad is druk, onoverzichtelijk, vervuild en niet mooi zoals Sucre, Potosí of Arequipa in Peru. Eerlijk gezegd vind ik de stad lelijk. Mooie koloniale gebouwen zie ik nauwelijks. Het plein, Plaza de los Heroes, voor de grote Sint Franciscus kathedraal wordt ontsierd door lelijke flatgebouwen op de achtergrond en een oerlelijk winkelcentrum dat gebouwd is aan en om de voetgangersbrug over de drukke vierbaans weg die hier pal langs dit plein en de kathedraal loopt. 

Dwalen door smalle steile straatjes

Het is intussen zachtjes gaan regenen. Riet koopt een paraplu, ik zet mijn capuchon op. Ach, het is niet erg nat maar wel somber weer. De kathedraal is van buiten een bruine stenen kolos en van binnen één en al Barokke protserigheid. Smakeloosheid viert hoogtij, in mijn beleving althans. Foto’s hiervan plaatsen om mijn mening te staven kan niet, want er wordt binnen streng gelet op de handhaving van het fotografeerverbod. We dwalen en zwerven een hele tijd door de smalle soms steile straatjes van de binnenstad. Kijkend bij winkeltjes, daarvan zijn er duizend en meer, foto’s makend, en onze ogen uitkijkend. Het valt niet mee om een aardige gelegenheid te vinden om eens even te pauzeren en wat te drinken. Uiteindelijk gaan we naar binnen bij een zaak op de hoek van de Av. Illampu, een zeer drukke straat, en een zijstraatje. Binnen is het een kale ongezellige boel. Maar we drinken er een groot glas puur versgeperst sinaasappelsap en knappen daarvan op. We kopen wat ansichtkaarten voor wat vrienden in Nederland en gaan dan op zoek naar een Correos, een postkantoor. Na lang dwalen geven we het op en dan, vlak bij ons hotel, zie ik een bord ‘Correos’. Achter in een gangetje is inderdaad een klein kantoortje waar twee dames gezellig zitten te teuten. Ze ontvangen me zeer vriendelijk en bevestigen dat ik hier postzegels kan kopen. Op de kamer schrijven we de kaarten en ik breng ze meteen nog even naar de dames, die er nog net zo zitten als toen ik de zegels kocht. Ze herkennen me en verzekeren me vriendelijk dat de kaarten meteen op de post gaan naar Ollanda. Kijk, dat is nog eens een postkantoor. En dat in zo’n wereldstad. Doodmoe kruip ik ’s avonds onder de veel te zware dekens. Het wordt geen plezierige nacht; de matras en het kussen zijn van slechte kwaliteit. Riet slaapt helemaal slecht. 

 




 

 

 voorsteden van La Paz

 miljoenenstad La Paz

Heksenmarkt van La Paz

 

 lamafoetussen

eentje onder je nieuw te bouwen huis geeft geluk

  

te koop op de heksenmarkt, allerlei offers voor Pacha Mama, moeder aarde

 

 La Paz, stinkende chaotische stad

 

            plein met kathedraal

 prachtige maar stinkende bussen

 antiek Amerikaans, veel Dodge

 hier eten we pizza 

 

 

 

 


 

Dag 19 La Paz / opgesloten wegens volkstelling

Vandaag mogen we dus de deur niet uit. Het traliehek voor de ingang van het hotel blijft demonstratief dicht. Ik krijg een raar gevoel als ik ervoor sta. Mensen die zeggen dat een paar dagen vrijheidsstraf niets voorstellen, hebben volgens mij geen idee waar ze het over hebben. Ik zit in een hotel waar ik één dag niet uit mag en ik voel me al beperkt. Uit jezelf een dag thuis blijven is heel gewoon, maar een dag in een hotel waar je niet uit mag van de overheid op straffe van een flinke boete, dat is echt andere koek. Op internet zoek ik wat informatie over de volkstelling. 

Volkstelling

De Nederlandse Ambassade in Bolivia meldt: Vanwege de volkstelling in Bolivia zal de Nederlandse Ambassade te La Paz op woensdag 21 november gesloten zijn. Bolivia zal dan ook haar landgrenzen sluiten en het vrij verkeer van personen en voertuigen is dan in het hele land verboden. Slechts internationale vluchten zullen doorgang vinden.

Verspers.nl meldt: In Bolivia is het begrip volkstelling nog springlevend. Op woensdag 21 november lag de gehele Boliviaanse economie 24 uur stil voor het tellen van de bevolking. De censos duurde van 00.00 tot 00.00 en duldde gedurende de hele dag niemand behalve de volkstellers op straat. Wie wel dacht zich op straat te kunnen begeven, kon een boete verwachten van 3.000 Bolivianos (omgerekend ca. € 340,-). Niet alleen de geldboete, wat voor de gemiddelde Boliviaan een salaris van twee maanden is, moest er voor zorgen dat de Boliviaanse bevolking haar medewerking verleende aan de telling, ook president Evo Morales riep de bevolking vooraf op hun assistentie te verschaffen aan de meer dan 267.000 volkstellers die censos uitvoerden. Deze enquêteurs hebben bij ieder huishouden een vragenlijst bestaande uit zes hoofdstukken afgenomen. Twee hoofdstukken betreffen de woning, de overige vier beslaan statistieken over de populatie. Volgens het Instituto Nacional de Estadística (het Nationale Instituut voor de Statistiek) zou het beantwoorden van de uit 49 vragen bestaande vragenlijst niet meer dan 30 minuten per gezin in beslag nemen. Ondanks dat kon de klus voor heel Bolivia niet in één dag geklaard zijn. Bolivia kent immers vele afgelegen en moeilijk bereikbare plaatsen, waar kleine gemeenschappen wonen. Daarom zal de censos in de rurale gebieden voortduren tot en met 23 november. Toeristen, vrijwilligers, stagiaires of andere niet-Bolivianen die zich op dit moment in Bolivia begeven, werden ook geacht thuis te blijven. De drukte van de stad werd dus voor één dag worden ingeruild voor de rust, orde en regelmaat van de volkstelling. Uitzonderingen op de regel zijn diplomaten die officiële toestemming hadden aangevraagd om op deze dag te mogen werken. Daarnaast werden reizigers die hun internationale vlucht moesten halen uitgezonderd. In de periode voorafgaand aan de censos hebben zij middels een stapel papierwerk permissie kunnen regelen om naar het vliegveld af te reizen.

Op het dak

Op het dak van ons hotel kun je zitten. Het personeel brengt in de loop van de dag wat meer stoelen en ik zit er zelf ook een tijdje in de zon en later in de schaduw want dan is het te heet. De zon schijnt vandaag weer volop na de sombere dag van gisteren. Als ik over de rand naar beneden kijk, zie ik vreemd lege straten waar een enkele politieman met de handen op de rug de orde bewaart. Ik zie ook een enquêteur met een indrukwekkende map. Tegenover het hotel heeft hij, staande in de deur en half op de stoep, een gesprek met bewoners. Als ik zie hoe in deze chaotische stad alles aan en over elkaar is gebouwd, vraag ik mij af of iedere inwoner wel geteld wordt, of dat überhaupt mogelijk is in één dag… In 2001 waren het er ongeveer een miljoen. Maar met El Alto en andere voorsteden erbij is het bijna 2,5 miljoen. Ik heb zelf in 1971 als dienstplichtig soldaat -en ambtenaar in tijdelijke dienst- meegewerkt aan de laatste volkstelling die er in Nederland gehouden is. Als ik daaraan terug denk, heb ik helemaal mijn twijfels aan de effectiviteit van de inspanningen van vandaag. 

Klagen

Goed, ik heb helaas geen boek bij me, alleen de reisgids, Rough Guides Peru. Op zulke reizen kom in (anders!) toch nooit aan lezen toe. (En een e-reader had ik toen nog niet). Dus lees ik nog maar eens stukken in die reisgids.  Ik dommel wat op bed. Ik heb vandaag wat meer last van mijn darmprobleem. Redelijk beheersbare diarree, daar komt het op neer. Dit hotel verzorgt normaal alleen het ontbijt. De reisleiders van de beide Koning Aap groepen hebben geregeld dat er ook een lunch en een diner wordt verzorgd door het personeel, á raison van 15 US$ p.p. Dat is prima voor elkaar, afgezien van het feit dat de warme lunch niet meer zo warm was, maar daar kun je onder deze omstandigheden niet over klagen. Nee toch? O, jawel hoor. Sommige medereizigers kunnen daar nog heel goed over klagen, zo merkten wij. De lunch is vrij uitgebreid en heel smakelijk. Mals alpacavlees met een sausje. Salade, toetje. Ook het diner ’s avonds is goed. Wij geven het personeel een compliment voor hun inspanningen. Ze hebben hun best gedaan om het ons in deze ook voor hen ongewone situatie naar de zin te maken. 

Maar het was al met al toch een vervelende dag. Ik was blij dat-ie om was. 

  

dag opgesloten in het hotel wegens de volkstelling

 alleen de tellers en politie mogen op straat

 hoe zit dit?

 

  dichte deuren: opgesloten wegens de volkstelling

 

 

 

 

 


 

 

 

Dag 20 La Paz 

Zwerven door La Paz

We hadden vandaag ook nog weer kunnen boeken voor excursies. Naar een Maanvallei en naar de hoogste skipiste ter wereld op 5200 m hoogte. Thuis was ik nog wel van plan om naar dat berggebied te gaan, want alleen de tocht ernaartoe schijnt al adembenemend te zijn, maar ik vrees nu dat het me letterlijk té adem-benemend zal zijn. Ik heb hier op 3650 m in La Paz al moeite. Nee, Riet en ik besluiten om de stad te voet verder te verkennen. We gaan over de voetgangersbrug naar de andere kant van de autoweg. Daar is een stadsdeel dat hier en daar nog wel aardig is. In ieder geval is het straatbeeld op zich boeiend. Naast zakelijk westers geklede mannen zie je hier nog heel veel vrouwen, de cholitas,  met het traditionele net te kleine bolhoedje op het hoofd en hun fraai geborduurde plooirokken (zogenaamde polleras). In een leuk cafeetje drinken we een kop heerlijke koffie en Riet neemt er een stuk bijna zwart chocoladegebak bij. We wandelen (en klimmen) naar het paleis van de president op de Plaza Murillo, een heerlijk rustiek pleintje met spelende kinderen, duiven, schoenenpoetsers en ijs- en pindaverkopers. Er lopen ook dames met een witte hoofddoek als een masker voor hun gezicht en witte handschoentjes die een lekkernij verkopen die eruit ziet als rode gelatinepudding met slagroom. Ons bieden ze het niet aan en dat hebben ze goed ingeschat. 

Zwerven door La Paz

Op het plein is het goed zitten. De duiven zijn een beetje te talrijk. Ze zitten hier echt in drommen. Maar sommige kinderen –en volwassenen trouwens- hebben daar dan wel weer lol in en daarin heb ik dan weer lol. Zo’n jochie dat de duiven voor zich uit jaagt als een schip dat door de golven ploegt, leuk op de foto en film. We kijken binnen in de kerk naast het plein. We eten een lichte lunch in een autovrije straat. Op een pleintje zien we mobiele fotografen; alles wat ze bij zich hebben is een stoel maar hoe ze het foto’s maken verder precies doen, dat is mij ontgaan. Langzamerhand lopen we terug richting hotel. We doen allerlei winkeltjes aan op zoek naar een sieraad dat onze buren graag willen hebben dat we voor ze meenemen. Hoe we ook zoeken, we vinden niet iets wat er op lijkt. Ach, we kijken nog wel verder, zeggen we. Cusco komt ook nog. In een restaurantje in de Linares of daar ergens, dat El Pueblita heet, drinken we gezeten op een piepklein balkon boven de straat met veel toeristen, een lekker groot glas naranja, sinaasappelsap. We kijken ook nog even bij het Coca-museum, maar het vooruitzicht dat we niet veel nieuws zullen zien en veel leeswerk moeten doen, laat ons besluiten niet naar binnen te gaan. Terug in het hotel is het vijf uur. Vanaf vanmorgen half tien hebben we rondgezworven, dus we zijn best moe. Even een uurtje rusten. Het was vandaag fantastisch weer: zon en stapelwolken, ongeveer 25 graden. ’s Avonds gaan we terug naar El Pueblita. De eigenaar ontvangt ons hartelijk. Hij heeft van toeristen en films Engels leren spreken, zegt hij als we hem daarmee complimenteren. Niet veel mensen spreken hier namelijk Engels. We nemen weer een glas pure naranja en ik bestel de trucha (forel) en Riet de lama-filets. Daarvan mag ik mee-eten, want ze heeft er te veel aan en mijn forel was een niet te groot filetje, vandaar. We drinken er een uitstekende Chileense witte wijn bij. Samen 155 Bol. Ik geef de man 180 want we zijn heel tevreden. Het was heel smakelijk allemaal. Hij moet met ons mee naar beneden, de gang met souvenirstalletjes door naar de poort aan de straat om die voor ons te openen, want die moet –om de winkeltjes- na acht uur al dicht. Ik zeg tegen hem dat hem dat vast klanten kost, en dat moet hij helaas beamen. We wensen hem veel succes, een aardige man, die je meer klandizie zou toewensen. Wij waren deze avond zijn enige klanten. 




 

 

 

 

 Plaza Murillo met paleis en kathedraal

 

 

 

 


 

 

 

 

KAART

Dag 21 La Paz – Puno 

Tiwanaku tempelcomplex, via de chaotische grensovergang Bolivia-Peru naar Puno

We rijden om half acht want op voorstel van Diedrik gaan we de busrit van vandaag combineren met een bezoek aan het archeologisch museum van Tiahuanaco of Tiwanaku. We rijden weer boven langs de uitgestrekte stad en zien in de verte de driekoppige besneeuwde vulkaan Illimani. We komen over wat vlakkere gedeelten vandaag, die benut worden voor akker- en landbouw. Maar we zien bij een fotostop ook cactusjes, net boven de grond uitstekend, maar bloeien dat ze doen! 

 

Tiwanaku-cultuur

Na een paar uur rijden zijn we bij de archeologische site van Tiwanaku, een pre-Inca cultuur waarvan de oorsprong ligt aan de zuidoost oevers van het Titicacameer. Op ca. twee uur rijden ten westen van La Paz liggen de opgegraven tempels. Deze cultuur beschikte al over een uitgebreide kennis van de kosmos, wat onder andere blijkt uit de exacte positie van de 'Zonnepoort', de hoofdingang van de tempel. Er zijn ook een paar prachtig bewerkte monolieten van enorme omvang te bezichtigen. De Tiwanaku cultuur duurde van ongeveer 1000 v.Chr. tot 1000 n. Chr. Hij duurde dus veel langer dan de bekende Inca-cultuur. De enige oorzaak van het verschil in bekendheid, omgekeerd evenredig misschien wel aan het belang, is dat de Inca’s te maken kregen met de Spanjaarden die veel van hun cultuur boekstaafden. Van de Tiwanaku’s weten we –relatief- nauwelijks iets. Maar hier is dus een museum gewijd aan deze cultuur. Twee musea wel, zelfs. Het is allemaal nogal groots opgezet, maar in de finesses van de presentatie schiet het dan net tekort. Zo is een deel van de collectie alleen te zien als je tussen twee boardplaten door gluurt. De grote monoliet staat in mysterieus licht en het is alsof het een heiligdom is. Er loopt constant iemand rond die je tot de orde roept als je zelfs maar je camera aanraakt. Valt de steen uit elkaar of zo, als ik er een foto van maak?

Volgepropt

Het tweede museum zit volgepropt met alle ceramiek die men gevonden heeft van deze cultuur. Het doet me denken aan het Egyptisch Museum in Caïro, dat we eens bezochten. Je ziet binnen de kortste keren door de bomen het bos niet meer. De gids staat overal nogal lang bij stil. Veel te lang. Zij weet geen grote lijn te laten zien en vertelt veel details die iedereen buiten al weer vergeten is. Ik wel, tenminste, -laat ik niet voor anderen met een beter geheugen spreken. Ik word doodmoe van het gedrentel langs de vitrines vol potjes en scherven. Eindelijk is het klaar en mogen we naar buiten, de site zelf op. Dat is leuker. Het is een flink complex dat deels is blootgelegd. Maar er moet ook nog heel wat gebeuren. Boven op een heuvel staan een paar stenen rechtop. Diedrik en de gids hebben er verhalen bij dat enkele stenen krachten bezitten of uitstralen. Ook zouden ze magnetisch zijn. Sommige reisgenoten gaan er helemaal in mee en voelen de kracht in hun handen als ze die op de stenen leggen. Tja ja. Een mens wil toch wát geloven, kennelijk. Met alle respect overigens hoor. Er is een soort piramide waar een deel van uitgegraven is. En een paleis met vrij intacte muren, met stenen uitsteeksels waarop hoofden zijn gebeeldhouwd. Ze zijn behoorlijk afgesleten helaas. We zien diverse monolieten en piece de résistance is de ‘Zonnepoort’. Die staat helemaal aan het eind van de wandeling. Als je geen gids bij je had, zou je er niet zoveel bijzonders aan afzien misschien, maar met uitleg erbij zie je heel wat. Ik begrijp dan ook dat het een heel bijzonder stuk is, dat hier zomaar in de buitenlucht staat. Heel wat anders dan de monoliet waar ze een museum omheen gebouwd hebben en waar je geen foto van mag maken! Goed te zien is de afbeelding van Viracocha of Wiraqocha (Quechua voor Vet Meer); hij was de oppergod bij de Inca's. Hij was ook de scheppingsgod die het heelal bezielde door iedereen leven in te blazen. Als een enigszins afstandelijke god liet hij de dagelijkse gang van zaken over aan andere goden zoals Inti en Illapa. Viracocha wordt beschouwd als een mythisch wezen. In Tiwanaku, gelegen nabij het Titicacameer, staan nog steeds enorme beelden die Viracocha voorstellen. Opvallend aan deze markante beelden zijn de grote ogen. In zijn handen draagt hij meestal een afbeelding van de jaguar en van de tweekoppige slang. 

Chaotische grensovergang

We lunchen op het terrein van de archeologische site. We eten veel forel op deze reis, en nu kies ik ook weer voor de forel, boven de kip. Je kon kiezen uit twee gerechten. Ze worden opgediend in buffetvorm. Het smaakt goed. Ik drink er een koud biertje bij. Niet zo goed voor de darmen waarschijnlijk, maar ik merk dat het weinig of niets uitmaakt wat ik eet of drink. Over gaat het toch niet. Ik houd een soort chronische, redelijk beheersbare diarree. Na de lunch stappen we in een hete bus en rijden in anderhalf uur naar de grensovergang Bolivia – Peru bij de grensplaats Desaguadero. Daar moeten we allemaal uitstappen, de grote bagage gaat op een paar bakfietsen die Diedrik ter plaatse chartert en dan moeten we over een brug een paar honderd meter lopen, de grens over, en aan de andere kant wacht dan de Peruaanse bus. Tja, zo gaat dat hier nog. Met één bus door drie landen reizen dat is er echt niet bij. Op dat korte traject is markt. En het is er een chaos. Bakfietsen (zonder rem), met mensen erin of met hoog opgestapelde vracht, lopende mensen, bij elkaar staande keuvelende mensen, marktkraampjes langs de kant, toeristen met rugzakken op, handkarren met grote zware vrachten, vrouwen in fantastische klederdracht met geborduurde rokken aan en bolhoedjes op. En dat krioelt allemaal door elkaar, en daar tussendoor proberen wij onze weg te zoeken en elkaar niet kwijt te raken. Want ergens hier moet je naar binnen want daar is de migratiedienst/ douane gevestigd en moet je stempels in je paspoort halen. En verderop nog eens voor Peru. Er moet natuurlijk weer een nieuw formuliertje voor inklaring ingevuld worden. Al met al kost de grenspassage denk ik wel een uur of anderhalf en terug in Peru moet de klok een uur vooruit. Later op de kamer zal blijken dat ik na de reis van vandaag een zakmes mis en een multi-tool. Ze zaten in een zijvak van mijn reistas. Zo te bereiken inderdaad. Tja, eigen schuld misschien want er zat geen slotje op. Gelukkig waren het geen dure gereedschappen, dus ik heb het ook niet gemeld bij de verzekering thuis. Maar jammer was het wel, want vooral het zakmes hebben we de volgende dagen wel degelijk gemist. 

Hotelmannetje

De laatste paar blokken voor het hotel moeten we lopen met de bagage. De straatjes zijn in Puno niet breed genoeg voor de bus, en er is veel eenrichtingverkeer. Het hotel Casona Plaza Puno is redelijk chic, alleen … de lift doet het vandaag even niet. We zitten op de vijfde verdieping, maar geen nood, een hotelmannetje rent letterlijk met onze beide (!) tassen naar boven. Ik heb al grote moeite met mezelf op deze nog steeds grote hoogte (3850 m) en ik moet hijgend een paar keer stil staan. Riet en ik zoeken vanavond zelf een eetgelegenheid. In de straat bij het Plaza de Armas achteruit zijn diverse eetgelegenheden. Wij kiezen voor La Hacienda. Ze bakken er ook pizza’s in een hout gestookte oven; wij zitten er tegenover dus we zien het hele proces van deegbal tot pizza een aantal keren voor onze neus opvoeren. Wij kiezen voor de …jawel, forel. We hebben het idee dat dat voor onze ontregelde darmen beter is dan lamabiefstuk of ander rood vlees. Gebakken deze keer, met witte wijn, cappuccino en water voor 85 sol in totaal. Dat is ruim € 25. Ook niet duur, voor Peru zeker niet. En het eten is prima. We zijn al tegen negenen terug op de kamer. We voelen ons geen van beiden echt lekker. We hebben dan ook besloten om niet op Diedriks suggestie in te gaan om morgen niet alleen de Uros-eilanden, maar ook Taquile-eiland te bezoeken. Dat laatste was in het begin wel onze insteek, maar het is wel erg lang op de boot heen en terug, en op het eiland zelf is het nogal klimmen, zo’n 500 treden, dus daar zien we ‘om gezondheidsredenen’ van af. 

Die nacht moet ik er een aantal keren uit, ik slaap beroerd, en de volgende dag heeft Riet ook darmproblemen. Die heeft daar anders nooit last van op reis. 

 




 

 

 

 de vulkaan Illimani (Aymara voor "Gouden Arend").  De 6458 meter hoge stratovulkaan die net buiten de Boliviaanse hoofdstad La Paz ligt, is uitgedoofd. Het is de op een na hoogste berg van Bolivia. We stoppen er even apart voor.

 afscheid van La Paz

 in de bergen

Tiwanaku tempelcomplex met musea en opgravingen

Tiwanaku. Minder bekend dan de Incabeschaving maar voor Bolivia veel belangrijker, alleen al omdat deze beschaving ouder is en veel  langer duurde. Er zijn twee musea op het terrein. Eén is voornamelijk gewijd aan dit beeld (hieronder). De foto is een zeer illegale foto. Er stond een man bij die heel spastisch reageerde als je maar een vinger aan je camera had. Valt het beeld uit elkaar of zo als je het fotografeert? Daar ziet het niet naar uit. Andere, net zo belangrijke beelden staan buiten in weer en wind  en die mag je wel afbeelden.

                  

 

bord met de diverse Boliviaanse beschavingen en culturen

Hier zijn de beschavingen in het oude Bolivia met triplex weergegeven in een tijdbalk. Blauw (wat de gids aanwijst) is de Tiwanaku beschaving, en naast het blauw rechts zie je een klein groen stukje en dat is de Inca beschaving. Daarnaast de al weer langere koloniale tijd.  Van de Inca's weten we heel veel: de Spanjaarden hebben veel gedocumenteerd. Van de Tiwanaku's moeten we leren door potten en scherven en mummies, en door de opgravingen van hun tempels hier buiten.

 mensenhoofdjes op de balkeneinden

            balkeneind met kopje

 zonnepoort

   ceremoniële beelden

 Zonnepoort, gehakt uit één stuk

 detail

 chaotische overgang Bolivia naar Peru

 onze tassen op een bakfiets

 links of rechts houden bestaat niet

 fietstaxi's hebben geen rem...

 Indiaanse met bolhoed voor het Titicacameer

 Boliviaanse kant

 Peruaanse kant van de grens

 chaos...

 de oude schicht

 

 

 

 


 

 

 

Dag 22: Puno

Puno, Uros-eilanden, Titicaca-meer, en een middag aan het infuus

Riet is vanochtend zo beroerd dat ze afziet van deelname aan de excursie naar de rieteilanden van de Uros Indianen. Niet alleen heeft ze nauwelijks geslapen, ze heeft ook darmproblemen en is hondsmoe. Ik voel me ook niet geweldig, maar ik wil toch doorzetten. Beneden in de mooie eetzaal kies ik van het relatief rijke ontbijtbuffet twee koppen slappe thee, een toastje, een stuk banaan en werk bovendien twee loperamide capsules naar binnen. Daarmee moet ik toch de excursie kunnen ‘overbruggen’. Natuurlijk betaal ik wel het volle bedrag voor het ontbijt; dat is hier niet inbegrepen.  Diedrik informeert naar Riet en toont zich bezorgd en meelevend. We zijn niet de enigen die zwak en ziekelijk zijn. De vermoeidheid gaat ook meespelen. En niet alleen bij ons denk ik. 

Titicacameer

Buiten worden we opgewacht door een stuk of wat fietstaxi’s die ons door het redelijk drukke verkeer van Puno naar de haven brengen. Ik zit naast E, wiens partner dezelfde problemen heeft als mijn vrouw. In de haven stappen we op een motorboot. We varen tussen het riet door en voorlopig lijkt het als twee druppels water op ’t Wiede bij Giethoorn. Maar dat verandert natuurlijk al snel. Het eerste bouwsel van riet komt in zicht. Het is een voorpost van het drijvende dorp; hier worden de toeristenboten eerlijk verdeeld over de deelnemende ontvangende indianenfamilies. Het is niet ver varen. Ik realiseer me opeens dat ik dit meer al heel lang ken en dat het mijn hele leven al een soort icoon is geweest voor het exotische en onbereikbare. Ik had als kind een plakboek over indianen, Noord- en Zuid-Amerikaanse. De plaatjes kreeg je bij, ik meen Faam Pepermunt, en het album kon je dan bestellen. Voorop stond een prachtige foto van een indiaan met verentooi. Ik zie het nog zo. Helaas is het album onvindbaar; ik weet niet waar het is gebleven na het overlijden van mijn ouders. Ik had praktisch alle plaatjes compleet. En het plaatje met de toelichting van het Titicacameer intrigeerde mij altijd bijzonder. Ten eerste om de naam, maar ook omdat ik eigenlijk nauwelijks kon geloven dat mensen woonden op een eiland van riet. En nu vaar ik hier, op het Titicacameer en stap ik zo rond op zo’n eiland. A dream come true. Na een kwartiertje komen we op wat meer open water en daar kunnen we de rieteilanden zien. We varen nu op het Titicaca-meer en dat is het hoogst bevaarbare meer in de wereld en het grootste van Zuid-Amerika. Het ligt op ongeveer 3825 meter hoogte. Het is 8300 km2 groot, heeft een lengte van 195 km en een breedte van 50 km.  285 meter is het diepste punt. De temperatuur van het water is ongeveer 9 graden. Het komt op je over als fel blauw gekleurd. Onderweg van La Paz hier naartoe reden we er al stukken langs gisteren. 

Totora

De eilanden worden traditioneel gemaakt van dikke lagen riet; de basis van een eiland bestaat uit grote stukken los gehakte wortelstelsels van het totora-riet. Ik neem wat informatie over van peru-planet.net: De hoofdvegetatie in de omgeving van het meer is het Totora riet. Met dit riet worden de eilanden van Uros gebouwd. De Inca’s lieten hen gerust en eeuwen later leven deze mensen nog op hun eilanden. Zij leven van visvangst en recentelijk van de verkoop van souvenirs aan toeristen. Het totora riet is het belangrijkste materiaal dat ze hebben. De eilanden zijn eigenlijk niet drijvend, enkel in het regenseizoen, wanneer het waterniveau stijgt in het ondiepere deel van Titicaca, beginnen sommige eilanden te drijven. Het riet op de bodem rot snel en daarom moet er wekelijks riet bij gelegd worden. De eilanden zijn verankerd, anders zouden ze 's morgens wakker worden aan de Boliviaanse zijde. De huizen, boten, het gereedschap en de souvenirs zijn allemaal gemaakt van hetzelfde riet. Het riet wordt ook gegeten. Ze noemen het de banaan van de eilanden. Het is zeer gezond en goed tegen reuma. Totora is zelfs onderdeel van het menu. De smaak is een beetje zuur - zoet. Enkel het witte deel is eetbaar!

Hier en daar zien we een rietboot varen; het zijn catamarans, geheel van riet vervaardigd. Tegenwoordig gebruiken ze, heb ik gehoord, ook wel kunststof containers die ze omwikkelen met totora. Zowel de eilanden als de boten slijten natuurlijk hard. Het riet verrot aan de onderkant en daarom moeten de eilanden constant opgehoogd worden met een nieuwe laag riet en een boot gaat ongeveer een jaar mee. Het kost drie maanden om een nieuwe te bouwen. Als ik van de motorboot aan ‘land’ stap, voel ik meteen het veren onder mijn voeten. Hoewel de laag riet heel dik is, voel je toch een zekere onstabiliteit. Ook zak je nogal weg in de bovenste verse laag riet. Daardoor moet je lopen alsof je door een dikke sneeuwlaag loopt: voeten flink optillen en ietwat onzeker de volgende stap zetten. 

Uros-indianen

De kleine gemeenschap van enkele vrouwen en een jongeman van rond de twintig heet ons hartelijk welkom. Dit zijn dus Uros indianen. Ze hebben hun eigen taal maar sommige spreken ook wel Spaans. Onze gids vertaalt voor ons. Hij vertelt over het leven op de eilanden. Wij zitten in een kring op een gevlochten ring van totora, nogal ongemakkelijk laag bij de grond, voor mij met mijn pijnlijke knieën althans. De dikke vrouw des ‘huizes’ zit te kauwen op de dikke onderkanten van rietstengels. Ze zijn te vergelijken met asperges, verklaart onze gids. De jongeman heeft allerlei attributen klaargelegd en aan de hand daarvan nemen we het leven op het eiland door. De gids vertelt, de jongen laat de dingen zien of geeft ze aan. De mensen leven voornamelijk van de visvangst. En tegenwoordig van het toerisme, zegt onze gids er heel eerlijk bij. Hij benadrukt het belang van ons bezoek; het stelt de mensen in staat net iets meer aan te schaffen dan zonder inkomsten uit toerisme. Zo hangt er een groot zonnepaneel bij de ene rieten hut. Het staat een beetje vreemd, anachronistisch, als een polshorloge in een film over Cleopatra. Maar de mensen hebben natuurlijk gelijk. Wij vinden dit soort traditionele culturen interessant en mooi om te zien, maar als dit je dagelijkse leven is, dan wil je ook wel eens wat anders en wat meer. Naast vis eten ze ook aardappelen, die ze in kleine hoeveelheden op de eilanden zelf telen, wonderlijk genoeg. En naast de visjes die ze in het meer vangen voor eigen gebruik zien we diverse kwekerijen voor forel. Gewoon een stukje water afscheiden, omheinen met gaas of een net, dagelijks voeren en de beestjes groeien wel. De gids vertelt ook dat als mensen ruzie krijgen met de buren, ze gewoon hun eiland loskappen en dan een eind verderop gaan wonen. Ik hoor bij ons steeds meer architecten en futurologen beweren dat wonen op water ook de oplossing is voor Nederland in de komende eeuw. Omdat het veen inklinkt en het water stijgt, moeten ook wij in de vele polders steeds meer gaan wonen op drijvende ‘eilanden’. Want er zullen veel meer polders onder water moeten dan alleen de Hedwige. 

Drakenboot

’t Is een gemoedelijk plaatje: zoals we hier zitten op het riet en de kleurrijke dames rondom ons. Na de uitleg mogen we rondlopen op het eiland. We mogen binnen kijken in de hut van de dikke mevrouw. Ach, het lijkt sterk op kamperen in een tent. Er is een houten vloer, dat wel. Achter een bos riet staat één zielige flamingo. Die moesten we vooral gaan bekijken; nou laat dat zielige beestje snel los, zou ik zeggen, want flamingo’s zijn groepsdieren. Er liggen wel honderd visjes te drogen op het riet (gelegd in de vorm van een vis, zeker leuk voor de toeristen) en ik zie ook een paar plaatsen waar gekookt wordt. Op wat stenen gloeit een vuurtje. Het brandgevaar schijnt dus mee te vallen. Het bovenste riet is altijd nieuw en hoe dan ook vochtig natuurlijk. Maar ik keek er in eerste instantie even vreemd van op. Er lopen wat kippen. De vrouwen hebben op de bodem wat souvenirs uitgestald. Veelal gemaakt van totora natuurlijk. Veel belangstelling is er niet voor. Als we uitgekeken zijn, stelt Diedrik voor dat we een tochtje met de drakenboot maken. Het zal wat kosten maar hij betaalt uit de pot. OK, dan. We nemen plaats op de bodem op de catamaran. Je kunt ook onder of zelfs op de opbouw zitten. De uiteinden van de drijvers lopen uit in sierlijke koppen, misschien wel drakenkoppen. De drijvers zijn wel meer dan een meter breed en daarin nemen de jongeman en zijn jongere zus plaats. Loom peddelen ze wat door het water en langzaam varen wij enkele honderden meters het meer op en weer terug. In tegenstelling tot wat de groep vindt, (“kinderarbeid” hoor ik zelfs mompelen), lijkt het mij nou niet echt inspannend werk. De jongen en het meisje liggen heerlijk op hun rug en doen nu en dan een paar slagen met de riem. Dan had de man op de fietstaxi vanmorgen het een stuk zwaarder. 

School

Met de motorboot varen we een eindje verder naar het schooleiland. Er staat een gebouwtje waarin zogezegd school wordt gehouden. Vandaag niet want het is zaterdag. Ik kijk even naar binnen, veel dat erop wijst dat er anders wel school is, zie ik niet. Er zijn ook hardnekkige geruchten op internet dat de mensen hier helemaal niet meer wonen op de eilanden; dat dit wat er is puur in stand wordt gehouden voor het toerisme. Ik weet het niet, ik acht het niet uitgesloten. Maar volgens onze gids is er ook iets van een eenvoudige kliniek op een van de eilanden. Zelfs als het waar is dat dit alles in stand wordt gehouden voor het toerisme, wat dan nog? Het is wel een stuk oude cultuur en dus waard om te behouden. Wij hebben toch ook Marken en Volendam en Orvelte? Nou, zoals Volendam is het hier nog lang niet…

Ook hier op dit schooleiland zitten vrouwen die handvaardigheidproducten aanbieden, ook hier te vergeefs. En de forelkwekerijen dus. Je moet nog wel uitkijken waar je loopt, want Diedrik wijst ons een plek waar het riet erg dun is, daar zak je zo weg. Op een gegeven moment hebben we het wel gezien. We varen met de motorboot terug naar de wal waar de bus wacht. Ik koop nog even wat water bij een stalletje. 

Aan het infuus

Diedrik komt op onze kamer kijken hoe het gaat met Riet. Die heeft gerust vanmorgen, maar ziet er nog niet florissant uit. Ze is nog heel moe. We besluiten, ook op aandringen van Diedrik, een dokter te laten komen. Die komt toch voor een ander groepslid. Ik eet wat volkorenkoeken als lunch. Tegen tweeën komt de arts. Hij werkt voor een speciale kliniek voor toeristen, begrijp ik later uit de rekening. Hij spreekt goed Spaans. Gelukkig vertaalt Diedrik die mee is gekomen. De arts onderzoekt Riet; ze heeft wat verhoging, maar het zuurstofgehalte in het bloed is goed. De diagnose is dat ze vochttekort heeft en daardoor oververmoeid is. Er is een keuze. Ze kan drie liter Electrolight drinken of twee uur aan een infuus. Dat laatste lijkt ons het beste. Een uur later komt er een heel aardige vrouw die met veel plichtplegingen een infuus met 5% glucose aanlegt. Ze blijft de hele tijd standby, is de bedoeling. Als de zuster wat kalium toevoegt gaat het mis. R. moet met infuus en al naar het toilet. De diarree is nog niet bepaald over. Het is een hectische bedoening. De zuster lijkt er niet goed raad mee te weten. Ze belt met de kliniek en gaat zelfs een half uur weg voor ruggenspraak. Als de zak met vloeistof leeg is en afgekoppeld wordt, moet Riet overgeven. Weer een verrassing; het is niet leuk meer. De verpleegster gaat weg met de belofte dat vanavond om zes uur iemand pillen zal brengen. Inderdaad komt er iemand pillen brengen. Voor ‘de maag’ en een paar acetazolamidepillen, maar die laatste hebben we zelf voldoende bij ons van de GGD tegen hoogteziekte. Nja. Ik vrees dat dit niet de oplossing is. De man schrijft een rekening uit in sol of US dollars. Ruim 150 dollar. Gelukkig heb ik nog zoveel dollars in voorraad. Maar dan moet ik wel dollars pinnen om de volgende excursie te kunnen betalen, maar dat zien we dan wel weer. Het bedrag heb ik later thuis vlot terug gekregen van onze ziektekostenverzekering. We dineren weer op de kamer met volkorenkoekjes en water met ORS (Oral Rehydration Solution), suikers en zouten die uitdroging door diarree voorkomen. Daarvan heb ik voldoende bij me. Riet vindt het vreselijk vies; ik vind het niet lekker maar drinkbaar. Later in Cusco kopen we Elektrolight, een merkwaardige naam voor een soortgelijke oplossing van suikers en zouten met de smaak van sinaasappel of mandarijn of zoiets. Dat smaakt goed en is heel goed voor je als je diarree hebt. Diedrik heeft er goede ervaringen mee. Je kunt het niet overal kopen, meestal hebben ze het wel bij de apotheek, farmácia. Ik ga nog even de straat op om extra water te kopen. Bij een klein mobiel stalletje waar twee oudere dames bij zitten te keuvelen koop ik twee grote flessen en een kleinere. Ik had drie grote willen hebben, maar ze hebben maar twee. Nou, zo komen we al een eind. Zo gaan we de nacht in. Eerlijk gezegd: dit is de eerste avond dat ik denk: waren we maar thuis. Als het zo blijft, is er niet veel plezier meer aan. Maar morgen gaan we verder, naar onze laatste verblijfplaats: Cusco. En het hoogtepunt van de reis moet nog komen! Machu Picchu...

 




 

  

 met de fietstaxi naar de boot

 

  en met de motorboot naar rieteilanden op het Titicacameer
sommige boten zijn van kunststof, deze gele waarschijnlijk ook. 

Deze is echt gemaakt van totora-riet. Zo'n boot gaat ongeveer een jaar mee en is dan verrot. Het bouwen van een nieuwe duurt enkele maanden.

Goed te zien is dat het eiland van boven van een nieuwe laag groen totora-riet is voorzien. Dat moet regelmatig, omdat  het eiland onderaan slijt  door verrotting. De bodem veert onder je voeten. 

 de Uros-familie verwacht ons

 

 uitleg over de Uros-cultuur

 totora riet

 visjes

 hier ligt de 'dagelijkse' boot

 tochtje op de drakenboot

 

 

 

 

 


 KAART

Dag 23 Puno – Cusco

Kerkje van dorpje Andahuaylillas, pashoogte La Raya

De karavaan trekt verder. Het is vandaag ongeveer 400 km, en acht uur rijden. Om zes uur staan we op. Ik heb niet best geslapen. Vaak eruit naar de wc, vaak wakker. Riet is er beter aan toe dan gisteren, maar het blijft kwakkelen. We ontbijten weer met een toastje, thee en een paar stukjes banaan. Het is een lange busrit vandaag. Eerst de stad Puno uit en dan de drukke stad Juliaca. Op een hoge pas stoppen we voor foto’s. La Raya ligt op 4470 m volgens het ene bord en het andere bord honderd meter verderop houdt het op 4338 m hoogte. Hoog in ieder geval. Mooie panorama’s op de omringende bergen, waarvan sommige een sneeuwdek hebben. Het is hierboven frisjes en zwaarbewolkt. Natuurlijk zijn er weer de onvermijdelijke koopvrouwen met kleurrijke kleding en ander spul. Gelukkig is beneden ook een toilet; ik moet al weer even. Het is er een smerige bende. Om van over te geven eigenlijk, zo vies, maar ja, ik ben al blij dat ik even gelegenheid heb. De loperamide werkt nog niet kennelijk. Of kun je daaraan ook gewend raken? Ik slik het al een paar dagen, zo nu en dan als het nodig is ‘om te functioneren’. Weer een eindje verder stoppen we bij een warmwaterbron, waar lokale mensen lekker in badderen. Erachter is een conus van een paar meter hoog, een kegel van opgeworpen mineralen en opgeloste ‘druip’steen. 

Andahuaylillas

We lunchen in een vrij groot restaurant, waar je volgens Diedrik ook alleen de soep kunt nemen. Ik moet er niet aan denken een hele maaltijd te nemen. Ik neem aan dat ik die soep dan ook van het buffet mag nemen. Dat levert later nogal wat problemen op als de rekening betaald moet worden. Soep alleen had je alleen van de kaart mogen nemen, zeggen sommigen. Maar dat was niet gezegd, tenminste had ik niet begrepen. Nou ja, uiteindelijk komt het allemaal wel goed. De soep valt trouwens niet goed, daar in de ingewanden. Na een moeizame rit en lange zit ben ik blij dat we bij het hotel zijn en dat we naar de wc kunnen. ’t Houdt niet op. Onderweg ben ik ook nog twee keer geweest op de wc bij een kerkje dat we bezochten. Het staat in het pittoreske dorpje met de fraaie naam Andahuaylillas. Het is een leuk plattelandskerkje; van binnen de gebruikelijke uitbundige gouden glittter. De buitenkant vind ik wel smaakvol, maar die staat helaas in de steigers. Achter de palen van de steiger zie ik een naïeve, maar aantrekkelijke beschildering van het portaal, met o.a. engeltjes en heiligen. Achter de kerk is een gebouwtje dat Diedrik mij gewezen heeft; hier is inderdaad een wc -en een mooi schone ook nog. 

Zilver?

Voor de kerk is een plein waar de bussen stoppen (wij zijn niet de enige bezoekers, kennelijk staat dit kerkje bij alle reisorganisaties op het programma) en waar ook weer wat stalletjes zijn met koopwaar. Ze staan onder enorme oeroude bomen. Prachtig!  Riet ziet er zilverwaar. We kijken of hier iets hangt dat min of meer overeenkomt met het sieraad dat de buren graag zouden hebben. Maar nee, het is er niet bij. De verkoopster heeft uiteraard wel allerlei alternatieven en ze is vasthoudend. We bieden een prijs voor een hanger die we eventueel wel zouden willen, maar dat vindt ze toch te laag. Ik zeg: die komt, als we in de bus stappen, nog wel met een nieuw bod. Ze komt, als we in het parkje op een bank zitten, nog weer langs om een nieuw bod van ons maar als we erbij blijven haakt ze af. Kennelijk was het bod toch té laag. Maar dan weten we een beetje wat zo’n hanger waard is. “Mwa”, zegt de vrouw smalend als ik tegen Riet zeg dat we in Cusco nog alle gelegenheid hebben, “in Cusco verkopen ze geen echt zilver, dit is wel echt zilver.” Tja, dat moeten we dan maar geloven. Aan zilvermerkjes doen ze hier niet. Verder stoppen we onderweg nog bij een enorm bouwwerk; een hoge muur bestaande uit drie delen. We wandelen eromheen, maken foto’s. 

Onvindbaar hotel

Het hotel in Cusco, waar we de rest van de tijd in Peru zullen verblijven, behalve de tweedaagse uitstap naar Machu Picchu, heet het Inkarri Hostel. Het staat ongeveer 15 minuten lopen af van het Plaza de Armas en niet zover van de Coricancha tempel. Het straatje ervoor is zo smal dat er net een bus door kan en de stoep is ongeveer 30 cm breed. We gaan hier dus altijd in ganzenpas, en als je iemand tegenkomt, moet je van de stoep af en goed kijken of er niet een auto aan komt. Als je het niet weet, zou je niet zeggen dat hier een hotel is, want er is alleen een onaanzienlijke dichte deur. Na aanbellen gaat die open. De bus moeten we snel verlaten want parkeren kan hier dus niet, hij staat midden op het vrij drukke straatje. 

Navel van de aarde

Cusco telt ongeveer 300.000 inwoners (in 2004). De naam van de stad is afkomstig van het Quechua-woord dat navel (van de aarde) betekent. Cuzco ligt op een hoogte van ongeveer 3360 meter in de Andes. Nog wel aardig hoog dus. We zijn intussen wel wat aan de hoogte gewend, maar blijven last houden van kortademigheid en snel vermoeid zijn. We eten samen met de groep in Café de la Paz, het vredescafé. Het is een sfeervol restaurant en ik eet een malse alpacabiefstuk met een verrukkelijke saus van port en bessen. Een van de betere maaltijden. Echt heel goed klaargemaakt. 

Om halfelf gaan we de nacht in. We zijn die diarree nu wel goed zat. Om er niet steeds weer op terug hoeven te komen, zal ik nu maar alvast verraden dat het pas overging een dag nadat we thuis gekomen waren. Diedrik, die hier al twintig jaar woont en nooit last heeft, zegt dat hij nu ook last heeft. En eigenlijk denken we ook wel eens: als de reis nu door omstandigheden moest eindigen, zouden we dat helemaal geen ramp vinden. We hebben al zó veel gezien en gedaan. Het lijkt of we twee maanden op reis zijn in plaats van goed drie weken. Anderzijds: we moeten het hoogtepunt Machu Picchu nog zien, dus we houden er toch de moed in. 

 

 

 pashoogte op 4330 m

Iedereen doet onderweg het kerkje van het dorp met de welluidende naam Andahuaylillas aan. De buitenkant staat in de steigers maar de leuke volkskunst links (boven) en rechts boven de grote deur is nog net goed te zien

 vroeger een aquaduct van de Inca's 

 ons eten en drinken: biscuitjes en Electrolight voor de vochtbalans

 

 

 

 


 

 

 

 

Dag 24 Cusco

Cusco, stadswandeling, Inca-museum

Vanmorgen al vrij vroeg wakker doordat we naast de eetzaal slapen en daar is het al vroeg dag in verband met het ontbijt. We staan om halfacht op en ik heb wel redelijk geslapen. Ik besluit maar weer gewoon te ontbijten, want of ik nou eet of niet eet, ik houd toch last. Door niet te eten (of alleen wat repen en zo,) word je helemaal slap. Ik neem dus ook weer een glas sinaasappelsap. Het ontbijt is hier trouwens niet geweldig, om niet te zeggen slecht. Het ei dat Riet bestelt (er is geen buffet, alles wordt gebracht) is nog half rauw. Dat blijkt bij meer mensen het geval. De meesten gaan geloof ik al snel elders in de stad ontbijten. Het ontbijt moet je hier namelijk apart bijbetalen. Bij Jack’s Café eet je voor hetzelfde geld vorstelijk, zo merken wij een dag later. Maar dat is even tien minuten lopen. Diedrik vraagt belangstellend hoe het gaat. Riet houdt zich groot; ach het gaat ook inderdaad wel beter dan in Puno, natuurlijk, maar echt lekker voelen we ons nog geen van beiden. Omdat we vanmorgen op stadswandeling met Diedrik gaan, nemen we een paar loperamides om mee te kunnen. 

Passende stenen

Eerst gaan we naar de Kathedraal. Maar daar is ochtendmis en mogen we niet naar binnen als toerist, ja een paar van ons wel, de rest niet. Tja, willekeur heerst overal. Terwijl we staan te wachten op de anderen moet Riet naar een wc. Diedrik moet lang nadenken, maar wijst ons dan het straatje tegenover de kathedraal. Daar een paar honderd meter in, vinden we inderdaad een Baño. Diedrik wandelt met ons langs Inca-muren. Deze muren zijn wereldwijd beroemd omdat ze gebouwd zijn van grote stenen die zó precies op maat zijn gehakt, dat er geen vloeipapiertje tussen kan. En niet alleen rechthoekig konden de Inca-steenhouwers dat kunstje, maar zelfs met bochten lukte ze dat. Er is één steen, of liever gezegd één groepje stenen die met een soort trapvormige lijn tegen elkaar passen. Alsof ze met een laserstraal passend zijn gezaagd. Hoe de Inca’s dat klaar kregen met hun bescheiden hulpmiddelen, is een van de raadselen rondom dit volk. 

Alles goud wat er blonk

Even verder staan we voor de heiligste plaats in Cuscu, misschien wel in het hele Inca-rijk: de Coricancha tempel. Of wat daarvan over is. Wikipedia meldt erover: Coricancha (in het Quechua Quri Kancha, wat ‘gouden binnenhof’ betekent) oorspronkelijk Inti Kancha (Tempel van de zon) geheten, was de belangrijkste tempel binnen het Incarijk, gewijd aan Inti, de god van de zon. De muren en vloeren waren ooit bedekt met goud en de binnenplaats was gevuld met gouden beelden. Het is de meest beschreven en bewonderde tempel van de stad Cuzco in Peru. Spaanse verslagen uit de 17e eeuw vermelden de ongelooflijke weelde. Al het goud werd ingevorderd door de Spanjaarden zodat de Inca's de borg konden betalen voor hun leider Atahualpa. De kerk van Santo Domingo werd gebouwd op de plek van de tempel en het materiaal van de tempel werd gebruikt om de kerk ermee op te bouwen. De kerk en overgebleven Inca-muren hebben vele aardbevingen moeten doorstaan, maar door de kolossale blokken heeft alles redelijk de tand des tijds doorstaan. Door de laatste aardbeving in 1950 werden de muren van het klooster en de kerk van Santo Domingo ernstig beschadigd waardoor geheel onverwacht de robuuste muren van één van de drie nog bewaard gebleven Incapaleizen weer te voorschijn kwamen! 

Paleis van een hotel, hotel op een paleis

Ik sta te kijken over de groene grasmat en probeer het me voor te stellen wat Diedrik net, enthousiast als hij wordt als het over de Inca’s gaat, heeft verteld: hier in deze tuin was alles wat je zag van goud. Het is onvoorstelbaar, zoveel rijkdom. Dat was dus voordat de Spanjaarden hier kwamen. Pisarro heeft dat allemaal mee genomen naar Europa. En waarschijnlijk laten smelten. Bovenop de verwoeste tempel van Inti bouwden de conquistadores een Rooms-katholieke kerk en het klooster, die er nu nog staan. Deze week zullen Riet en ik het complex van binnen bekijken. Nu lopen we eerst verder met Diedrik die ons een van de duurste hotels van Cusco binnenloodst, want ook hier is op de fundamenten van Incabouwwerken gebouwd, namelijk het paleis van Pachacutec. Het is hier en daar nog te zien aan de prachtig passende steenblokken. Wij zitten trouwens in een heel acceptabel hotel, maar dit is toch wel klasse. Maar niet weggelegd voor mensen met ons budget. We wandelen heuvelopwaarts. Boven, bij het museum voor Pre-Columbiaanse kunst eindigt de rondleiding. We weten nu waar we wat kunnen vinden de komende dagen. Ik ga even dollars en sols pinnen en reken af met Diedrik. Hij moest onze bijdrage voor Machu Picchu nog ontvangen. Twee keer $ 53. En nog één keer $ 30 voor de wandeling door de Heilige Vallei morgen. Daar ga ik namelijk alleen naar toe, Riet ziet het niet zitten en houdt rust. 

Weefkunst

We wandelen met zijn tweeën verder. We gaan een binnenplaats op waar veel winkeltjes met kunstnijverheid zijn. We kopen er twee petjes, een voor mij en een voor de buurman. Die van mij heeft een logo van Peru en dat voor de buurman heeft bovendien een afbeelding van de Nascalijnen. Ook kopen we twee paar sokken van alpacawol voor M & M. Dan gaan we het Inca-museum bekijken. We besteden er geruime tijd. Vooral op het gebied van weefkunst hebben ze er prachtige exemplaren. Verder staan het vol met gouden en zilveren kunstvoorwerpen evenals grote aardewerken drinkbekers. Jammer is dat je er weer geen foto’s mag maken. Dat mag wel op de galerij en op de binnenplaats. Op de galerij zitten ook winkeltjes met mooie spullen. Bij een ervan kopen we een zilveren hanger. Nog niet een die gelijk is aan het voorbeeld van de buurvrouw, maar we hebben de moed opgegeven om nog iets te vinden dat er sterk op lijkt. Dan maar iets anders toch? Later kopen we nog een hanger bij een zilverwinkel. Die is nog wat mooier, wat eigentijdser. Op de binnenplaats zijn weefsters met kleden bezig te weven. Ongeveer een maand en dan moet het kleed klaar zijn, vertelt een van hen die we even spreken in het Engels. Bij de in-/ uitgang staan de drie indianen enthousiast te spelen. Als we ze wat geven mogen we met ze op de foto, maar daar is Riet niet zo van. 

Rust

Het wordt langzamerhand tijd om wat te eten. We zijn niet zo ver van het Plaza de Armas. Daar zijn langs de randen van het plein heel wat eetgelegenheden. We kiezen er een, waar we mooi op het balkon kunnen zitten. We hebben er een pracht uitzicht over het plein, d stad en de Andes op de achtergrond. We bestellen soep en een tostada. Als we enorme kom groentesoep ophebben, besluiten we dat we genoeg hebben. We hebben zo weinig gegeten de laatste tijd dat we snel genoeg hebben. De tostada nemen we wel mee. Voor vanavond. Bij mij valt de soep goed, R. heeft later nog wel weer last. Ze is nog slap en snel moe; ik voel me fitter. We hebben er nu al een aardige wandeling op zitten, dus we gaan langzamerhand terug naar ons hotel. Onderweg kopen we Electrolight bij een kleine Farmácia, bananen, water en energiebars met quinoa en dergelijke. In het hotel nemen we een tijdje rust. Ook vanavond blijven we op de kamer. We hebben geen van beide zin om nog op zoek naar eten te gaan, het is ook al redelijk laat als we bij het hotel zijn en geïnstalleerd zijn. Dus wij redden ons weer met volkorenkoeken en van die repen van quinoa en gepofte maïs en nog zo wat van die gezonde ingrediënten. Gelukkig hebben we daarvan een voorraadje. En dan te drinken erbij van die lekkere re-hydraterende Electrolight. Ha, wat een diner.




 

 

  Cusco

 kathedraal

 Plaza de Armas

 

De Coricancha, de Zonnetempel van de Inca's, rechtsonder. Deze tempel is bijna geheel verdwenen onder de grote Rooms-katholieke kerk die de Conquestadores er bovenop gebouwd hebben. Nietsontziend kolonialisme in beeld!

 rechts was de tuin met gouden beelden

 Inca-muur

 

Zo precies loten de stenen op elkaar, wijst onze reisbegeleider. Zie de kleine foto. 

 kind in souvenirstalletje

 Indianen verwelkomen bezoekers van het Incamuseum

 weefsters

 uitzicht over Cusco

 idem vanuit het balkon van ons lunchrestaurant

 

 

 

 

 

 


 

 

 

 

 KAART

Dag 25 Cusco- Heilige Vallei

Optionele excursie naar de Heilige Vallei, Pisac, zonnetempel, Ollantaytambo

Riet voelt zich nog moe en niet lekker, dus de vrije dag om te rusten komt haar goed van pas. 

De excursie naar de Valle Sagrado duurt de hele dag. In deze tour bezoeken we o.a. de ruïnes van Pisac met prachtige vergezichten, en het Incafort van Ollantaytambo, waar de Inca´s één van hun weinige overwinningen op de Spanjaarden behaalden. We gaan met een select groepje want niet iedereen van de groep gaat mee, net als Riet. Ook Diedrik vertrouwt ons vandaag toe aan de goed Engels sprekende gids en gaat zelf dus niet mee. Dat gaat prima. Ik heb voor we weg gaan even een gesprekje met de gids. Ik vertel hem mijn probleem en dat ik hoop dat er wat sanitaire stops ingelast worden. Hij zegt dat hij me eventueel wel breedspectrum antibiotica kan geven, maar dat daarvoor eigenlijk eerst doktersadvies nodig is. De eerste stop is een markt. Met heel veel kraampjes, grotendeels overdekt. Ik denk al: als dat zó moet vandaag, maar gelukkig blijft het hier bij. De enige stand die ik wel interessant vind, is die van een muzikant die heel mooi harp staat te spelen. We raken aan de praat, hij is bekend met Nederland en Duitsland, hij heeft er wel eens gespeeld. Hij vindt het leuk te horen dat mijn dochter ook harp speelt, althans gespeeld heeft. Ik koop een cd van hem met harpmuziek. Helaas zal thuis blijken dat de cd-r helemaal niet beschreven is! Ik houd het maar op goede trouw, maar jammer is het wel want ik wilde de muziek gebruiken als achtergrondmuziek voor een eventuele fotopresentatie. Gaat niet door dus.

Zonnetempel van Pisac

Voor we de Vallei in mogen, moeten we nog weer betalen, deze keer voor de toegang tot dit cultuurgoed. 70 soles kost het = 21 euro. Gisteren $ 30 voor de excursie. Duur dagje. Maar het was wel een mooie dag. We gaan wandelen. Naar de zonnetempel van Pisac. Ancientmysteries.eu zegt erover: Pisac is een mysterieuze plaats, 20 kilometer ten noordoosten van Cusco in Peru, en alleen bereikbaar na een stevige wandeling door ruig gebergte. Het bestaat uit een aantal high-tech stenen bouwwerken en ligt op de uitloper van een berg, en net zoals bij Machu Picchu kijkt er een hogere heuvelspits op uit.De bouwwerken bestaan uit naadloos aaneensluitende grote stenen, vaak min of meer rechthoekig, maar veelal ook polygoon. Net zoals in Machu Picchu is er hier een zogenaamde Zonnetempel: een muur van perfect aaneensluitende stenen die een merkwaardige rots half omsluit. Wat is er zo bijzonder aan die rots dat daar zo’n speciale muur omheen gebouwd moest worden?Ook treffen we er een Intihuatana aan, alleen nu niet hoog op een heuvel maar gewoon op de grond. Is een Intihuatana dan helemaal geen ‘heilig’ of ‘astronomisch’ construct? Deze website vraagt zich af hoe het mogelijk is om hard gesteente zo precies passend te maken: “stenen met meervoudige op elkaar inhakende vlakken en gesteente dat zo gemanipuleerd is als of het zachte boter was. En dit alles is tot stand gebracht op een onbereikbare plaats, op een ongemakkelijke hoogte.” 

Het is erg heet vandaag. Dus zonnebrandcrème op, petje op, water mee. En het fototoestel want er zal veel te fotograferen zijn. Het is een pittige wandeling, met letterlijk nogal wat up’s and down’s, en zelfs een stukje door een natuurlijk tunneltje. Ook zijn er in de rots uitgehouwen trappen. Ik loop in de achterhoede en ben blij dat ik nog redelijk kan meekomen. Diedrik geeft later ook toe dat dit een stevige wandeling was. Onderweg hebben we constant een fantastisch panorama op het omringende berglandschap. Er zijn ruige bergen maar ook hellingen met strakke terrassen, zo strak ingedeeld dat het bijna ongelooflijk is. Het is een fantastische wandeling, maar ik ben blij dat Riet er niet bij is want voor haar was het veel te zwaar geweest. Zeker in de conditie waarin ze nu is. En ’t is ook nogal steil en ruig. Vlak langs afgronden. Soms staat er vlak naast het pad een vuurrood cactusje te bloeien. Of een struik met nachtschade-achtige bloemen, net als een aardappel. Dan, na een moeilijke passage, staan we ineens op een plek waar we neerkijken op het tempelcomplex. Wat een fantastisch gezicht! Op een heuveltop, omringd door andere toppen en hellingen met terrassen. In de verte beneden nog meer ruïnes. Het is nog een flink eind afdalen. 

Intihuatana

In het zicht van het eindpunt, de zonnetempel, dreig ik af te haken want ik begrijp van de gids dat we dezelfde weg terug moeten. Ik heb daar ook niet veel zin in, want het is nogal steil naar beneden –en straks dus omhoog. Dan begrijp ik dat het ook anders kan zodat we de laatste helling niet weer op hoeven. OK, dan klim ik toch maar naar beneden. Blij dat ik het gedaan heb, want de zonnetempel is interessant. Deze zonnetempel biedt in het klein min of meer dezelfde zaken als die we later in Machu Picchu ook zullen zien. Bij voorbeeld een ingenieus waterleidingsysteem, en de Intihuatana-steen, de ‘steen waaraan de zon kon worden vastgelegd’. Een raadselachtige steen, rots, die waarschijnlijk rituele betekenis had maar ook wel astronomische wellicht. En natuurlijk die bouwwijze met de bijna naadloos aansluitende stenen o.a. in de muur die opgetrokken is rondom de rots met de zonnesteen. Bij Machu Picchu meer over de Intihuatana. “Bewonderenswaardig is dat de Inca’s geen metalen gebruiksinstrumenten hadden om deze stenen te bewerken. Dit zouden ze met stenen werktuigen die uit een harder soort gesteente bestonden dan de te bewerken steen gedaan hebben. Over de manier waarop de Inca’s deze blokken gingen bewerken en op hun plaats zetten bestaat nog steeds geen echte duidelijkheid. Men vermoedt dat de blokken met een rolsysteem door middel van boomstammen verplaatst werden en vervolgens via een hellend vlak en met touwen op hun plaats werden getrokken. De grondplannen van de bouwwerken waren meestal rechthoekig. De muren zelf helden lichtjes naar binnen toe. De vensters, deuropeningen werden in trapeziumvorm gebouwd. Zo waren deze beter bestand tegen de aardbevingen.” (uit: incacultuur-wordpress.com). We krijgen ruim de tijd om rond te kijken en te fotograferen. Een prachtplek is dit. De Coricancha in Cusco en Machu Picchu en Pisac waren de drie heiligste en belangrijkste Inca-tempels.

Ollantaytambo

Dan gaan we weer op de terugweg. Gelukkig heeft de gids geluisterd naar mijn bezwaren om dezelfde weg terug te moeten. Er blijkt ook een pad min of meer ‘onderlangs’ te zijn. Dat is minder steil, hoewel het laatste eind nog wel even flink omhoog gaat. Ik sta verscheidene keren stil om uit te hijgen en wat water te drinken. Want het is me heet vandaag! In de bus kan ik verder uitrusten. Onderweg gebruiken we een lunch in Calca. Een ander hoogtepunt is vandaag nog de vesting van Ollantaytambo. Het is er erg druk, en erg toeristisch. De klim naar boven zie ik mezelf niet doen. Het is hoog en steil. Ik blijf lekker beneden, foto’s maken en rondkijken. In de bus krijgen we als we verder rijden hoge bergen te zien met veel sneeuw. Onze laatste stop is een charmant dorpje: Chinchero. 

Chinchero

Chinchero ligt op 3760 m hoogte. Het aardige koloniale kerkje van dit dorp is gebouwd op restanten van Inca-bouwwerken. Bovendien is het een leuk dorp en er is ook weer, -hoe kan het anders- een markt met voornamelijk geweven stoffen. We kijken binnen in de kerk waar een paar belangrijke schilderijen hangen. Géén foto’s! Buiten mag ik wel foto’s maken. Ook hier weer mooie, ietwat naïeve schilderingen op het portaal. Boven de deur bij voorbeeld een fraaie en kleurrijke madonna met kind. Ze zijn geplaatst in een Andes-omgeving. Mooi en amusant is ook de geschilderde optocht waarin mensen met muziekinstrumenten meelopen. Buiten is een groot grasveld waar we wachten tot de zon ondergaat. Intussen kan ik wel even op zoek naar een wc. In het museum tegenover de kerk is een baño. Tegen betaling van een halve sol mag ik daar gebruik van maken. Een opluchting. De zon gaat inderdaad gloedvol onder. Hij zet de velden in een gouden glans en de bergen in de verte krijgen een aureool. Door het pittoreske dorp wandelen we terug naar de bus. Dan is het nog een uurtje rijden en zo zijn we pas tegen zeven uur terug in het hotel. Riet begon zich al wat zorgen te maken, omdat ze zich niet had gerealiseerd dat het zo’n lange excursie zou zijn. Ze heeft een rustdag gehad die zeer welkom was. Ik heb een pracht dag gehad maar ben wel helemaal afgedraaid. 




 

 

   

de Heilige Vallei met rivier Urubamba

 wandelen naar de Zonnetempel van Pisac

 wandeling

 zicht op fraaie terrasbouw

 

 pad met klimmen en dalen

 

 in de diepte de Zonnetempel

 

 De Zonnetempel. De Intihuatana is, vergeleken met die op Machu Picchu staat, slechts klein. Misschien is deze groter geweest want de Conquestadores waren erop gebrand de Inca's te treffen door hun heiligdommen te vernielen. Op Machu Picchu zijn de Spanjaarden niet geweest. Vandaar misschien dat daar zo'n gaaf en groot exemplaar staat.

 het heiligdom met de Intiuatana, de "steen om de zon aan vast te binden"

 Ollantaytambo

Een volgende stop is de ruïne en burcht van Ollantaytambo. De enige plaats waar de Inca's de Spanjaarden te sterk af waren.

Het is mij te hoog en te steil en te warm. Ik wacht hier wel even. Er valt beneden ook van alles te zien.

 voorraadschuren op de helling

 busrit door de bergen

Chinchero

 andes-spintol

 

 kerkje

 met kleurige schilderingen

 we wachten hier tot de zon onder gaat

 en dat is de moeite waard

 

 

 

 

 


 

 

 

 

 KAART

Dag 26 Cusco – Aguas Calientes of Machu Picchu Pueblo

Treinreis door Heilige Vallei langs Rio Urubamba, wandeling naar M.P. museum

We staan om vijf uur op. Met de bus gaan we naar het station. We hebben besproken plaatsen. Het gaat allemaal heel officieel. Er is een keurige wachtruimte, waar het enorm druk is. Ik vraag me af of al die mensen in de trein passen. Maar dat zal wel. Als de deuren open gaan, komen we op het perron en daar staan een dame en een heer in chic uniform en die bekijken onze kaarten en scheuren er een deel af. De plaatsen in de trein zijn best ruim. Het is allemaal goed verzorgd, schoon. Onderweg krijg je van een steward wat snacks, lees snoepjes. De trein volgt de rivier de Urubamba. Dat slingert natuurlijk nogal. Op één plaats moet zelfs ‘gestoken’ (d.w.z. heen en weer gereden) worden om een bocht te nemen. We komen ook langs de plaats waar de mensen uitstappen die de Incatrail doen. We moeten er niet aan denken dat wij dat zouden moeten. Zelfs de tweedaagse versie zouden we niet halen denk ik. Onderweg verandert het landschap. Het wordt steeds meer tropisch regenwoud. Aan de bomen hangen grote plukken baardmos en groeien grote bromelia’s, die met hun bladeren het regenwater opvangen en vasthouden. 

Machu Picchu Pueblo, eten op het perron 

Na drieënhalf uur sporen zijn we er. Het station van Machu Picchu Pueblo komt uit in een grote souvenirmarkt. Daar moet je doorheen om in het dorp te komen. Slim gedaan. Het dorp is een vreemde constructie. Eigenlijk bestaat het alleen maar bij de gratie van Machu Picchu of liever het toerisme daar naartoe. Hier eindigt de treinreis en kun je alleen verder (behalve lopen) met de bus, naar de Inca-stad. Daarvoor is er een efficiënt opererend bedrijf, dat tientallen bussen heeft lopen. De hele dag door vertrekken die zodra ze vol zijn, heen de berg op naar de Inca-stad en terug. De oude naam voor het dorp is Aguas Calientes, warm water betekent dat. Er zijn in het dorp warmwaterbronnen, die je ook kunt bezoeken. Ons hotel ligt midden in het dorp pal aan… het perron. De spoorlijn voor de lokale mensen (toeristen reizen niet met dezelfde trein als lokale mensen) en voor de vracht om dit dorp te bevoorraden loopt namelijk vlak voor ons hotel langs. Er stoppen treinen, er rangeren treinen en ze rijden langs. Als je zit te eten rijden ze op een paar meter van je tafeltje. Dat lijkt wel leuk en is het ook wel voor een keer, maar de locomotieven zijn zware diesels die nogal wat stank en rook uitbraken, zeker als ze rangeren en drie, vier keer langskomen. Het is en blijft een heel vreemde gewaarwording: het trottoir is het perron en een weg is er niet, alleen een spoor. We logeren in het Machu Picchu Hostal, een efficiënt hotel met een ontbijtgelegenheid een paar meter verderop langs het ‘perron’. Even verderop eten we op een terrasje vlak naast de trein gezamenlijk een lunch. Wij bestellen een sandwich, maar krijgen zo’n glad plasticachtig broodje zoals je bij McD. krijgt. Het is belegd niet met ham, wat we besteld hadden,  maar met een soort Smac. Dat spul dat we in de jaren 60 in blik meenamen op fietsvakantie. Brrr. Het smaakt ons eigenlijk niet. We hebben ook nog kippensoep besteld en dat gaat er beter in. Terug op onze kamer ga ik even liggen. Moe. 

Bromelia’s en meer

Dan gaan we wandelen, langs de rivier over de weg naar de Inca-stad waar de bussen ook langs rijden. Het is dus uitkijken geblazen. Ook dat je niet naast een plas staat als er een bus passeert. Het is hier nogal vochtig. Langs de rivier groeien prachtige bloemen en planten als bromelia’s en trompetbloemen en veel exotische soorten waar ik de naam niet van ken. Van die planten die bij ons bij de bloemist staan. Jammer is dat door de langsrijdende bussen verderop de begroeiing nogal vervuild is door opgespatte modder. We bekijken ook even het Machu Picchu Museum, (officieel het ‘Museo de Sitio “Manuel Chávez Ballón”’) maar dat valt ons tegen. Het is wel mooi gepresenteerd, maar we zijn snel uitgekeken. De dingen die hier tentoongesteld zijn hebben wij –met ons lekenoog- al zo vaak gezien deze weken. Merkwaardig is, dat we om er in te komen, ons paspoort moeten afgeven en we geen wisselgeld krijgen. Dat komt straks, zegt de man, en dan krijgt u ook uw pas terug. Nog nooit zoiets meegemaakt. Even later komt hij de paspoorten en het wisselgeld brengen. Van de passen heeft hij een kopie gemaakt. Nou, ja, niets meer aan te doen. In alle hotels werken ze ook met kopieën van je paspoort. Ik ben er niet zo gek op: als men kwaad wil, is het niet zo moeilijk, op deze manier. 

’s Avonds eten we in het dorp. Gezamenlijk met de hele groep, want ook de mensen die de tweedaagse Inca-trail hebben gelopen en de man die de vierdaagse trail liep, zijn weer van de partij. Het was gezellig. 




 

 

 

 

Met de trein van Peru-rail van Cusco naar Aguas Calientes, het dorp dat de toegang is tot de Inca-ruïne van Machu Picchu. Door de Heilige Vallei langs de Urubamba.

 

 station Machu Picchu Pueblo

Dit is de spoorbrug. Op de achtergrond links het station voor de toeristentreinen; het lokale volk komt met andere treinen, net als de vracht. Dat spoor loopt over deze brug het dorp in en door. Er is geen weg hiernaartoe vanaf Cusco.  Alleen is er de weg naar boven, naar de Inca-ruïnes. Alles en iedereen moet dus per spoor worden aangevoerd.  Geen wonder dat de prijzen hier redelijk hoog liggen. Naar de ruïnes gaan bussen. 

 

 ons hotel

 achterkant hotel (Urubamba)

 voorkant; trottoir = perron!

 eten naast de rangerende treinen

 

 M.P. Pueblo

 

 wandelen langs de Urubamba

  silhouet M.P. 

 

 

 


 

 

 

 

Dag 27 Machu Picchu

De ‘verloren’ Inca-stad in het oerwoud; en treinreis MP Pueblo- Cusco

Dit is dan de dag! Een van de hoogtepunten van de reis. (De volgende gegevens komen deels uit Wikipedia:) ‘Machu Picchu is een stad van de Inca's die door de Spanjaarden nooit is ontdekt en daardoor ook niet vernietigd werd. Er is in deze stad nog veel van de Inca-beschaving terug te vinden. De stad Machu Picchu is gelegen tussen steile bergen, op een hoogte van ongeveer 2400 meter.’ Een stuk lager dan Cusco dus. ‘De Inca's bereikten de stad via een steil pad. De voettocht duurde meerdere dagen en de stad was daarom moeilijk bereikbaar. Machu Picchu ligt ingesloten tussen twee steile pieken: de Machu Picchu (letterlijk "oude berg" in het Quechua) en de Huayna Picchu ("jonge berg" in het Quechua). Door het rotsdal loopt op 1750 meter hoogte de sterk stromende Urubamba. Aangenomen wordt dat de bouw van de stad Machu Picchu werd begonnen rond 1440, onder leiding van Pachacuti. Tot aan de Spaanse verovering van het gebied in 1532 was de stad bewoond. Over de functie van de stad zijn wetenschappers het niet eens. Doordat de stad zo ontoegankelijk is, wordt aangenomen dat de stad geen doorsneefunctie had. Vaak wordt aangenomen dat Machu Picchu een buitenverblijf was voor koningen en andere hooggeplaatsten. De stad heeft veel verblijven voor edelen, en ook een paar woningen voor hun dienaren. Er konden rond de 750 personen in de stad verblijven. Gedurende de regentijd, als er geen koningen aanwezig waren, zouden er veel minder mensen in Machu Picchu geweest zijn. Toen de Spanjaarden het rijk van de Inca versloegen, stopte de regelmatige trek van en naar Machu Picchu door edelen en raakte de stad verlaten.’  Pas in 1911 werd de stad –toevallig- weer ‘ontdekt’ door Hiram Bingham III. Er woonden toen alleen wat plaatselijke boeren. Door Binghams artikelen o.a. in de National Geographic kreeg de stad in 1913 brede bekendheid. Een boeiend relaas over de ontdekking en veel informatie over deze bijzondere stad en over de Incabeschaving vindt u in het boek van Mark Adams: De ontdekking van Machu Picchu/ In de voetsporen van Hiram Bingham III (vert. F. van der Knoop) Uitg.: National Geographic, Dutch Media Uitgevers, Amsterdam 2012. (Zie ook op deze website de pagina ‘Voorbereiding op de reis’). 

Heel bijzondere gewaarwording

Wij bereiken de stad met de bus, die in een half uur 350 m klimt door tropisch regenwoud, langs dertien scherpe haarspeldbochten. Het is vandaag gelukkig droog, wel bewolkt, maar dat is helemaal niet erg, integendeel. Voor foto’s is het zeker niet ongunstig want nu heb je namelijk geen last van harde schaduwen bij de bouwwerken, -en zonder zon is het ook niet zo heet. Voor we de controle passeren, gaan we nog even naar het toilet. Er is namelijk op de hele site geen toiletmogelijkheid. Dat baart ons in onze conditie wel wat zorg. Gelukkig hebben we het goed doorstaan. We laten onze kaartjes en ons paspoort zien en komen dan door de controle op het complex. We krijgen een duidelijke kaart van het complex mee. Je kunt ook een gids nemen, Diedrik beval dat sterk aan want dan krijg je natuurlijk veel uitleg, maar wij hebben eerlijk gezegd een beetje een hekel aan het achter een gids aanlopen, dus wij gaan zonder. Het gaat ons niet om alle details bij elk bouwwerk. Veel daarvan ben ik toch weer vergeten als ik het terrein af ben. Bovendien kun je thuis altijd nog weer veel informatie vinden op internet. En ik heb van tevoren al veel gelezen over o.a. de Inca’s. Zie ook de pagina Voorbereiding op deze website. Het gaat mij meer om de totaalindruk, om hier zelf rond te lopen op een terrein dat zo’n sterke ‘lading’ heeft, zo wereldberoemd is, en waarover ik al zoveel las. 

Nevelsluiers weggeschoven

Het is ondanks het toch nog redelijk vroege uur al aardig druk hier bij de ingang. Dat komt ook doordat de groep die de vierdaagse Inca-trail had gedaan, nu net terugkomt. Later wordt het gelukkig rustiger. Na wat klimmen komen we op een plateau waar we voor het eerst de stad in het oog krijgen. Dat is wel een heel bijzondere gewaarwording, moet ik zeggen. We hebben hier zo veel over gelezen, zo veel foto’s van gezien. Dat we het nu voor het eerst echt zien, ja, dat is een hele ervaring. Zoals deze ruïnestad hier aan je voeten ligt, letterlijk, gebouwd op zo’n onwaarschijnlijke plaats, bijna omarmd door Pacha Mama, ja dat is uniek. De stad is gebouwd op de aanwezige rotsformaties en men heeft daarvan gebruik gemaakt voor de constructies. Om de voet van de berg kronkelt in duizelingwekkende diepte de rivier. Eromheen zijn nog hogere bergen, die Machu Picchu als het ware insluiten. Om de Huayna Picchu en diep beneden ons in het dal boven de Urubamba hangen nog sluiers van de wegtrekkende lage bewolking of nevel. Het geeft deze eerste aanblik extra kracht: alsof de sluier van het gezicht van een bruid afgeschoven wordt. Het cliché zegt dan: ‘onvergetelijk’, maar dat is het denk ik wel. 

Het is ook meteen het meest indrukwekkende beeld van de hele dag. Want als je eenmaal begint met het doorkruisen van de ruïnestad dan zie je veel details en soms nog wel wat groter overzicht, maar zo mooi, zo indrukwekkend als aan het begin zien we het niet meer. Wat je in de stad vooral ziet, zijn plat gezegd: stenen. Weliswaar heel kunstig gestapeld en gecomponeerd, maar wel: stenen. We volgen de uitgezette route. Op de kaart aangegeven en in het terrein met pijltjes. Dat zien we in ieder geval het meeste wel. En wat we missen, dat weten we toch niet. Onder aan de muur van het terras waar we op staan vallen ons fel rood-oranje bloemen op. Het zijn een soort begonia’s op een lange steel. We lopen onder langs het Huis van de Bewaker, dat is boven langs de agrarische sector. Dat laatste zijn een heleboel terrassen boven elkaar die nu groen zijn van het gras, maar die de Inca’s gebruikten om gewassen te verbouwen. Misschien quinoa en cocabladeren. 

Intihuatana: deed de zon omkeren

Bij het begin van de hoge, bebouwde stedelijke sector, aan de zuid-oostkant, is de hoofdpoort naar de stad. Bij deze deur begint de verdedigingsmuur van de stad en de droge gracht. De hoofdpoort is opgebouwd uit grote gladde stenen en heeft een enorme steen als bovenbalk. Hoe de bouwers zulke stenen op hun plaats kregen is nog voorwerp van speculatie. Van hier volgen we de route langs de zonnetempel; daar kijken we op de terugweg beter. Nu gaan we langs de ‘steengroeve’ naar de tempelsectie. Daar vinden we de Tempel van de drie ramen, de Hoofdtempel en de Intihuatana. We komen eerst nog langs een serie opslagplaatsen, huisjes met de vorm van een huisje. Alleen de dakbedekking ontbreekt. Ik moet zeggen dat het lastig is om achteraf met kaartjes en mijn foto’s precies te reconstrueren hoe we zijn gelopen. Voor mijn lekenogen lijken veel bouwwerken op elkaar. En soms is het ook niet wat je je voorstelt: de Tempel van de drie ramen, is maar een laag bouwwerk dat drie uitsparingen in de muur heeft. Je staat hier vrij hoog en hebt dus wel een aardig panorama over de rest. Beneden zien we het grote plein. Heel apart vind ik wel de Intihuatana. Het is een rots met fraaie abstracte vormen, met een verticaal uitsteeksel dat recht omhoog wijst. Het lijkt een soort fallus. 

Sterk staaltje

Intihuatana : de rots met dat typische uitsteeksel waarvan de functie niet precies bekend is, maar dat misschien een astronomische functie had. Merkwaardig is natuurlijk dat  in de Zonnetempel van Pisac ik precies zo’n zelfde soort bewerkte rots zag, alleen dan veel kleiner. ‘De steen die dient om de zon vast te leggen.’ Zonder al te technisch te worden, komt het (volgens uitleg op internet) erop neer dat de Intihuatana ontworpen lijkt om de zon op de equinox te ‘vangen’. Een equinox is het tijdstip waarop de zon loodrecht boven de evenaar staat. De zon staat op 21 maart en 21 (23) september bijna loodrecht boven de pijler, hij is daaraan ‘vastgelegd’, en de pijler geeft dan dus geen schaduw. Op deze tijdstippen hielden de Inca’s plechtigheden. Ze voorkwamen dan, zo dachten ze, dat de zon zich nog verder noordwaarts zou verplaatsen. Ik denk dat die ceremonie altijd heel succesvol was: de zon draaide daarna inderdaad weer terug… Wat de oorzaak en wat het gevolg is, daarover dachten de Inca’s en de moderne mens anders. De Intihuatana was voor de Inca’s het meest heilige voorwerp. De Spanjaarden wisten dat dus die hebben alles in het werk gesteld om deze voorwerpen te vernietigen. Dat dat hier in Machu Picchu niet is gebeurd, komt doordat de Spanjaarden hier nooit zijn geweest. 

In ieder geval is de Intihuatana alleen al als ‘beeldhouwwerk’ een sterk staaltje. Om een rots zo te kunnen bewerken, zonder moderne metalen werktuigen, dat is bijna onbegrijpelijk. Zoals er wel meer onbegrijpelijk is aan deze cultuur. Zo is voor mij ook een groot raadsel hoe ze de enorme stenen zo precies op elkaar passend kregen dat er geen papiertje tussen past. Mortel zit er niet tussen, het past alleen millimeter precies. Onbegrijpelijk. 

Rots als perfecte afspiegeling van het terrein?

Diedrik mag zelf niet fungeren als gids op het terrein; dat is voorbehouden aan geaccrediteerde gidsen. Bij de ingang bieden die massaal hun diensten aan. Ik ben ervan overtuigd dat hij het heel goed zou kunnen: hij weet heel veel van de oude beschavingen, vooral die van de Inca’s, ook doordat zijn vrouw daar erg mee bezig schijnt te zijn. Onderweg heeft hij ons al diverse verhalen en mythes verteld. Hij loopt wel ongeveer dezelfde route die wij lopen en nu en dan komen we hem tegen. In de tempelsectie neemt hij ons stilletjes even mee naar een rots. Zo op het oog een gewoon rotsblok. Maar dat is het niet, zo laat hij ons zien. Het bultige oppervlak van de rots is namelijk een bijna perfecte ‘maquette’ van het terrein waarin deze steen ligt. We herkennen –als hij het aanwijst- de Huayna Picchu, Machu Picchu en zelfs de rivier de Urubamba, die zich om de voet van de bergen slingert. Het is dus of sterk toeval, of door de Inca’s bewust zo gemaakt, of het is een geval van achteraf  ‘hineininterpretieren’. Of het is magie. Wie zal het zeggen. Ik ben zelf nogal sceptisch als het dit soort zaken betreft, maar dit treft mij wel, in ieder geval als ‘zeer toevallig en merkwaardig’. 

Beestjes

We zien zo nu en dan ook beestjes. De grootste verrassing was het betrappen van een viscacha, het konijn met de eekhoornstaart, dat we wel vaker op onze reis hebben gezien. Het zijn schuwe beestjes. Deze blijft lang zitten. Ik kan, heel langzaam bewegend, vrij dicht bij hem komen en foto’s maken. Ik zou alleen zo graag zijn staart ook op de foto krijgen, maar dat lukt niet. Als hij opstaat, gaat het zo snel en duikt hij zo snel onder een rots dat ik altijd te laat ben voor een foto. Vogeltjes zijn wel aardig tam. Beestjes met een zwart-wit gestreepte kop en een oranje sjaal in de nek. Bijzondere planten zijn er ook wel, hoewel het een platgetreden terrein betreft natuurlijk. Maar naast de paden staan soms bijzondere planten. Zo zien we wilde gladiolen, fel rood, en vetplanten, aloë’s. 

We dalen af en bereiken dan het verste deel van de route. We gaan even op een steen zitten om even te rusten en om water c.q. Electrolight te drinken. 

De Cóndor

We komen op de terugweg langs vele gebouwtjes. O.a. het ‘industriële gedeelte’ en het deel voor de gevangenen. We gaan naar beneden bij het bordje (Tempel van de) ‘Cóndor’. We komen bij een rots, die deels weer bebouwd is. Met enige fantasie zie je er inderdaad een vogel in met twee grote vleugels, half openklappend. Wel grappig is de steen op de bodem; daarin is een geabstraheerde kop met snavel uitgehouwen. Weer verder komen we bij een punt waar de blauwe terug-route vlak bij de rode heen-route komt. Hier is o.a. de Tempel van de zon en de Rituele fontein. Een echte fontein is het niet maar wel een ingenieus ontworpen stelsel van waterlopen. Vervolgens is dat ontwerp dan uitgehakt uit de rotsen en in elkaar gepast met de stenen. Dat deed men dus door stenen tegen elkaar te plaatsen zonder cementmortel ertussen. Probeer dat maar eens zo te maken dat het water niet weglekt, maar netjes van de ene naar de andere steen stroomt! Maar hier is het gelukt en dat niet alleen maar zelfs na diverse aardbevingen is het na zoveel eeuwen nog intact! Wij verwonderen ons. 

Tempel van de zon

De Tempel van de zon is een half cirkelvormig gebouw dat op een natuurlijke rots is opgetrokken. De tempel moet vroeger bekleed zijn geweest met goud en edelstenen. Twee raamopeningen schijnen weer te maken te hebben met de winter- en zomer-zonnewende. Het is –ook zonder gouden bekleding- nog steeds een heel modern aandoend strak bouwsel. Ontzettend knap om met zulke grote stenen een ronde vorm te kunnen bouwen. Helaas is een deel van het bouwwerk tijdelijk afgesloten wegens onderhoud. 

Overigens word je goed in de gaten gehouden als bezoeker. Een paar Peruaanse pubers maken steeds foto’s van elkaar en daarvoor gaan ze even van het pad af een grasveld op. Meteen klinkt er een doordringend fluitje. Ik zie de desbetreffende bewakers niet eens, ze moeten vrij ver af zijn, maar de jochies reageren er meteen op, elkaar schuldbewust aankijkend. 

Langzamerhand wandelen we terug naar het begin. We komen langs de landbouwterrassen. Er staan een paar lama’s te grazen. Diep beneden ons zien we de rivier Urubamba en de weg en de spoorlijn. Op die weg hebben we gelopen naar het museum, over de hangbrug die ook te zien is. Wat een diepte. Als we door de controle het gebied uitlopen, heb ik het gevoel dat ik hier nooit terugkom en dat ik nog een keer moet gaan kijken of ik alles wel gezien heb. Nog één keer het beeld in me opnemen. Maar we hebben rustig aan de hele route gedaan dus hier moet het dan maar bij blijven. Bovendien ben ik nu wel blij dat ik eens naar een toilet kan. We eten beneden bij de uitgang een paar banaantjes en drinken nog wat. Dan stappen we in de volgende bus en gaan daarmee naar beneden. De dertien haarspelden langs. 

De tijd doden

Terug in het dorp gaan we op een terras zitten. Naast de treinen die soms met dreunende diesels langs schuiven, ja. We bedenken bij een glas sap wat te doen. We hebben vanmorgen meteen al moeten uitchecken bij het hotel. Daar moeten vandaag al weer nieuwe gasten in: een winstgevend bedrijf. We hebben dus geen plek om uit te rusten of even plat te gaan. Onze trein terug naar Cusco vertrekt pas om kwart voor vijf. Tot dan toe moeten we ons dus nog vermaken, dat is bijna nog de hele middag. In dit dorp is niet veel te doen. Er zijn heel veel winkeltjes en cafeetjes en restaurants, maar behalve de warmwaterbaden is er weinig vertier. We beginnen daarom maar met een goede lunch. Vanavond zal er immers weinig komen van normaal eten door de rare tijd dat we in Cusco zullen aankomen. Nou, goed eten kun je hier wel. Niet goedkoop want alles moet per spoor worden aangevoerd en het is een puur toeristendorp. We bestellen weer een gebakken forel. Dat bevalt toch het best. We eten maar weer normaal, want het maakt allemaal geen verschil voor hoe we eraan toe zijn. Vis is dan nog het lichtst verteerbaar, denk ik. En ik wil iedere dag wel vis eten; ik hou van vis. Dus we zitten wat te kijken naar de treinen, naar de mensen die voorbij gaan. Naar mannen die zware vrachten op handkarren of kruiwagens torsen; zij lossen de treinwagons. Soms dragen ze enorme pakken op hun rug. Naar het meisje tegenover ons dat al een kind heeft, maar zelf nog wel een kind lijkt en een soort kiosk drijft onderaan bijna op het spoor. Veel klandizie heeft ze niet. Naar twee bandjes die ons –na elkaar- gaan vergasten op El condor pasa. Ik kan na vier weken geen El condor pasa meer hóren! Overal draaien of spelen ze dat! 

Politie in het gelid zingt het volkslied

We bestellen nog maar eens een koffie. We wandelen eens de paar straten die er zijn op en af. We zitten een tijdje te kijken op een bankje op het plein bij het politiebureau. Daar gebeurt ineens iets bijzonders. Voor het bureau gaan de verzamelde politiemensen bij elkaar staan, een agent komt naar ons toe en verzoekt ons te gaan staan voor het volkslied. Zo begrijpen wij met onze niet te grote kennis van het Spaans. En inderdaad, het volkslied wordt gespeeld, de agenten staan in het gelid en zingen mee. Wij staan met respect voor onze bank. Dit zie ik in Hoogeveen nog niet gebeuren. Agenten die voor het bureau in het gelid het Wilhelmus zingen. De agenten hebben ook een eigen straathond, zo lijkt het. Een groot beest dat aangehaald wordt en keurig naast de deur zittend wacht tot het lied uit is. Er lopen heel wat van die grote honden los rond hier. Ze doen niemand iets. We zitten een poos voor de kerk. Kinderen spelen met een balletje dat ze hier in de riolering laten vallen en even verder weer opvangen waar de buis aan de oppervlakte komt. Eindeloos kunnen ze dat herhalen; telkens weer verwonderd over het balletje dat verdwijnt en weer tevoorschijn komt. Nog ergens een kop koffie en dan is het ongeveer tijd om te verzamelen bij het hotel. Dan lopen we samen met Diedrik naar het station. Daar zijn we precies om 16.15 u. Je moet hier, net als op een vliegveld, vóór de vertrektijd aanwezig zijn. Weliswaar maar een half uur, maar toch. 

De treinreis duurt me lang. Het traject ken ik, ik ben moe, ik heb last van mijn darmen. In Cusco wacht de bus al op ons. Weer prima voor elkaar. Tegen kwart over negen zijn we bij het hotel. Ik denk niet dat er nog veel mensen gaan eten in de stad. Wij doen het in ieder geval wel met een paar energierepen en een paar banaantjes. En Electrolight natuurlijk. Als snel rol ik mijn bed in en val als een blok in slaap. 




 

 

 als de nevels optrekken...

...een onvergetelijke ervaring

 de 'verloren' stad

Ik heb een en ander gelezen over deze stad, over de Inca's en over de "ontdekker" van de ruïne: de Amerikaan Hiram Bingham de III. Dat geeft dit moment extra lading. Maar ook al weet je er weinig van, ik kan me niet voorstellen dat iemand niet onder de indruk zou raken van deze eerste aanblik.

 

In de diepte schemert de Urubamba; op de achtergrond de berg Huayana Picchu. Rechts de oorspronkelijke ingang naar de stad

 viscacha

Het paleis met de drie vensters (onder) en bovenop de heuvel de tempel met de Intihuatana, de heilige steen.

 opslag- en voorraadgebouwen

 paleis met de drie vensters

Bijna alles staat na vijf eeuwen nog stevig overeind maar hier is dus een flinke verzakking. Men zegt dat het hele M.P. gevaar loopt te verzakken. Op de achtergrond het tempelplein met Intihuatana.

Terugkijkend op waar we net waren: de Steengroeve, de landbouwterrassen en heel in de verte het wachtershuis

 tuin

 de Intihuatana

De heilige steen in de zonnetempel die waarschijnlijk astronomische en ceremoniële dienst deed. Zie het Reisverslag. 

  Urubamba

 

 even rust op het keerpunt in de route

 zicht op tempelplein

 paleis met de drie vensters

 steengroeve, landbouwterrassen

 tempel van de condor

 met enige fantasie een condor...?

 steil en diep is het overal

  

Zonnetempel met fraai voorbeeld van bouwwijze; kijk hoe de stenen op elkaar en op de rots aansluiten, en dat in die tijd!

                   

 ingenieus waterleidingsysteem

Hier beneden liepen wij gisteren.

 M.P. Pueblo, zingende politie in het gelid

 

 

 

 

 


 

Dag 28 Cusco

Wandelen door Cusco; de kathedraal en de Coricancha

Heerlijk: een dag voor ons zelf. We hebben met opzet niet meer geboekt voor de ‘citytour’ die Diedrik organiseerde. Ze gingen vandaag tempels en heilige Inca-plaatsen bezoeken rond Cusco, waaronder ook de Coricancha. Die laatste ‘doen’ wij op ons eigen houtje en ach, tempels hebben we nu al zo veel gezien. En als we nu vol energie waren zoals aan het begin van de reis… Maar de fut is er een beetje uit. We hebben Machu Picchu als hoogtepunt en sluitstuk beschouwd; wat we vandaag doen is nog slechts een toegift. Als we geen zin meer hebben in dingen bekijken, stoppen we gewoon, vandaag. Onze eigen baas, dat is wel eens lekker op een groepsreis. Natuurlijk hebben we nog lang niet alles gezien in Cusco wat er te zien valt. Maar het houdt op voor ons; we hebben een voldaan gevoel over wat we allemaal wel gezien en gedaan en ervaren hebben, en dat is ontzettend veel. Het was een intensief programma, aan veel excursies hebben we meegedaan, en op ons eigen houtje hebben we van alles bekeken. Het is mooi geweest. Dat zeggen we tegen elkaar als aan het ontbijt zitten in Jack’s Café, op de hoek van Choquechaka en Cuesta San Blas. Dan weet je wel waar het is. Toch? Het ontbijt is er het tegenovergestelde van dat in het hotel: daar minimaal en smakeloos; hier gul en smaakvol. We hebben een pot thee staan, een groot glas maracujasap, en een portie brood met ei en geroosterde tomaatjes en nog zo wat. Prima. We genieten er op ons gemak van. 

De Kathedraal van triomf

Daarna wandelen we naar het Plaza de Armas en bezoeken de grote kathedraal. Het kost een paar euro, maar dan heb je ook wat. Wat een fantastisch gebouw. Groot, imponerend in zijn uitstraling, wat natuurlijk ook de bedoeling was van de koloniale heersers die dit gebouw neerzetten. Het huidige gebouw werd voltooid in 1654, na 94 jaar werken met vertragingen en verschillende ongemakken. De kerk is ontworpen en gebouwd door de Spaanse architecten en priesters, maar uitgevoerd met arbeid, zweet, tranen en het bloed van de Inca's nakomelingen. De kerkenraad had namelijk besloten om stenen voor het gebouw te gebruiken van de "vesting", dat wil zeggen, er werd bevolen om Saqsaywaman, een Inca heiligdom, te slopen om de stenen van de belangrijkste muren te gebruiken voor de bouw van de kathedraal.

‘Qosqo’s Cathedral’ is volgens mensen die het kunnen weten ‘zonder enige twijfel een van de meest opvallende koloniale monumenten in Amerika’. Dat de kerk de Kathedraal van triomf heet, verraadt voldoende aan welke kant de Rooms-katholieke kerk stond in de strijd tussen de conquistadores en de Inca’s. 

Cavia?

Een bezoek eraan duurt enige tijd, wil je tenminste een goede indruk krijgen. Jammer is dat je geen foto’s mag maken. Frustrerend ook, want er is veel moois te zien. Ik zou bij voorbeeld graag een foto gemaakt willen hebben van het grote schilderij van het Laatste Avondmaal. Daar is namelijk op de schaal in het midden niet een brood, zoals gebruikelijk, te zien maar een geslachte en gebraden viscacha. Velen zeggen dat het een cuy, een cavia is, maar daarvoor is het dier te groot. Cuy is natuurlijk wel een traditioneel feestgerecht hier in Peru. Je kunt het ook nu nog in veel restaurants bestellen. Ik heb ervan af gezien, omdat ik bij een groepsgenoot zag die er wel een at, dat er maar bitter weinig om te eten aan zit. Maar goed, geen foto, want onder het enorme doek zit constant een vrouw te lezen die als een Cerberus waakt over haar schilderij. Via een omweg heb ik er toch een foto van die ik hier publiceer: het is een foto van een ansichtkaart die ik in de kerk kocht. 

We hebben wel even genoeg van alle indrukken. We zitten een poosje bij te komen in het park van de Plaza en gaan een hapje eten in ons favoriete restaurant aan het plein met het magnifieke uitzicht op de stad, de bergen erachter en het plein dichtbij. We nemen niet veel. De groentesoep is er heerlijk, en je krijgt er brood bij dus daaraan hebben we genoeg. Het is geen kopje soep, maar een groot bord. En het smaakt prima. We zitten er een poosje na het eten gewoon nog te kijken en te genieten. Dit is een plek waar je nog eens gemakkelijk weer naartoe zou moeten kunnen. Dat kan dus niet. Alleen al omdat we hebben gezegd dat we dit nooit weer doen: een reis op deze hoogte en met deze intensiteit. Maar ach, in Frankrijk, Italië of Kroatië kennen we ook van die prachtplekken genoeg. En er zijn vast nog veel nieuwe plekjes te ontdekken. Leve de caravan!

Coricancha, hof van goud

Nu gaan we toch nog wat cultuur opsnuiven. We lopen door de typische Cuscostraatjes met soms zomaar een stuk Inca-muur naar de Coricancha. De eerste Inca, Manko Qhapaq, in de Quechua-spelling, bouwde de tempel. Hij zal toen Inticancha geheten hebben. Maar de negende Inca, Pachakuteq, reconstrueerde hem rond 1438 en vergrootte en moderniseerde het gebouw tot het het belangrijkste religieuze complex was van het uitgebreide Incarijk. De muren en vloeren waren ooit bedekt met goud en de binnenplaats was gevuld met gouden beelden. Het is de meest beschreven en bewonderde tempel van de stad Cuzco. Spaanse verslagen uit de 17e eeuw vermelden de ongelooflijke weelde. Al het goud werd ingevorderd door de Spanjaarden zodat de Inca's de borg konden betalen voor hun leider Atahualpa, die door de Spanjaarden gevangen werd gehouden. Nadat de losprijs was betaald, werd Atahualpa alsnog gedood. De kerk van Santo Domingo werd gebouwd op de plek van de tempel en het materiaal van de tempel werd gebruikt om de kerk ermee op te bouwen. De kerk en overgebleven Inca-muren hebben vele aardbevingen moeten doorstaan, maar door de kolossale blokken heeft alles redelijk de tand des tijds doorstaan. In de kerk en het klooster zijn nog overblijfselen van ‘toen’ te zien. 

Fuchsia’s voor goud

Ook hier moet je natuurlijk betalen om de kerk binnen te komen. En fotograferen mag alleen buiten en in de binnenplaatsen. Er is een mooie kloosterhof, fraaie zuilengalerijen, gladde Inca-muren; er is veel te zien. Er zijn kleine tentoonstellingen. En je kunt naar buiten naar de tuin die ooit vol met gouden beelden stond. Nu staan er mooie fuchsia’s en andere uitbundig bloeiende planten en struiken. Ook mooi. 

 

Reisschema op de schop

We hebben van Diedrik gehoord dat het terugreisschema van Lima via Madrid naar Schiphol door Iberia eenzijdig is veranderd. De reis van Madrid naar Schiphol is geschrapt. Kennelijk kan dat zomaar. Ervoor in de plaats hebben ze de groep in twee delen gesplitst. De ene groep gaat dezelfde route maar vertrekt later uit Madrid; de andere groep, waar wij bij horen, vliegt van Madrid via London Heathrow naar Schiphol (met een extra overstap dus) en zal dan om ongeveer tien uur ’s avonds op Schiphol aankomen. De andere groep een uur later. Ik kijk op de computer die in een ruimte van de hostel staat op internet wanneer de laatste trein van Schiphol naar Hoogeveen vertrekt. 22.15 u. Dat halen we dus nooit! Riet en ik besluiten om dan maar te proberen een extra nacht bij A-4 Van der Valk te boeken. Via Hotelaanbiedingen.nl weet ik warempel nog weer voor € 30 p.p.p.n. te boeken. Ik vermeld er meteen bij dat we laat zullen aankomen, misschien zelfs tegen middernacht. Ik stuur ook alvast een mailtje naar de receptie van Hotel A-4 met deze mededeling. Als je namelijk na zes uur ’s avonds aankomt, wil men graag bevestiging dat je nog wel echt komt, liefst zelfs met creditkaart garantie. Vandaar mijn mailtje. Ik heb het net allemaal voor elkaar als we vertrekken voor onze laatste gezamenlijke maaltijd. 

Maak uw eigen Pisco Sour!

Behalve Diedrik zelf is ook zijn gezin aanwezig. Dat is gezellig. Zij wonen in Cusco, dus vandaar. Voor de maaltijd begint, krijgen we de ingrediënten op tafel die nodig zijn voor het maken van een echte originele traditionele Pisco Sour! Leuk is dat. Een glaasje pisco (soort jenever of grappa), een glaasje limoen- of citroensap, een glaasje honing of iets dergelijks zoets, en een glaasje rauw eiwit. En vijf flinke ijsblokken. Dat alles in een blender en dan maar schudden. Zo lang tot je het ijs niet meer hoort. Minstens twee volle minuten is dat, en dat is best lang om flink te schudden. Maar dan heb je ook wat. Mijn creatie is goed gelukt: er komt een mooie witte schuimlaag op de drank als ik Riet en mij uitschenk. En het smaakt heel aangenaam. Fris zuur, pittig. Zelfs Riet vindt het wel lekker. 

Het eten is ook prima dus het is een geslaagde avond. Diedriks vrouw nodigt de groep uit voor de volgende dag om bij haar maté (thee van kruiden) te komen drinken. Nou, dat lijkt ons wel een ervaring. 




 

 

 Incamuur in Cusco 

 Plaza de Armas

 Laatste Avondmaal in de kathedraal

 

 

 In de Kathedraal van Cusco is heel veel te zien, maar je mag er absoluut niet fotograferen. Daarom hierboven een foto van een foto van een intrigerend en beroemd schilderij, namelijk het Laatste Avondmaal, maar dan op z'n Peruaans, waarbij de gebruikelijke broden op de schaal vervangen zijn door een gebraden viscacha. Men zegt vaak: een cavia, maar die is toch echt kleiner als-ie kaal en geroosterd is.

 

 Coricancha

 De Coricancha, de Zonnetempel van Cusco, een van de drie zonnetempels, die ik nu alle drie heb gezien. De kerk van Santo Domingo werd door de Spanjaarden gebouwd op de plek van de Incatempel en het materiaal van de tempel werd gebruikt om de kerk ermee op te bouwen. Puur Imperialisme.

 binnenhof van de Santo Domingo

 

De muren en vloeren waren ooit bedekt met goud en de binnenplaats was gevuld met gouden beelden... Niet déze binnenplaats overigens.

 tuin; vroeger was alles hier van goud

 slang, poema en condor (in het gras)

 hier zie je ze beter

  

Tamelijk ongeschonden deel van de oude tempel;  // Mysterieus gouden bord met tal van symbolische voorstellingen

 

 

 

 


 KAART                                                 KAART Lima - Madrid

Dag 29 Cusco – Lima – Madrid

Een bizarre optocht, thee drinken bij de reisleider en de vlucht van Cusco naar Lima en die van Lima naar Madrid

Vandaag begint dus de terugreis. Vanochtend hebben we nog even tijd om de stad in te gaan. Samen met Diedrik gaan we theedrinken bij hem thuis. Omdat wij denken dat we daar met een uurtje wel weg zijn, slaan we het ontbijt over en nemen een paar volkorenkoekjes. Maar het thee drinken loopt nogal uit. Ten eerste: als we bij de Plaza de Armas aankomen, zien we daar een kleurrijke optocht van vreemd uitgedoste mensen. Ze dragen fel gekleurde kleren en de meest uitzinnige maskers. Het lijkt wel carnaval. Volgens Diedrik is het een optocht van verschillende afdelingen van de politie, gericht tegen terreur. Inderdaad zie ik de wegenpolitie, de natuurpolitie (of hoe die hier ook maar heet), de nationale, de… enz. Er blijken heel veel soorten politie in Peru te zijn. Het is een bonte stoet, in alle betekenissen. Dit is leuk, zo’n onverwachte gebeurtenis. We maken veel foto’s. Opvallend in de maskers zijn de felle blauwe ogen. Terwijl niemand hier blauwe ogen heeft. Of misschien wel daarom juist…

 

 

Voordat we 's middags vertrekken naar het vliegveld voor de vlucht naar Lima en dan door naar huis,  hebben we nog even tijd om thee te drinken bij onze reisbegeleider. Onderweg komen we stomtoevallig  in een kleurrijke optocht terecht die om het Plaza loopt. De afdelingen van de politie houden een optocht "tegen het terrorisme".

 




 

Thee drinken

Op een gegeven moment moeten we verder want we gingen immers thee drinken. Voorbij het plein komen we bij het pand waar Diedrik woont. Zijn vrouw heeft de thee al opstaan. Een grote pan waar de verse kruiden uit naar buiten steken. Het ruikt al goed. We zoeken allemaal een zitplaatsje. Er gaan gepofte rijst en andere snacks rond. Het is gezellig. Diedriks vrouw vertelt, vertaald door haar man, over de thee, over de vruchten en dergelijke die ze ingemaakt heeft, op sterke drank. We mogen weer proeven. Nou, dan toch maar de thee, want ik heb nog een bijna lege maag. De thee smaakt heel kruidig maar wel zoet. Dat komt doordat er ook suikerriet heeft meegetrokken. Al met al wordt het later. Op een gegeven moment moeten wij weg want we moeten nu toch wel wat eten voor we naar het vliegveld gaan. Riet en ik gaan op zoek naar een adresje waar we nog snel iets goeds kunnen eten. In het park op de Plaza moeten we even gaan zitten omdat ze last van hartkloppingen krijgt. Gelukkig gaat het na een poosje over. We proberen eerst Jack’s Café maar daar is het helaas zo druk dat we daar niet op kunnen wachten. Dan steken aan bij het Café de la Paz, dat we kennen van voor in de week. We bestellen er elk een croque monsieur en een glas maracujasap. Het kan allemaal net wat de tijd betreft. We zijn net op tijd terug om nog even een evaluatieformulier in te vullen op de binnenplaats van hostal Inkarri. Dat is vooral voor Diedrik van belang, omdat het mede hiervan afhangt hoe snel hij een volgende opdracht krijgt. Het beroep van reisbegeleider is tamelijk ongewis. Zeker nu de tijden in Europa slechter worden. Nou, van ons krijgt hij een negen (een tien zou volmaakt zijn), want wij zijn uitermate tevreden met zijn manier van begeleiden. De zaken waren altijd goed georganiseerd, hij was enthousiast, vertelde graag verhalen over wat we allemaal te zien kregen, en was betrokken bij mensen met wie het even wat minder goed ging met de gezondheid. Een reisbegeleider zoals je je die zou wensen. 

Afscheid

Op het vliegveld nemen we afscheid van hem. We hebben elkaar aardig leren kennen deze weken. We wensen elkaar alle goeds toe en ik mag mailen als ik nog vragen heb in verband met dit verhaal. Dan zijn we nu als groep op onszelf aangewezen. De vlucht naar Lima verloopt naar wens. We vliegen met de Chileense maatschappij LAN. Om vier uur vertekken we en om ongeveer 17.20 komen we aan op Lima Airport. 

Terugvlucht naar Madrid

In Cusco stappen we dan over op Iberia. Het is even zoeken naar de juiste balie voor het inchecken maar het gaat allemaal prima. Onze vlucht zal vertrekken om negen uur ’s avonds. Het is dus nog even wachten, maar reizen over zulke afstanden is veel wachten. Eigenlijk alleen maar wachten. Wachten tot je kunt boarden, wachten tot het vliegtuig vertrekt, wachten tot het vliegtuig aankomt, wachten op de bagage… Aan boord van de Iberia-machine krijgen we een maaltijd.  En dan begint een lange nacht. Veel slapen is er niet bij, ja wat hazenslaapjes. De nacht is niet zo lang want we vliegen naar het oosten dus naar de zon toe. Om een uur of half acht gaan de raamschermpjes omhoog en krijgen we een ontbijt. Dan is het wachten op een eenvoudige lunch en eindelijk om half drie plaatselijke tijd, na een vlucht van ongeveer 11,5 uur komen we aan op Madrid Barajas. 

 


 

Dag  30 Madrid

Kafka op Barajas

Op de luchthaven gaan we op zoek naar een balie om instapkaarten voor London Heathrow te bemachtigen. Op een bord zie ik dat de desbetreffende BA vlucht flink vertraging heeft. Vanaf dat moment begint er een lijdensweg. Kafkaïaans bijna. We worden als groepje van negen van de ene naar de andere balie gestuurd. Nergens wil men ons instapkaarten geven maar ook nergens wordt een alternatief geboden. We zien wel in dat we het toestel naar Londen niet meer zullen halen. Maar wat dan?! We zijn intussen de hele luchthaven over gestuurd, zelfs naar de verre terminal waar je met een automatische trein naartoe moet. Het personeel van Iberia lijkt niet geïnteresseerd een oplossing voor ons te willen zoeken. Steeds worden we doorverwezen, van het kastje naar de muur en terug. Zeer klantonvriendelijk. Een van onze groep maakt zich voor de zoveelste balie nogal boos. Het is misschien niet de manier om dingen gedaan te krijgen, maar vanaf dat moment gaat men ons als groep herkennen. We zien zoiets van ‘Nee! Zij weer!’ op de gezichten van de baliemedewerkers als wij ons weer ergens melden met ons probleem. Eindelijk (en het voorgaande is een korte samenvatting van het gebeurde!) treffen we dan een aardige Iberia-dame die zich ons lot aantrekt en ons met zoveel woorden duidelijk maakt dat de route via Londen niet doorgaat en dat zij een alternatief zal zoeken en zal zorgen voor de overnachting en eten. Vanaf dat moment neemt een zekere rust het over van de stress bij mij. Maar klaar zijn we nog lang niet. Voordat de zaak geregeld is, zijn we wel anderhalf uur verder. Opeens kunnen we kiezen. Morgen, maandag, zullen we terug vliegen. Met KLM. Hoe laat willen we, zegt u het maar. De vlucht KL 1700 van 10.30 u lijkt ons een mooie tijd. Men gaat voor ons aan het werk. Op een gegeven moment zijn er geloof ik wel drie Iberia-mensen voor ons bezig. Eindelijk hebben we alle negen een E-ticket voor de vlucht, een voucher voor een hotel in Madrid en voor een diner, ontbijt en zelfs nog de lunch. En voor twee keer drie of een keer zes minuten telefoonverkeer. Maar, drukt men ons op het hart, jullie moeten nu eerst wel zorgen dat je de bagage krijgt, want die is hier ergens op de luchthaven en die moet je meenemen om morgen op de KLM-vlucht te kunnen zetten. Het is intussen half zes in de middag. Buiten begint het donker te worden. 

Bagage! Bagage? Bagage!!

Daarmee begint een nieuwe lijdensweg. We lopen door lege hallen, staan bij lege transportbanden, melden ons bij diverse bagagebalies. Wat zijn die trouwens moeilijk te vinden: balies om te melden dat er iets mis is met je bagage. Op een gegeven moment komen twee van de negen koffers door. Daarna weer niets. Wachten. Melden bij de balie. Mevrouw gaat het uitzoeken. Kijkt u eens daar en daar. Niet dus. Mevrouw meldt dat de koffers wel op Madrid zijn. Dat we nog maar geduld moeten hebben. Wachten. 

Uiteindelijk duurt het nog twee uur voordat we allemaal onze koffer hebben. Het is dan half acht. Vijf uur nadat we op dit vliegveld aankwamen. Ik heb intussen, even voor zes uur, gebeld met Hotel A-4 Van der Valk dat het ons niet lukt gebruik te maken van de kamer. De vriendelijke mevrouw aan de balie merkt op dat het eigenlijk zo is dat we nu de kamer zouden moeten betalen, maar gezien de vervelende omstandigheden die aanleiding van de annulering zijn, ziet ze daarvan af. Klasse Van der Valk! Bedankt. Ze wenst ons sterkte. Nou, die hebben we nodig. 

Luxe hotel

Buiten het stationsgebouw zijn bushaltes. We zien wel de halte die we moeten hebben maar geen bus. Een van ons gaat informeren en meldt ons dat de bus onderweg is. Even later stopt een luxe shuttlebus en kunnen we instappen. Ik rij met een vreemd gevoel door de duistere voorsteden van Madrid. Eigenlijk hadden we nu bijna op Schiphol moeten zijn volgens het originele vluchtschema. In plaats daarvan worden we afgezet bij Hotel Tryp Alameda, een uitstekend hotel overigens. We kunnen zelf opgeven wat voor kamer en wat voor bedden we willen. En over drie kwartier is de eetzaal open voor het diner. Ahh. Wat heerlijk om even op je ‘eigen’ kamer en je ‘eigen’ wc te kunnen zitten. Na twee dagen op vliegvelden en in vliegtuigen. 

We bellen even met M & M. Die kijken wel op van alle onverwachte ontwikkelingen. Het buffet diner is overvloedig en van goede kwaliteit. De ober schenkt een uitstekende Rioja, het enige wat we van deze maaltijd hoeven te betalen. Na een nacht slapen op een uitstekend bed en een prima ontbijt van het buffet is er weer de shuttle die ons naar de luchthaven brengt. Bij de incheckbalie van KLM wacht Riet en mij toch nog weer een verrassing, maar deze keer een leuke. 


 

Dag 31 Madrid - Pesse

Businessclass!

Wij krijgen als enigen van ons groepje een businessclass stoel. Nou, dat is wel een ervaring. Op de luchthaven hebben we toegang tot de wachtruimte voor deze klasse. Een enorme zaal met overal ‘ziteilanden’ met luxe bankstellen. Koffie, fris en sap, sandwiches, van alles kun je zelf halen. Een leuk uitzicht over de start- en landingsbaan, keurige toiletten, een gedempte sfeer, kortom het is hier goed zitten. We nemen bescheiden een kop koffie en een glaasje sap. Na het uitstekende ontbijt hoeven we niet méér. We zitten vlak bij de gate die we moeten hebben, dus vlak voordat het boarden begint, gaan we naar beneden. We hoeven bij de controle van de instapkaarten niet in de rij maar kunnen zo doorlopen. In de cabine worden we net wat persoonlijker welkom geheten dan als ‘gewone’ passagier. De stoelen en de beenruimte zijn trouwens in dit toestel niet zoveel verschillend van de rest, lang niet zoals we dat zagen in het toestel van Iberia waarmee we van Lima kwamen. Maar we zitten goed, we krijgen een Volkskrant, thee, en tegen elven komt de purser al met een lunch. Nou, daar hebben we nog even geen zin in. Helaas. Kopje thee dan nog, meneer Metselaar? Ja hoor, schenk nog maar een keer bij. Het is wel leuk om dit een keer mee te maken, maar om hier nou het dubbele bedrag voor te betalen, nou nee. Maar als het je in de schoot wordt geworpen is het leuk om eens mee te maken. 

Priority! Jawel

Keurig op tijd landt de KLM-machine op Schiphol. Bij de bagageband nemen we afscheid van de rest van de groep. Die hebben al heel snel hun koffers. Aan onze reistassen ging in Madrid een groot Priority-label: ‘voorrang’, maar daar is hier op Schiphol niets van te merken. Iedereen is al weg, maar onze koffers komen nog steeds niet. Op een gegeven moment stopt de bagageband zelfs en verdwijnt de vlucht van het elektronische scherm. Riet gaat maar weer eens op zoek naar een balie om te klagen, c.q, informatie te krijgen. Nou, wij moeten nog maar een half uurtje geduld hebben. Als de bagage er dan nog niet is, zal die worden nagestuurd. Dat is de boodschap. Dus zitten wij voor de zoveelste keer weer tegen een lege bagageband aan te kijken. Dan komt er een vlucht uit Milaan op het scherm. De band begint te draaien en welke tassen liggen vooraan? Juist. Voorrang, Priority! 

Staatsbank

We kunnen bij de paspoortcontrole zo doorlopen. Nu hebben we onderhand wel zin in een broodje. In het winkelgebied vinden we de koffiehoek waar we wel vaker zitten op onze reizen. Het broodje smaakt goed. Ik ga even de overgebleven US dollars terug wisselen bij de Abn-Amrovestiging schuin tegenover de koffiebar. Ik tref dezelfde mevrouw die me een maand geleden de dollars verkocht. Toen zei ze dat ik ze binnen een maand kosteloos terug mocht wisselen als klant. En dat men vast niet moeilijk zou doen als ik één dag later zou komen. Nu kom ik die ene dag later en mevrouw merkt dat op. Ik vertel haar wat ik een maand geleden hoorde. En: ‘U gaat toch niet een klant die al veertig jaar Abn-Amro mede in de benen houdt, vertellen dat hij een dag te laat is en nu kosten moet betalen?’ Ze kijkt zuinig en zegt: ‘Ja, hoe lang u al klant bent kan ik niet zien en we moeten iedereen wel gelijk behandelen natuurlijk.’ Maar ze wisselt de dollars wel zonder kosten te berekenen. 

Als we klaar zijn, gaan we eens kijken wanneer de volgende trein naar Hoogeveen gaat. Die is net tien minuten weg. De volgende rechtstreekse trein naar Hoogeveen (hij bestaat nog, maar niet lang meer) gaat over 50 minuten. Dus daar zitten we weer te …wachten. In de Ako koop ik een Elsevier. Een test van alle bejaarden- en verzorgingshuizen in Nederland. Nou, die bij ons in de buurt komen er redelijk tot goed af. Een hele geruststelling. In de trein bel ik een taxibedrijf. De man staat al op ons te wachten als we aankomen. Het loopt intussen tegen half zes ’s middags. Onderweg naar Pesse zie ik dat er –gelukkig- weinig veranderd is. Aan de ene kant fijn om weer in de vertrouwde omgeving te zijn, aan de andere kant mis ik nu al het fijne warme voorjaarsweer in Cusco. 

 

Naschrift

Onze darmen raakten pas weer in hun normale doen ongeveer een dag nadat we thuis waren gekomen. Van de jetlag en (over)vermoeidheid hebben we wel langer last gehad. We waren in vier weken beiden ongeveer 5 kg afgevallen. Nu, half januari, zijn die kilo’s bij mij overigens wel weer terug…

Na een week heb ik de eerste stappen gezet om Iberia tot de door de EU verplichte compensatie te brengen. We hebben in totaal ongeveer zeventien uur vertraging gehad, dus die compensatie moet er wel komen. Als daarover meer bekend is, zal ik dat op deze plaats gaan melden. Het zou echter wel een jaar kunnen duren voordat de claim is opgelost. Recht hebben en recht krijgen… 

In februari 2014 hebben wij via onze advocaat van Stichting Univé Rechtshulp een schikking afgedwongen met Iberia. We krijgen elk € 250 als compensatie voor alle ellende. Even hebben we overwogen om door te gaan voor 2 x € 600 omdat het volgens de advocaat om een 'samengestelde vlucht' zou kunnen gaan maar dat zou weer minstens een jaar uitstel hebben betekend, en we wilden er nu wel eens af zijn. Dus: schikking geaccepteerd. Het heet schikking, maar we hebben gewoon het standaard bedrag gekregen voor een dergelijke vertraging op een dergelijke vlucht. We hebben het geld besteed aan een reis door Panama en Costa Rica en aan een etentje met dochter en schoonzoon. 


 

Dag-tot-dag beschrijving van de reis door Koning Aap

^Dag 1 : Vertrek Amsterdam/Brussel - Aankomst Lima

Je vliegt naar Lima, de hoofdstad van Peru, waar je in de avond aankomt. De reisbegeleiding wacht je op in de aankomsthal en brengt je met de eigen bus naar het hotel in het centrum van de stad. Afhankelijk van de stemming van eenieder, houdt de reisbegeleiding diezelfde avond of de volgende ochtend het welkomstpraatje.

^Dag 2 : Lima - Pisco - Ica

Een perfecte beschermplaats tegen mens en dier. Dat zijn de Ballestas eilanden, leefgebied van zeeleeuwen, pinguïns, Peruaanse aalscholvers en pelikanen. Zeeleeuwen stoeien in het water rond de boot, zodat je prachtige foto's kunt maken. In februari en maart worden soms zelfs condors gespot, die zich met de karkassen van dode zeeleeuwen voeden. Vanuit Pisco kun je een bezoek brengen aan deze eilandengroep, op een half uur varen van het vasteland. 

De eilanden zijn beschermd natuurgebied. Eens in de vier jaar wordt deze regel verbroken. Dan komen de Peruaanse guano-stekers aan wal om de nitraatrijke uitwerpselen van de vogels te verzamelen. Dat guano een zeer belangrijk bestanddeel vormt van meststof werd pas in de negentiende eeuw ontdekt. Hierdoor is Peru momenteel de grootste exporteur ter wereld. 

Vanuit Ica kun je een bezoek brengen aan de oase Huacachina. Dit kleine rustieke dorp ligt aan een lagune waarvan men beweert dat het water een geneeskrachtige werking heeft. Wellicht ook op jouw kunsten om met een sandboard van 80 meter hoge zandduinen af te surfen! 

^Dag 3 : Ica - Nazca

’s Ochtends vertrek je met de bus naar Nazca, een busrit van ongeveer 3 uur.

De Nazcacultuur verwierf wereldbekendheid door de ontdekking van de Nazcalijnen die je, mits er geen mist is, vanuit de lucht in een drie-, vijf- of twaalfpersoons-propellervliegtuigje kunt waarnemen. Pas dan zie je de in de woestijn getekende aap, marsmannetje, kolibri, boom en vele andere geometrische figuren. Doe dit vooral op een niet te volle maag; niet iedereen is bestand tegen de rondvlucht van een half uur. Ook kun je vanuit Nazca het Chauchillakerkhof bezoeken.

Als je een vlucht wilt maken over de Nazcalijnen, geef dit dan aan op het boekingsformulier. De vluchten zijn zeer populair, zeker in de maanden juli en augustus. Als je later besluit de vlucht te willen maken, heb je kans dat alle vluchten al volgeboekt zijn. De vlucht over de Nazcalijnen is inbegrepen in het excursiepakket.

Als je nog puf hebt kun je 's avonds een presentatie bijwonen over de Nazca’s in een planetarium, een cultuur die honderden jaren heeft bestaan en waar het huidige plaatsje haar bekendheid aan dankt.

^Dag 4 : Nazca - Arequipa (nachtbus)

In de ochtend is er gelegenheid om een mooie excursie te maken in de omgeving van Nazca om meer over de Nazca cultuur te weten te komen. Je bezoekt het interessante Antonini museum, de piramiden van Cahuachi of je laat je verrassen door de 2000 jaar oude aquaducten.

In de loop van de middag vertrek je met een luxe openbare bus naar Arequipa, een rit van ongeveer 10 uur over desolate woestijnvlakten en via een spectaculaire kustweg.

^Dag 5 : Arequipa

De 'Witte Stad' Arequipa dankt haar bijnaam aan de vele gebouwen die uit wit vulkanisch gesteente zijn opgetrokken (tufsteen). In deze stad zul je voor het eerst merken dat je langzaam op hoogte komt, want Arequipa ligt aan de rand van het Andesgebergte op zo'n 2325 meter. Vanaf het 'Plaza de Armas' heb je een schitterend uitzicht op de vulkaan El Misti. Zo vredig als zij nu is, zo verwoestend zijn haar vulkanische uitbarstingen geweest. Bijkomend voordeel hiervan is dat de bodem rondom Arequipa zeer vruchtbaar is. Tezamen met een warm klimaat levert dit hoge jaarlijkse tarwe-opbrengsten op. Een bezoek aan de warmwaterbronnen van Yura en Socosani vormen naast de zichtbare lavastromen en vlaktes bedekt met vulkanisch stof en puin, nog het meest aangename bewijs van het vulkanisch gebied waarin je je bevindt. 

 

Het Santa Catalina-klooster in Arequipa, dat nog gedeeltelijk wordt bewoond, is zeker een bezoek waard. Een waar labyrint aan straatjes en pleintjes. Bezoek ook het museum Santuarios Andinos om de pas in 1995 ontdekte mummie te zien van het naar schatting 12-jarig meisje, dat de naam 'Juanita' draagt. Vijfhonderd jaar geleden werd zij door de Inca's aan de goden geofferd en begraven in de permafrostlaag van de vulkaan Ampato.

 

^Dag 6 : Arequipa - Colca Canyon

Vanuit Arequipa reis je met de eigen bus naar de Colca Canyon, één van de diepste kloven ter wereld. De eerste dag van het tweedaagse avontuur in de Colca Canyon rijd je over een pas van 4850 meter en volg je de stoffige weg. Van verre zie je de Colca-vallei al liggen. Onderweg wordt natuurlijk gestopt als er vicuña's, ibissen, lama's en alpaca's te zien zijn. Met een beetje geluk en helder weer kun je de imposante vulkanen Sabancaya (5976 meter) en Ampato (6380 meter) zien. Op de laatste is Juanita gevonden. In het dorpje Chivay, (of een van de omliggende dorpjes) op 3600 meter hoogte gelegen, overnacht je. Mocht je 's middags nog puf hebben voor een wandeling, loop dan in een klein uurtje (vanaf Chivay) naar de warmwaterbronnen van La Calera. Heerlijk om hierin te baden met niet alledaagse uitzichten op de omringende bergen.

De entree voor de Colca Canyon en de begeleiding van een Engelssprekende gids is bij de reissom inbegrepen. 

^Dag 7 : Colca Canyon - Arequipa

Na een zeer vroeg ontbijt ga je snel op pad. De condors wachten niet! Je passeert onder andere het plaatsje Yanque en Maca alvorens naar 'Cruz del Condor' te rijden. Aan de rechterzijde indrukwekkende uitzichten op de pre-Incaterrassen in de kloof. Beneden ligt één van de diepste kloven ter wereld. Vanwege haar ontoegankelijkheid is de Colca Canyon een goede schuilplaats voor de condor, die met zijn spanwijdte van ruim drie meter de grootste vogel is van het Zuid-Amerikaanse continent. Geruisloos zie je ze omhoog zweven gebruikmakend van de aanwezige thermiek. Houd de camera in de aanslag voor het vastleggen van een geweldig moment.

 

Je rijdt vervolgens terug naar Arequipa, waar je 's avonds heerlijk kunt genieten van een van de heerlijke lokale gerechten van de regio en een drankje op het centrale plein. 

^Dag 8 : Arequipa - Arica

's Ochtends vertrek je met de eigen bus naar de Chileense grens. Na de grensformaliteiten rijd je naar Arica, de meest noordelijke stad in Chili. Tijdens de koloniale tijd werd vanaf deze havenplaats het zilver uit Potosí verscheept naar Spanje. 

^Dag 9 : Arica - San Pedro de Atacama (nachtbus)

Vandaag kun je heerlijk bijkomen aan de kust, want in Arica kun je over het algemeen -als het weer meezit- het hele jaar door zonnen en zwemmen, ook al is het water er niet zeer warm. Of je maakt een wandeling of fietstocht door de stad, waar je een aantal gebouwen van de hand van Eiffel kunt vinden. Vlakbij Arica zijn de oudste mummies ter wereld gevonden. Je kunt ze bezichtigen in het museum. Ook is er een facultatieve dagexcursie naar Lauca Nationaal Park mogelijk. Een bezoekje aan de vissersmarkt en -haven is zeker ook een aanrader. Maak een boottochtje door de haven vol zeeleeuwen en pelikanen, en probeer na afloop eens de 'ceviche', een gerecht met rauwe vis! 

 

's Avonds vertrek je met een comfortabele lange-afstands nachtbus. Je reist door de droogste woestijn ter wereld, de Atacamawoestijn. Na de overstap in Calama, is het nog ongeveer twee uur naar San Pedro de Atacama. 

^Dag 10 : San Pedro de Atacama

San Pedro de Atacama telt slechts een paar duizend inwoners, is zeer gemoedelijk en straalt nog een authentieke Spaanse en indiaanse sfeer uit. Het ligt in een oase waardoor de bomen op het dorpsplein voor een verkoelende schaduw zorgen. Er zijn een paar souvenirwinkeltjes en een marktje en zelfs een internet-cafeetje. Je zou kunnen fietsen (te huur) of wandelen langs de rivier naar de pre-Inca ruïne van Pukar- of een excursie maken naar de beroemde Maan Vallei, om een mooie zonsondergang te zien.

^Dag 11 : Salar de Uyuni

Vanuit San Pedro start het zoutmerenavontuur naar Uyuni. In drie dagen leggen de 4WD-jeeps circa 650 kilometer af door het meest ruige ontoegankelijke deel van de Altiplano. Het gebied tart elke beschrijving. Gestolde lavastromen, prachtige stratusvulkanen, grillige rotsen, warmwaterbronnen, gekleurde meren en eindeloze surrealistische zand- en zoutvlakten die vervreemdend werken en je voortdurend het gevoel geven van tijdloosheid. Ondanks het klimaat en de schaarse vegetatie zul je versteld staan hoe viscacha's (knaagdiersoort die eruit ziet als een konijn met een lange staart), valken, verschillende soorten flamingo's, lama's, vicuña's en nandoe's (familie van de struisvogel), kunnen overleven.

 

Ook al kan het overdag in de zon een aangename 20-24°C zijn, neem zeer warme kleding mee. Vooral de nachten in juli en augustus zijn bitterkoud, temperaturen van -15°C zijn geen uitzondering. Met een straffe wind erbij daalt de gevoelstemperatuur nog meer. Een slaapzak (ook ter plaatse te huur), warme kleren zoals thermisch ondergoed of een legging, fleece, winddicht jack, muts en handschoenen zijn onontbeerlijk. Denk ook aan de bescherming van je ogen en neem een zonnebril mee met een hoge UV-bescherming. 

 

Gedurende twee nachten slaap je in eenvoudige huisjes in slaapzalen met stapelbedden. Elk bed heeft een matras en er zijn dekens. Naast warme kleding raden we je in de maanden juli en augustus ook aan een slaapzak mee te nemen of te huren. In de tweede overnachtingplaats kun je douchen. Elektriciteit wordt middels een generator 's avonds voor een paar uur opgewekt. Daarna heerst de duisternis en stilte! 

 

Nadat de jerrycans met brandstof, gasflessen om te koken en het eten is ingeslagen, ga je van start. Een kok gaat mee om gedurende de tocht de maaltijden te bereiden. Tijdens deze tocht zijn 7 maaltijden inbegrepen (lunch dag 11 t/m lunch dag 13). Na ongeveer een uur arriveer je bij de Chileens-Boliviaanse grenspost. Daar stap je over in de jeeps. Na vijftien minuten arriveer je bij de Laguna Verde, één van de kleurrijke groene mineraalrijke meertjes aan de voet van de vulkaan Licancabur. Vervolgens rijd je door het zogenaamde 'Dali-landschap' vanwege zijn surrealistische vormen. Je waant je in een van zijn schilderijen. Als je eenmaal in het 38°C warmwaterbad in de Laguna Salada ligt, met bevroren grassprieten langs de kant, wil je eigenlijk helemaal niet meer weg. Na nog wat kleine geisers en 'heksenketels' kom je aan bij de Laguna Colorada, een in allerlei roodtinten geschakeerd meer, bezaaid met witte zouteilandjes en flamingo's. 

^Dag 12 : Salar de Uyuni

Op de tweede dag vertrek je rond acht - negen uur via de Siloliwoestijn naar een enorme brede zandvlakte. Natuurlijk wordt onderweg gestopt bij de stenen boom, bij allerlei grillige rotsformaties en een plek waar de viscacha's (een soort konijnen) op je komst rekenen. De tocht brengt je naar een serie van vijf zoutwater lagunes. In de laatste twee is de kans zeer groot langs de oevers flamingo's te zien. Via het dorpje Copacabana of eventueel met een omweg langs de 5800 meter hoge vulkaan Ollagüe rijd je in tweeënhalf uur naar San Juan (of het nog dichter bij de zoutvlakte gelegen Bellavista). Onderweg kun je vicuña's, nandoe's (lijken erg op struisvogels) en lama's tegenkomen.

^Dag 13 : Salar de Uyuni

Vandaag kom je dan eindelijk aan op de twaalfduizend vierkante kilometer grote zoutvlakte, een waar hoogtepunt! In één uur rijd je vanaf San Juan naar de rand van het zoutmeer op weg naar het vulkanisch eiland Inca Wasi, wat 'Huis van de Inca' betekent, waarop zich tien meter hoge reuzencactussen bevinden. Vanaf de top van dit eiland ontvouwt zich een panoramisch uitzicht dat elke omschrijving tart. Het lijkt wel of de witte zoutvlakte één grote ijspiste is. Vervolgens rijd je naar het zouthotel, een hotel geheel opgetrokken uit zoutblokken. Via de Ojos de Salar, natuurlijke poeltjes van water, kom je aan in Colchani waar je bij een familie kunt zien hoe het zout wordt bewerkt en verpakt om te worden verhandeld. Na een half uur rijden kom je aan in Uyuni, het eindpunt van deze driedaagse jeeptocht. 

^Dag 14 : Uyuni - Potosí

Na je waarschijnlijk verwonderd te hebben afgevraagd waarom de straten in Uyuni zo breed zijn terwijl er amper autoverkeer is, vertrek je vandaag voor een circa zes uur durende busrit door werkelijk prachtige landschappen naar Potosí. De rotsformaties worden steeds grilliger en kleurrijker. Hier pleegden de legendarische ‘outlaws’ Butch Cassidy en Sundance Kid hun laatste treinoverval, voordat ze door het Boliviaanse leger werden gevangen en opgehangen. De kans is groot dat je onderweg lama's en vicuña's ziet. De lokale indianen (indígenas) leven hier op hoogte in adobe-huisjes gemaakt van gedroogde klei, riet en uitwerpselen. Dat houdt de warmte beter vast dan beton.

^Dag 15 : Potosí

Potosí, de op 4070 meter hoogst gelegen stad in Bolivia, ontleent haar naam aan de Cerro Rico, de 'rijke berg' waarmee de huidige 140.000 inwoners een haat-liefde relatie hebben. In 1545 ontdekten de Spanjaarden de enorme hoeveelheid zilver in de berg waarmee de 300 jaar lange exploitatie van de mijnwerkers, indíginas en negerslaven, een aanvang nam. Hun barbaarse werkomstandigheden leidden tot de dood van zes miljoen (!) mijnwerkers. 

 

Op dit moment werken er nog steeds tienduizenden mijnwerkers in de vele mijncoöperaties. Het is zeer interessant om een van deze mijnen met een lokale gids te bezoeken. Deze ecxusie is inbegrepen in het excursiepakket. Je maakt kennis met de vaak barre omstandigheden waarin mijnwerkers leven en werken. Vergeet niet voordat je de mijn ingaat cocabladeren, sigaretten of een flesje 96% alcohol te kopen voor de mijnwerkers. Vooral het kauwen op de cocabladeren, dat de hele dag maar doorgaat, draagt ertoe bij dat zij het zware werk onder de grond langer volhouden. Ontmoet ook de mijngod El Tío (de oom), een door de Spanjaarden verzonnen afgod om de mijnwerkers harder te laten werken. 

 

De vroegere Spaanse rijkdom laat zich in Potosí zien in talrijke kerken, kathedralen, kloosters en koloniale huizen die vaak in de kleur terracotta zijn opgetrokken als eerbetoon aan de kleur van de Cerro Rico. Terecht dat de Unesco de stad in 1987 op de Werelderfgoedlijst plaatste. Bezoek het Casa de la Moneda, met recht het indrukwekkendste museum van Bolivia waarin vanaf 1773 de eerste zilveren munten van de Amerika's werden geslagen .Even buiten de stad liggen de warmwaterbaden Tarapaya, heerlijk om hierin even te baden. 's Avonds is het in een van de vele restaurantjes een aanrader om eens het lama- of alpacavlees te proeven met de lokale drank Chuflay. 

 

^Dag 16 : Potosí - Sucre

Vanuit Potosí rijd je in ongeveer drie uur naar Sucre, de officiële hoofdstad van Bolivia. Het is een prachtige koloniale stad met een aangenaam klimaat.

^Dag 17 : Sucre

In 1825 werd in Sucre in het Casa de la Libertad (Huis van de vrijheid) de onafhankelijkheid uitgeroepen door de belangrijkste vrijheidsstrijders van Latijns Amerika, Simón Bolívar en Antonio José de Sucre. Beiden waren de eerste presidenten van Bolivia. Het Casa de la Libertad is nu een museum waarin talloze presidenten van Bolivia worden geëerd met portretten en parafernalia. De Jezuïetenkapel behoort beslist tot een van de mooiste van het land. Vanwege de prachtig geconserveerde en voornamelijk witte koloniale gebouwen en kerken staat Sucre op de Werelderfgoedlijst van Unesco. 

Proef de provinciale sfeer in Sucre en wandel op je gemak rond. Bezoek tijdens je vrije dag het kleinschalige textielmuseum Asur of het klooster La Recoleta met zijn prachtige schilderijen van de Cusceense school, zijn patio's en de veertienhonderd jaar oude cederboom. Vanaf het plein voor La Recoleta heb je een mooi uitzicht over Sucre. Op de begraafplaats van Sucre neem je de devotie waar waarmee Bolivianen hun dierbaren begraven en bijzetten in graven, variërend van kleine grafheuveltjes tot pompeuze mausolea.

In twee uur kun je met de bus naar het op 3300 meter hoogte gelegen dorpje Tarabuco rijden, dat bekend staat om zijn weefkunst en de authenticiteit van haar bewoners. Doe dit het liefst op zondag, aangezien dan de wekelijkse markt gehouden wordt. Een feest van kleur en klederdracht. Een andere mooie excursie is een prachtige wandeling van ongeveer 14 km, meest bergafwaarts door een vruchtbare vallei aan de andere kant van Sucre. Onderweg zijn ook pré-inca rotsschilderingen te zien.

^Dag 18 : Sucre - La Paz

Vanuit Sucre gaat de reis per vliegtuig verder naar La Paz. Om de enorme afstand te overbruggen (per bus zou het twaalf uur duren) vlieg je over de Altiplano, wat letterlijk hoogvlakte betekent. Het 'plat' ligt tussen twee opgesplitste bergketens van de Andes die halverwege Chili weer bij elkaar komen.

^Dag 19 : La Paz

La Paz is de officieuze hoofdstad van Bolivia, immers de regering en alle ministeries zijn er gehuisvest. Het paleis van de president tref je aan op de Plaza Murillo, een heerlijk rustiek pleintje met spelende kinderen, duiven, schoenenpoetsers en ijs- en pindaverkopers. Het straatbeeld van La Paz wordt bepaald door een mengeling van Europees geklede 'zakenlui' en cholitas, de zo kenmerkende Boliviaanse vrouwen met hun fraai geborduurde plooirokken (zogenaamde polleras) en 'dansende' zwarte bolhoedjes die op straat hun verkoopwaar aanprijzen. 

 

Vlakbij de heksenmarkt, waar deze cholas lamafoetussen en andere offerandes verkopen om 'Pachamama' oftewel 'Moeder Aarde' mild te stemmen, ligt het Coca Museum. Je zult versteld staan hoe de cocaplant onlosmakelijk met de indiaanse cultuur is verbonden.

Breng tijdens je verblijf in La Paz zeker ook een bezoek aan het archeologisch museum van Tiahuanaco of Tiwanaku, een pre-Inca cultuur wier oorsprong ligt aan de zuidoostoevers van het Titicacameer. Op zo'n twee uur rijden ten westen van La Paz liggen de opgegraven tempels. Deze cultuur beschikte al over een uitgebreide kennis van de cosmos, wat onder andere blijkt uit de exacte positie van de 'Zonnepoort' de hoofdingang van de tempel. Er zijn ook een paar prachtig bewerkte monolieten van enorme omvang te bezichtigen. 

^Dag 20 : La Paz

De maanvallei is een landschap van bizarre rotsformaties, geërodeerde pieken en kronkelen paadjes als door een labyrint. Ook kun je naar de hoogst gelegen skipiste ter wereld, Chacaltaya, gaan. Verwacht niet je ski's direct onder te kunnen binden, want de gletsjers zijn verijst en de skilift wordt al jaren niet meer onderhouden. De tocht ernaartoe is al adembenemend. Op 5200 meter hoogte geniet je van een weids uitzicht op de Altiplano, het Titicacameer en de Cordillera Real (koninklijke bergketen) met zijn talloze pieken van boven de 6000 meter. De besneeuwde top van de Huayna Potosí met zijn 6088 meter kun je haast aanraken.

^Dag 21 : La Paz - Puno

Vandaag keer je weer terug naar Peru. De route voert langs de grensplaats Desaguadero. Eenmaal in Peru heb je een uur 'gewonnen'. Je passeert immers een tijdzone waardoor de horloges een uur moeten worden teruggezet.

Vanaf de grens is het nog zo'n twee uur rijden naar Puno, een stad gelegen aan de oevers van het Titicacameer en tevens uitvalsbasis voor tochten naar de eilanden. 

^Dag 22 : Puno

Beleef in Puno de gezellige drukte in calle Lima of het Pino-park of verken het haventje aan het Titicacameer. Vanuit Puno zijn meerdere facultatieve excursies mogelijk. Zo zou je naar de Uros-rieteilanden kunnen gaan (inbegrepen in het excursiepakket). Op deze excursie krijg je een goed beeld van hoe de Uros-indianen eens leefden op de drijvende rieteilanden en hoe zij leefden op en van het totora-riet. Zij bouwden hun huizen ervan en het riet diende in tijden van schaarste zelfs als voedsel. Nu zijn deze rieteilanden voornamelijk een toeristische attractie. Dat kun je wel zien aan de vele souvenirs die hier te koop worden aangeboden. Voor een dagje ontspannen op het Titicaca meer, kun je de Uroseilanden ook combineren met Taquile-eiland, waar geen verkeer bestaat en breiende mannen in hun traditionele kledij vriendelijk goededag zeggen. 

 

Tevens bestaat de mogelijkheid om vanuit Puno een excursie te maken naar de nabij gelegen graftombes van Sillustani waar belangrijke Colla's liggen begraven. Archeologen beweren dat de afstammelingen van de Colla's de werkelijke ambachtslieden waren van de latere Inca-bouwwerken. 

^Dag 23 : Puno - Cuzco

De busrit van Puno naar Cuzco voert je over een mooie verharde weg door de Altiplano langs maïs- en quinoavelden afgewisseld met stukken braakliggend land. Nadat je de drukke stad Juliaca bent gepasseerd rijd je door het gebied waar eens de Pukuracultuur heerste, op weg naar de ruim 4300 meter hoge pas La Raya. Aan weerszijden doemen prachtige bergen op waarvan enkele bedekt zijn met eeuwige sneeuw. Rond het gebied van La Raya heeft de universiteit van Cuzco een fokprogramma opgezet van alpaca's en lama's ten behoeve van een constantere kwaliteit wol. De busrit van Puno naar Cuzco duurt zo'n zeven - acht uur. 

 

Onderweg kom je langs verschillende dorpjes en een paar interessante Wari- en Inca ruines, zoals Raqchi en Pikillacta. Je zult ook een bezoek brengen aan het pittoresque dorpje Andahuaylillas met haar prachtige kerkje alvorens in Cusco te arriveren.

^Dag 24 : Cuzco

De Inca's beschouwden hun stad als de 'navel der aarde', zij wisten immers niet beter dan dat Cuzco het middelpunt van hun rijk was. De Spanjaarden hadden weinig respect voor de Incacultuur. Veel religieuze tempels werden dan ook met de grond gelijk gemaakt waarmee de Spanjaarden ruimte creëerden om hun barokke kerken en rijk versierde huizen te bouwen. Talrijke Incabouwwerken moesten het ontgelden en dienden alleen nog als fundament. Deze mengeling aan bouwstijlen kun je goed zien in de vele steegjes rondom de Plaza de Armas. 

 

In de stad zelf is van alles te beleven. Ben je geïnteresseerd in de Incacultuur, bezoek dan beslist het Museo Inka, dat vol staat met gouden en zilveren kunstvoorwerpen alsmede grote aardewerken drinkbekers. Ook het enige overgebleven Incapaleis, de Coricancha, mag je niet missen. Door de laatste aardbeving in 1950 werden de muren van het klooster en de kerk van Santo Domingo ernstig beschadigd waardoor geheel onverwacht de robuuste muren van één van de drie nog bewaard gebleven Incapaleizen weer te voorschijn kwamen! 

 

Het loont de moeite om het speciale Cuzco Visitor Ticket aan te schaffen, dat je toegang geeft tot vrijwel alle belangrijke monumenten, kerken en musea in de stad en de belangrijkste ruïnecomplexen in de omgeving.

 

Prefereer je de buitenlucht, slenter dan door de straatjes van de kunstenaarswijk San Blas of bekijk de mooie lama- en alapaca-truien die verkoopsters proberen te slijten. Ook is het zeker de moeite waard om een optionele excursie naar de Heilige Vallei te maken. In deze tour bezoek je de ruïnes van Pisac met prachtige vergezichten, en natuurlijk het Incafort van Ollantaytambo, waar de Inca´s één van hun weinige overwinningen op de Spanjaarden behaalden. Als je tijd over hebt kun je ter afsluiting van deze tour de pré-Inca zoutpannen van Salineras bezoeken. De aanblik van al deze, in een vallei gelegen, zoutpoeltjes is bijzonder mooi. 

 

Vanwege haar historisch belang trekt Cuzco een toeristenschare vanuit de gehele wereld. Het zal je dan ook niet verbazen dat keukens uit bijna uit alle landen vertegenwoordigd zijn. Geniet 's avonds ergens van een live-optreden van indiaanse muzikanten tot in de vroege uurtjes.

 

Omdat er in en rondom Cuzco zoveel bezienswaardigheden zijn, verblijf je er vijf volle dagen. Bedenk wel dat als je kiest voor de 4 daagse Incatrail, je minder tijd over hebt om Cuzco (en omgeving) te bekijken.

^Dag 25 : Cuzco

^Dag 26 : Cuzco - Aguas Calientes / Excursie Machu Picchu

Vanuit Cuzco neem je de trein naar Aguas Calientes, die meestal 's ochtends vroeg vertrekt. De trein rijdt al zigzaggend het dal uit waarin Cuzco ligt. Na een korte stop op het station van Ollantaytambo slingert de trein verder, de bochten volgend van de Urubambarivier. De trein doet er ongeveer vier uur over voordat hij aankomt in het levendige stadje Aguas Calientes. Met de bus slinger je vervolgens omhoog naar de ingang van de Inca-stad Machu Picchu (entreegeld niet inbegrepen). Regel van tevoren een lokale gids, dit is beslist een meerwaarde van je bezoek aan de heilige stad, die nimmer door de Spanjaarden is ontdekt. In en rondom de ruïnes kun je prachtige wandelingen maken naar de zonnepoort, (Inkti-punku) of naar Huayna Picchu. Vanaf beide punten vergaap je je weer aan de stad die haast omarmd lijkt door Pachamama, 'moeder aarde'. 

^Dag 27 : Aguas Calientes - Cuzco

Vandaag heb je 's ochtends nogmaals de mogelijkheid om Machu Picchu (bus en entreegeld niet inbegrepen) te bezoeken. In de middag vertrekt de trein weer naar Cuzco.

^Dag 28 : Cuzco

Deze dag staat nog tot je beschikking om Cuzco te verkennen.

 

We proberen zoveel mogelijk met KLM, Air France of Iberia te vliegen. In het hoogseizoen kan er soms met Delta Airlines gevlogen worden. Mocht er met Delta Airlines gevlogen worden, dan wordt op deze dag 's morgens van Cusco naar Lima gevlogen. Je hebt 's middags tijd in Lima, waarna in de nacht van dag 28 op 29 de vlucht naar Amsterdam/Brussel vertrekt. Door de overstap in Amerika ben je dan op dag 30 thuis. 

^Dag 29 : Vertrek Cuzco - Lima

Vanuit Cuzco neem je een binnenlandse vlucht naar Lima. Je hebt eventueel nog even tijd om de stad te verkennen (afhankelijk van het vluchtschema) voordat je 's avonds doorvliegt naar Amsterdam/Brussel.

^Dag 30 : Aankomst Amsterdam/Brussel

 

 


 

TIPS

Ik geef hieronder wat persoonlijke tips, die uiteraard uit onze ervaringen voortkomen, en die dus qua weer in ieder geval gelden voor de tijd waarin wij reisden namelijk begin november/december. 

Zorg voor kleding voor alle soorten weer. Een fleece jack is m.i. onmisbaar. En een licht regenjack evt. met capuchon ook. Maar ook lichte kleding voor warme dagen. 

 

Neem zonnebrandcrème mee. Het is daar moeilijk te krijgen en op het water én in de woestijn en op het zoutmeer absoluut onmisbaar. 

 

Absoluut onmisbaar is ook een hoofddeksel (daar ook te koop trouwens) en een goede liefst polariserende zonnebril (daar minder makkelijk te koop). 

 

Neem een wereldstekker mee en als je meer op te laden accu’s hebt, is een tafelstekkerdoos die in de wereldstekker past, ook erg handig. 

 

Een slotje op de rits van de zak (in je reistas) waar je gewilde voorwerpen als een zakmes e.d. bewaart, is handig. In het bijzonder bij de grensovergang Bolivia-Peru. 

 

Pin al op Schiphol dollars. Alle excursies moet je (liefst) betalen in US $. 

 

Sols en boliviano’s en pesos kun je ter plaatse pinnen. Niet alle ATM’s werken op de Euro-Mastercard. En niet alle ATM’s werken (!) Een Visa-card (als reserve) is uiterst handig. NB.: ATM’s geven relatief kleine maximum bedragen. 

 

Reisapotheek:

Acetazolamide tegen hoogteziekte? Vragen bij de GGD! In ieder geval iets tegen diarree (loperamide, stopt maar geneest niet!). Niet iedereen heeft het zo lang als ik maar bijna niemand ontkomt eraan. Paracetamol tegen hoofdpijn door zuurstofgebrek. Neusspray zoutoplossing tegen droge verstopte neus. 

 

Lees de tips die reisorganisaties als Djoser, Baobab, Koning Aap e.d. geven op internet!


 


 

 

VOORBEREIDING OP EEN REIS NAAR PERU, BOLIVIA EN CHILI 

Op deze pagina onder meer:

Meer over onze

VOORBEREIDING OP ONZE REIS NAAR ZUID-AMERIKA: PERU, BOLIVIA EN CHILI  

 

Hieronder geef ik 

•een selectie uit reisorganisaties waarmee je naar Peru, Bolivia en Chili kunt reizen

•websites die je kunt bezoeken voor meer informatie en 

•boeken die je kunt lezen als  voorbereiding op de reis

•het dag-tot-dag programma van de reis (gegevens van Koning Aap)

•informatie over hoe wij deze reis CO2 -neutraal hebben gecompenseerd

•informatie over welke injecties en pillen wij hebben  genomen i.v.m. de gezondheid en preventie. 

 

WEBSITES

(Links naar) websites met meer informatie over Peru, Bolivia en Chili/ Zuid-Amerika

Natuurlijk kun je eerst kijken op de website van de reisorganisatie waarmee wij de reis maakten: Koning Aap.   

Een mooie website met prachtige 360 graden panoramafoto’s van Machu Picchu en omgeving is

www.machupicchu360.com 

Je kunt de hele toeristische wandelroute over het complex thuis al volgen! Tot en met de top van Huayna (Wayna) Picchu. Ook in het Engels, al is dat een soort ‘Spengish’... Je moet wel “Java” op je computer hebben of het installeren.

Een website met magnifieke 360 graden panoramafoto's van o.a. Machu Picchu, de Atacamawoestijn, de Laguna Verde en - Colorada, het grootste zoutmeer ter wereld de Salar de Uyuni, -en nog veel meer mooie plekken: 

360cities.net

informatie en een mooie film/ clip over de schatten van Peru op www.peru.info Naast Spaanstalig o.a. ook in het Engels en Duits. Mooi vorm gegeven website.

Wat vormgeving betreft een beetje tegenvallende site is www.boliviaweb.com (algemene en toeristische informatie). Spaans en Engels.

“La Chispa is het kwartaalmagazine én de website voor liefhebbers van Latijns Amerika. Journalistiek, betrokken, informatief, scherp. Een interactieve community met echte chispa: levendig en met passie”, aldus de website zelf: http://www.lachispa.eu/

LATIN AMERICAN NETWORK INFORMATION CENTER (LANIC)

De Universiteit van Texas heeft een website waarop héél veel links staan naar websites die meer info geven over alle denkbare aspecten van (o.a.) Zuid-Amerika, dus ook Peru, enz. http://lanic.utexas.edu

Hieronder staat een aantal sites die ook genoemd worden op deze site; sommige zijn reisorganisaties die echter ook informatie geven: 

 

•Andean Travel Web A Guide to Peru 

•Aves de Lima - Perú (alleen Spaanstalig) 

•Cultural Expeditions Peru Interdisciplinary small group expeditions 

•Destination Peru Lonely Planet 

•iLatinTravel.com Peru travel guide hotels and tours 

•Inkaways Peruvian Tour Operator  

•Qosqo Inka's Scared Capital- Cuzco:  Heel veel info, in het Engels

•South American Explorers (SAE) Non-profit organization dedicated to convey travel information about South and Central America 

•Titicaca Lake Fascinerend meer op 3800 m hoogte 

•Peru Travel Guide 

(De opsomming is niet compleet. )

Prensanueva geeft informatie in het Spaans en Engels, zelfs een deel in het Nederlands: 

 http://www.prensanueva.com.ar/

De Universiteit van Amsterdam heeft een website over Zuid-Amerika, merkwaardigerwijs vnl. in het Engels: The inter-university Centre for Latin American Research and Documentation (CEDLA) was founded in 1964 at the University of Amsterdam.In 1971 CEDLA became an inter-university institute with its activities carried out on a national scope. Er staat ook wel informatie op in het Nederlands. http://www.cedla.uva.nl

Op de site www.zuid-amerika.nlstaan vrij veel wetenswaardigheden en dingen om te doen in Bolivia ... bv. in Potosi

Natuurlijk weet iedereen dat je begint bij de Peru Startpagina. Nou, het hoeft natuurlijk niet, maar er staan wel veel links op.

 

En tenslotte mijn tip over literatuur over Zuid-Amerika en vooral Peru enz.: de Bibiliotheek, het Literatuurplein, bv. over Vargas Llosa.


 

BOEKEN DIE JE KUNT LEZEN ALS VOORBEREIDING OP EEN REIS NAAR PERU, CHILI EN BOLIVIA

 

Voor ik naar een vreemd land reis, wil ik me graag voorbereiden op wat ik daar te zien krijg. En dan niet alleen de toeristische hoogtepunten, waar ik natuurlijk ook over lees, maar ook wil ik graag wat weten over wat er in zo’n land speelt. Wat voor leven ‘de gewone mensen’ leiden. Mijn ervaring is, dat je dat het best doet door (literaire) romans te lezen. Zuid-Afrika begrijp je beter als je wat van Van Dis en/of van Coetzee leest. Zo las ik boeken over Peru van Mario Vargas Llosa.

 

Op de website van Koning Aap vind je ook meer informatie.

Este es el pais de las maravillas  (= Dit is het land van wonderen).

 

"De bezoeker zal snel ontdekken dat dit veel gebruikte Peruaanse gezegde niet alleen geldt voor de spectaculaire topografie, onvoorstelbare biodiversiteit en indrukwekkende overblijfselen uit de oudheid, maar ook voor de zeer gastvrije en vriendelijke bewoners van het land." (Uit: Peru, Cultuur Bewust!).

 

Tom Dieusaert: Peru. Landenreeks, KIT Publishers, Oxfam Novib, 11.11.11, Amsterdam 2006

 

Dit boek is alleen antiquarisch nog te koop, bijv. bij www.boekwinkeltjes.nl

 

Een heel informatief boek dat veel informatie geeft over het te bezoeken land. Dieusaert werkt in Latijns Amerika als correspondent voor diverse Belgische media. Het boek behandelt: het land, de bevolking, geschiedenis, politiek, economie, samenleving en cultuur. Uit dit boek geef ik hieronder een soort uittreksel, omdat het veel wetenswaardigs voor (aanstaande) reizigers bevat.

 

De opmerking dat er drie Peru’s zijn, kom je in veel geschriften tegen. De droge woestijnachtige kust in het westen, de sierra van de machtige Andes in het midden en de selva, het vochtige oerwoud in het oosten. Daarnaast zijn er nog vele microklimaten en -biotopen in een hoeveelheid die vrijwel uniek is op aarde. Door deze enorme hoogte- en klimaatverschillen behoort Peru tot de acht zogenaamde ‘megadiverse’ landen in de wereld die beschikken over een uitzonderlijke biodiversiteit.

 

De droge kust is zo droog door de ijskoude Humboldt golfstroom, die er ook zorgt voor dat Peru beschikt over een van de meest visrijke zeeën. Om de vijf tot tien jaar treedt het El Niño effect op, waarbij het koude water wordt vervangen door warm, wat leidt tot grote plotselinge klimaatwisselingen, veel regen en wind in de woestijn en dramatische afname van de visstand met een economische schade die in de miljarden dollars loopt.

 

Verreweg de meest Peruanen wonen in de steden. Lima is een echte metropool met zijn acht miljoen inwoners. De trek naar de stad is sterk. De mensen verwachten daar werk. Opmerkelijk is dat hele gezinnen en families migreren en dat in de geïmproviseerde ‘nieuwe wijken’ daardoor soms een sterke sociale structuur aanwezig is. Lima heeft een eigen klimaat met een hoge luchtvochtigheid en daardoor vaak mist, terwijl er toch weinig of geen regen valt.

 

De Andes is na de Himalaya het hoogste gebergte ter wereld. Peru wordt van alle Latijns-Amerikaanse landen het meest door dit gebergte bepaald omdat het dwars door het land loopt en grote gebieden isoleert. Rond de 3000 meter ligt de puna: hier is landbouw moeilijk maar er is gras voor grote kuddes lama’s, alpaca’s en wilde vicuña’s (kameelachtigen) grazen. Er heerst een extreem klimaat met brandende zon overdag en ijskoude nachten. De hoogteziekte (soroche) die optreedt als je te snel van de lagere naar hogere gebieden reist, kun je bestrijden door lichte maaltijden, veel rust en veel water en het kauwen van cocabladeren. Deze laatste gewoonte is inheems en niet verslavend en ook niet illegaal. Het helpt de mensen om geen honger of kou te voelen. (Op het bezit van cocaïne staat in Peru overigens wel een hoge straf.) Coca wordt verbouwd op de tropische oostelijke flanken van de Andes. Tussen de kust en de hoogste toppen ligt de sierra (Quechua in de plaatselijke taal, die overigens ook zo heet) met valleien met ertussen hoogteverschillen van meer van tweeduizend meter. Zo ligt Machu Picchu op een plateau tussen twee bergtoppen met een duizelingwekkend diep ravijn ertussen. Ten noorden van Arequipa ligt de Colca Canyon, leefwereld van de condor, en een van de diepste ravijnen ter wereld.

 

In de selva, het Amazonewoud, dat wij niet bezoeken, woont maar 5% van de bevolking. Hier ontspringt de machtige Amazone. De verbindingen zijn minimaal: in 2006 toen dit boek werd geschreven, was er nog geen geasfalteerde weg die de grootste stad uit de Amazone, Iquitos, verbond met de rest van het land.

 

Wat de bevolking betreft maken de Peruanen zelf onderscheid in indígenas (indianen), mestiezen (combinatie van blank met indiaans), blanken en cholos. De laatsten zijn indianen die zich aanpassen aan de stadscultuur. De blanken zijn ver in de minderheid maar bepalen toch de economie en de culturele regels. Kleine minderheden zijn de Aziaten (vnl. Chinezen en Japanners) en zwarten, afstammelingen van slaven. Raciale spanningen zijn er niet of nauwelijks, maar de rangorde wordt wel sterk bepaald door de huidskleur. Voor de meeste Peruanen is deze raciale hiërarchie volstrekt normaal. Maar de stadsbewoner vindt de serrano, de bergbewoner, stuurs, niet beschaafd en mensen met primitieve eetgewoonten, dus het woord serrano heeft een negatieve lading. De Indianen zelf hebben vaak een negatieve kijk op hun eigen cultuur. Officieel is Peru tweetalig: Spaans en Quechua. De indianen zijn wat beschaamd over hun taal, die ze een ‘dialect’ noemen en ze sturen hun kinderen liefst naar Spaanstalige scholen, ook wel logisch omdat ze daarmee de economisch betere kansen krijgen. Naast deze beide talen wordt bij het Titicacameer de indianentaal Aymara gesproken.

 

De bekendste oude cultuur van Peru is natuurlijk die van de Inca’s. Eigenlijk een verkeerde benaming want het volk heette de Quechua’s en de koningsfamilie heette Inca. Het is natuurlijk ook een indrukwekkende cultuur, die in de tijd niet zo ver van ons vandaan staat (de cultuur duurde honderd jaar, het rijk groeide tussen ongeveer 1438 en 1532 en eindigde in de tweede helft van de 16e eeuw), en bovendien staat de cultuur in de belangstelling door de beroemde Incastad Machu Picchu, die jaarlijks door vele toeristen bezocht wordt. Maar ook voor de Inca’s waren er in Peru al beschavingen terwijl de meeste indiaanse volken als nomaden leefden. De oudste cultuur is die van de Caral, die teruggaat tot 3000 v. Chr. Andere belangrijke culturen waren die van de Mochica’s, Huari’s en Nazca. De laatste is vooral bekend om de mysterieuze lijnen die zij in het landschap van de pampa trok en die tot op heden nog te zien zijn, zij het alleen vanuit de lucht.

 

In 1531 ging Francisco Pizarro aan land in Peru. Dat was het begin van de conquista. Pizarro werd geleid door geruchten over fabelachtige rijkdommen. Hij versloeg de Incalegers en vanaf dat moment lagen goud en zilver ‘voor het oprapen’. Ook nu nog exporteert Peru deze metalen, net als koper, zink en tin. De onafhankelijkheid bracht geen rijkdom, zelfs geen relatieve, voor de gemiddelde Peruaan. Politiek lijkt het ook wel alsof het volk een voorliefde heeft voor foute en incapabele leiders. In de tweede helft van de 20e eeuw kampte de staat Peru met de meest gevreesde en gewelddadige guerrillabeweging in de recente geschiedenis van Latijns Amerika, het Lichtend Pad, of Sendero Luminoso. De terreur begon op het platteland,( d.w.z. in de bergen…) De stichter en ‘grote leider’, filosofieprofessor Abimael Guzmán, verplaatste in de tweede helft van de jaren tachtig de oorlog naar de steden en toen verloor de beweging elke steun die ze nog had in de middenklasse. President Fujimori pakte de beweging hard aan en met de gevangenneming van Guzmán werd de beweging onthoofd. Nu zijn er nog enkele cellen van de beweging over, die zich in het oerwoud ten oosten van Cusco bezig houden met de productie van en handel in cocaïne.

 

Corruptie is een dagelijkse werkelijkheid in Peru. Op ambtelijk niveau krijgt men niets voor elkaar zonder steekpenningen en boetes bij overtredingen kan men op soortgelijke wijze ‘afkopen’. Corruptie is een gevolg van armoede en ongelijkheid, maar houdt die ook in stand. Naast de formele economie is er een grote informele, en naast de sol, het staatsbetaalmiddel, is er een omvangrijke dollareconomie die zich voornamelijk buiten het gezicht van staat en fiscus afspeelt. Merkwaardig is dat er in een land met een zo zwakke staat een uitstekende en vrije pers bestaat. De economische pijlers van het land zijn de mijnbouw (vaak in buitenlandse handen), olie en gas, visserij en textiel. De landbouw zou wel eens belangrijker kunnen worden dan ze nu is. De aardappel komt hier oorspronkelijk vandaan en van de granen is maïs nu het belangrijkst maar quinoa en kiwicha zijn in opkomst want dat zijn de meest voedzame granen op aarde; de laatste wordt in astronautenvoedsel verwerkt.

 

Daarnaast is het toerisme een belangrijke pijler. Er komen jaarlijks 1,3 miljoen toeristen naar Peru (cijfer 2006) en dat aantal groeit jaarlijks met 15%. Al die mensen die Machu Picchu bezoeken (in 2006 gemiddeld 2000 per dag) trekken een zware wissel op de site. De Unesco zou het aantal graag terugbrengen tot 300 per dag…

 

Zoals in eigenlijk alle zich ontwikkelende landen is het verschil tussen arm en rijk schrijnend groot. In 2003 was de rijkste 10% verantwoordelijk voor 35% van de consumptie en de armste 10% slechts voor 1,6%. Meer dan de helft van de bevolking leeft in armoede en 1/5 zelfs in extreme armoede, d.w.z. dat men moet rondkomen van minder dan 1 dollar per dag. De levenswijze in de Andes is feitelijk nog dezelfde als die van honderden jaren geleden. Maar de moderne zaken als televisie, kleding, frisdrank e.d. dringen nu ook hier door waardoor boeren zich verplicht voelen extra inkomsten te zoeken, die er vaak niet zijn. Wat de trek naar de stad dan weer in de kaart speelt.

 

Tot zover een korte samenvatting van dit boek.

 

Voor mensen die geïnteresseerd zijn in volk, politiek, geschiedenis, cultuur enz. van Peru is dit een aanbevelenswaardig boek.

 




 

 

John Forrest en Julia Porturas: Cultuur Bewust! Peru. Rijswijk, 2009.

Een heel handig boekje! Behalve de dingen die ook in het boek van Dieusart voorkomen, staan in dit handzame boekje een hoop heel handige wetenswaardigheden en tips en dergelijke. Na lezing van dit boekje weet je veel meer over hoe Peruanen denken en samenleven. De volgende hoofdstukken staan erin:

 

Land en volk

 

Waarden en opvattingen

 

Gebruiken en tradities

 

Vrienden maken

 

Bij de Peruanen thuis

 

Vrije tijd

 

Reizen

 

Briefing voor zakenlieden

 

Communicatie

 

Kortom: een zeer lezenswaardig boekje voor wie naar Peru gaat.

 



 

 

Selma Kers (samenstelling en redactie): Te gast in Peru & Bolivia

Uitgeverij Informatie Verre Reizen Nijmegen 2010

 

 Een handzaam en leesbaar boekje geschreven door mensen die de landen goed kennen doordat ze er wonen of gewoond hebben, gestudeerd hebben e.d. Het bevat korte hoofdstukjes die vooral mee rinzicht geven in het dagelijkse leven in Peru en Bolivia.

Achterin een aantal blauwe pagina's met "Reisinformatie". Dit is dezelfde informatie die ook op de site van Koning Aap staat. Het boekje is heel geschikt om in korte tijd redelijk wat op te steken van deze Latijns-Amerikaanse samenlevingen.




 

Dineke Veerman: Mijn Peru. Uitg.: Boekenplan, Maastricht 2007.

 

Dineke Veerman heeft zelf bijna tien jaar in Cusco, Peru, gewoond. Van daar uit organiseerde en begeleidde ze reizen door Peru en omringende landen. Het boek is volgens de achterflap geschikt als bron voor informatie voor iedereen die het land wil bezoeken, het kan dienen als basis voor het werk als reisbegeleider en geeft de thuisblijver met interesse voor het land het gevoel er echt geweest te zijn.

Sommige van deze claims gaan wat ver vind ik. Het is inderdaad een vlot geschreven en zeer lezenswaardig boekje dat je in één dag uitleest als het moet. (184 pag). De eerste drie delen, ‘Reizen’, ‘Typisch Peruaans’ en ‘Cusco en omgeving’ geven een leuk kijkje in het leven van een reisbegeleider in Peru en vertellen en passant natuurlijk een en ander over het land. Dat gaat op een laconieke vrolijke toon, zoals in deze passage uit het hoofdstukje “Lekker eten”:

“De grote borden worden met een zwier voor mijn drie groepsleden neergezet. De randen zijn gegarneerd met enkele blaadjes sla en in het midden staat letterlijk het te verorberen stukje vlees: parmantig op vier pootjes, een gladde bruine huid, op de kop een stukje tomaat als hoedje, de voorpootjes rustend op een stevige gepofte aardappel en in zijn open bekje een plakje wortel. Her en der is hij versierd met een takje peterselie, de cavia. “ Bijna hilarisch merkt ze even verder op: “Ook heb ik er per ongeluk al eens één platgetrapt die zich te traag uit de voeten maakte en zodoende nogal vroeg in de pan belandde.” Niet voor cavialiefhebbers dus, dit hoofdstuk, maar het geeft wel een fraai beeld van een klein aspect van de cultuur van het land, waar cavia’s ‘armeluisvoedsel’ zijn. Zo komen allerlei zaken aan de orde en de schrijfster steekt haar sociale betrokkenheid bij dit land niet onder stoelen of banken. Wat ik, begrijp mij goed, een goede zaak vind.

Het laatste deel, vanaf pag. 125, heet ‘Praktisch’ en is minder bruikbaar vind ik. Voor de bezoeker die niet wil lopen of fietsen is het wat minder leuk dan de eerdere hoofdstukken en voor degene die wel wil wandelen en trekken geeft het stuk weer te weinig informatie. Dat geldt voor het overzicht van te ondernemen tochten. Wat heb je eraan dat je weet dat de wandeling Chinchero-Maras vier uur duurt en redelijk vlak is op een hoogte van 3500-3600 m, als er geen indicatie is waar je begint, hoe je er komt, of ook maar iets over de route. 5 ½ regel is dan echt te weinig. Ook een kaartje of deelkaartjes ontbreken. Wel weer handig lijken mij de ‘Tips voor trekkers’ en de ‘Gedragscode’ en de algemene praktische tips. Het boek sluit af met een interessante boekenlijst en bronnenopgave én een pagina met te bezoeken websites.

Kortom, het boek is vooral fijn als achtergrondinformatie om alvast wat thuis te raken in het land dat je gaat bezoeken of waar je ‘gewoon’ wat meer over wil weten. Voor Peru-gangers aanbevolen!

 

 




 

Karin Muller: Langs de Incaroute. Een vrouw reist door Zuid-Amerika. (National Geographic)

 

National Geographic/ Sirene  Amsterdam 2001

Dit boek is uitverkocht en wordt niet herdrukt. Waarschijnlijk is het antiquarisch nog wel te koop, bij voorbeeld via www.boekwinkeltjes.nl  Via deze site kocht ik het ook.

Qua opzet lijkt dit boek wel wat op het boek van Mark Adams: De ontdekking van Macchu Picchu dat hierna nog besproken wordt. De Amerikaanse Karin Muller reist langs de oude Inca-routes in het westen van Zuid-Amerika en neemt haar reisverhaal te baat om tussendoor ook veel informatie over de oude Inca-cultuur te geven. Het is een gemakkelijk te lezen boek, maar de gezochte vergelijkingen waarvan de schrijfster zich bedient, gaan op den duur wat vermoeien. "De werklui zagen eruit als met bloem bestoven demonen."  ??!! Hoe zien demonen eruit die met bloem (!) bestoven zijn?  Ander voorbeeld. Iemand vertelt dat ze nogal plotseling getrouwd is. Muller: "Zomaar patsboem? Je vertelt het alsof je van een ladder bent gevallen." Nog een:  ... "waren de gebouwen van de stad zo grijs als lijken van een week oud". 

Het zal niet iedereen storen, wellicht, maar het boek staat vol met dit soort vreemde beelden en vergelijkingen. Als je daaroverheen weet te lezen, kom je leuke passages tegen en de stukken historie van de Inca's zijn vaak het meest boeiend en interessant. Karin reist alleen, met in haar kielzog een fotograaf/ cameraman van National Geographic. Ze wordt overal uitgenodigd en weet overal binnen te komen (tja, als je zo'n naam op je kaartje hebt staan...) en dat levert vaak inside informatie op over hoe de mensen leven en denken. Het grootste deel van het boek gaat overigens over gedeelten die wij niet bezoeken, en maar enkele hoofdstukken in de tweede helft gaan over Peru en Bolivia. Maar ik heb het hele boek gelezen, en kan het wel aanbevelen als een leesbaar boek over de landen waar vroeger de Inca's leefden en hun bloedige oorlogen vochten.

 




 

Mario Vargas Llosa

 

“Jorge Mario Pedro Vargas Llosa (Arequipa, 28 maart 1936) is een Peruaans schrijver. In 1993 verkreeg hij ook de Spaanse nationaliteit. Hij wordt beschouwd als een van de leidende denkers en schrijvers van Latijns-Amerika. Hij is de winnaar van de Nobelprijs voor de Literatuur 2010. Vargas Llosa schrijft maatschappelijk betrokken romans in een vernieuwende stijl. Het leven wordt beschreven als een nooit aflatende strijd om het bestaan. In het werk van de Peruaan spelen vaak geweldsfiguren een rol, met name militairen. Tot zijn bekendste romans behoren De Stad en de Honden (1963, een schildering van het leven op een kadettenschool) en het meer complexe Het Groene Huis (1965, een 'totale' roman, vol boeiende en bonte verhalen met merkwaardige trieste en komisch handelende personen, waarin op verschillende niveaus een samenleving vol geweld wordt beschreven). Later beoefende hij ook het genre van de literaire 'misdaadroman'. Tevens schrijft hij toneelstukken en essays, en is hij journalist en literair criticus. In 1990 was Vargas Llosa kandidaat bij de presidentsverkiezingen in Peru met een sterk liberaal programma. Hij verloor de verkiezingen onverwacht van Alberto Fujimori. In het autobiografische boek De vis in het water heeft Vargas Llosa hierover verslag gedaan.” (Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Mario_Vargas_Llosa). 

 

Van de hierboven genoemde literaire ‘misdaadromans’ las ik: Wie heeft Palomino Molero vermoord? En: De geesten van de Andes. Beide boeken zijn in één band uitgegeven door Meulenhoff, Amsterdam 2010, resp.4/3.

Misdaadromans lees ik graag. Ik ben wel wat eenkennig daarin: Scandinavische misdaadromans (incl. IJslandse) hebben mijn voorkeur maar ook Nederland heeft enkele auteurs die wat dit betreft boven de middelmaat uitsteken, zoals Charles den Tex. Maar goed, nu dus twee Peruaanse misdaadromans als voorbereiding op onze reis naar dit land en Chili en Bolivia. Het woord misdaadromans staat in Wikipedia tussen aanhalingstekens. Ik denk dat dit is, omdat het niet in de eerste plaats om de misdaad gaat in beide boeken. De misdaad is vooral in het eerste boek een aanleiding om te vertellen over het land, over de maatschappelijke structuren. Het gaat niet zozeer over de moord als wel over de donkere kanten van de mens, over al of niet verholen racisme en over de realiteit van een gespannen Peruaanse samenleving.

In het tweede boek gaat het behalve over de verdwijning van en de moord op drie verdwenen mensen over het bijgeloof en het harde leven in de ruige wereld van de Andes, en behalve over bijgeloof en taaie tradities gaat het hier ook over de ellende die de terreurorganisatie Het Lichtend Pad onder de bevolking aanricht. ( “De Communistische Partij van Peru (Spaans: Partido Comunista del Perú), beter bekend als het Lichtend Pad (Sendero Luminoso) is een maoïstische guerrillabeweging in Peru, opgericht in 1970 door de filosoof Abimael Guzmán. De volgelingen worden senderistas genoemd. Het wordt door onder andere Peru, de Verenigde Staten, Canada en de Europese Unie als terroristische organisatie beschouwd. De groep heeft zo'n 200 tot 300 leden.” (bron en meer info: http://nl.wikipedia.org/wiki/Lichtend_Pad) .) Wat ik me overigens eigenlijk niet zo gerealiseerd had, is dat cellen van het Lichtend Pad nog steeds ook in 2012 actief zijn, zij het sporadisch. Zie bv dit artikel op nos.nl.  

Hoofdpersoon in beide boeken is de cabo (korporaal) Lituma. (De leden van de Guardia civil, de politie die belast is met het handhaven van de openbare orde, hebben een militaire rang.) In Wie heeft Palomino Molero vermoord? gaat het om het oplossen van de vraag uit de titel. Molero was soldaat bij de luchtmacht en is op een gruwelijke manier aan zijn einde gekomen. De dader wordt gevonden en op de weg naar de oplossing komt er nog meer ellende boven water, maar leert de lezer bijna ongemerkt een en ander over de Peruaanse maatschappij en het alledaagse leven in dit arme land. Het is onderhoudend geschreven met een niet heel verfijnd soort humor. Running gag is in dat verband de luitenant die droomt over -en het tegen zijn cabo altijd heeft over- het veroveren van de waardin van het restaurantje waar ze vaak komen. Zij neemt op een niet subtiele wijze wraak op de geile luitenant. Als dank voor het oplossen van de moord worden beide guardia’s overgeplaatst. De guardia’s hebben zich te veel bemoeid met het leven van de ‘grote vissen’ zoals ze door de bevolking worden genoemd. Korporaal Lituma moet naar de ‘sierra’, de bergen, de Andes dus.

Daar vinden we hem in het tweede boek, De geesten van de Andes terug, nu met een ondergeschikte, Tomás Carreño, die een crime passionelle gepleegd heeft. Dit wordt de rode draad in het boek: Tomasito vertelt aan zijn cabo in geuren en kleuren hoe het een en ander heeft plaats gevonden. En hoe groot zijn liefde voor de vrouw om wie het ging nog steeds is. Aan het eind van het boek komt het sprookje echt nog uit ook voor Tomás. Lituma blijft aan het eind van het boek achter met de wetenschap dat hij weer overgeplaatst wordt en dat hij zal moeten leven met de gruwelijkheden waar hij in de woeste bergen op den duur toch achter is gekomen. Waren het de sendinistas, of zijn het ‘gewone’ burgers die opgezweept door een echtpaar met bovennatuurlijke gaven de moorden op de drie verdwenen mensen hebben gepleegd? Voor de lezer wordt het pas op de laatste pagina’s duidelijk wat er zich heeft afgespeeld. Ondertussen heeft die lezer ook in dit boek een onthullend inkijkje gekregen in de leefwereld van de bergbewoners van de hoge Andes. Vooral de passages waarin de wreedheden van het Lichtend Pad beschreven worden, maakten indruk op mij.

Ik denk dat dit twee boeken zijn die uitstekend geschikt zijn om alvast wat te weten te komen over de Peruaanse samenleving. Bovendien zijn ze goed leesbaar.

Korte inhoud van De geesten van de Andes

In een mijnwerkerskampement in de bergen van Peru leven korporaal Lituma en zijn adjudant Tomás in een barbaarse en vijandige omgeving, onder de voortdurende dreiging van de maoïstische guerrillastrijders van Sendero Luminoso, ofwel Lichten Pad. Ze worden geconfronteerd met duistere mysteries, zoals onverklaarbare verdwijningen. Voor korporaal Lituma is het een obsessie deze verdwijningen op te lossen. Zijn de terroristen er verantwoordelijk voor, of zijn de 'geesten van de Andes' hun slachtoffers hoogst persoonlijk komen halen? Of is er wellicht nog iets veel ingewikkelders en gruwelijkers aan de hand?

Recensie(s)

 

NBD|Biblion recensie

Dit bekroonde, vernuftig opgebouwde boek heeft het midden tussen een document - vanwege het hoge werkelijkheidsgehalte en de actuele urgentie - en een avonturenroman - vanwege de vele spannende en half-geheimzinnige gebeurtenissen. In een mijnwerkersnederzetting hoog in Peru krijgen een korporaal en zijn rechterhand te maken met de weerklanken van acties van de terreurbeweging Lichtend Pad. Vargas Llosa, meesterverteller, deinst niet terug voor schokkende taferelen, ongetwijfeld om zijn lezer van zijn mogelijke naïviteit te beroven. Zijn eigen stem is afwezig, maar zijn pen is onmiskenbaar geëngageerd. En, wat heel knap is, subtiel, zoekend naar inherente waarheid. Verplicht voor iedere Peruganger en Vargas Llosa-minnaar.

(Biblion recensie, Barber van de Pol.)

Hieronder neem ik een recensie uit De Volkskrant over. Ik ben het niet eens het de waardering door De Vaan: zeker, er zijn passages die te zoet zijn zoals de door hem geciteerde passage, maar het verhaal van de vicuña-hoeder wiens kudde nietsontziend wordt gedood, vind ik sterk. En het boek als geheel vind ik zeker geslaagd. De recensie biedt een goed overzicht van de inhoud van het boek:

“Rituele moorden in de Andes / Mario Vargas Llosa terug in de letteren met teleurstellende roman over geweld in Peru SANDER DE VAAN − 19/05/95 Recensie uit De Volkskrant

Toen Mario Vargas Llosa in 1990 de Peruaanse presidentsverkiezingen verloor, reageerden veel liefhebbers van zijn werk verheugd: Peru was misschien een capabel staatshoofd misgelopen, maar de literatuur zou nu een van haar briljantste beoefenaars weer in de armen kunnen sluiten...

Ook Vargas Llosa zelf zag in dat hij vóór alles in de republiek der letteren thuishoorde en hij besloot zich voortaan volledig aan het schrijverschap te wijden. Nadat hij zijn traumatische ervaring als presidentskandidaat van zich had afgeschreven in De vis in het water, voltooide hij in 1993 een roman die hij vanwege zijn politieke avontuur opzij had moeten leggen: Lituma en Los Andos. De Nederlandse vertaling kreeg een mysterieuzere titel mee: De geesten van de Andes. (…)

De bekroning van Vargas Llosa's nieuwste roman deed eveneens het nodige stof opwaaien. Dat is ook niet zo verwonderlijk, want De geesten van de Andes is een matig boek dat in het licht van Vargas Llosa's overige werk bijzonder bleekjes afsteekt. Wie genoten heeft van de razendspannende plot van De stad en de honden, het technische vernuft en de gecompliceerde thematiek van Gesprek in De Kathedraal en het meeslepende epische relaas van De oorlog van het einde van de wereld, komt ditmaal bedrogen uit. Het ontbreekt in De geesten van de Andes aan spanning. De dialogen zijn veelal bloedeloos en soms zelfs triviaal en het mierzoete slot is op z'n zachtst gezegd teleurstellend.

Toch lijkt de intrige op het eerste gezicht niet oninteressant. Tijdens de aanleg van een weg in de Andes verdwijnen kort na elkaar drie mannen. De met het onderzoek belaste korporaal Lituma en zijn adjudant Tomás Carreño denken aanvankelijk aan de guerrillabeweging Sendero Luminoso. Maar als ze zich beter in de zaak verdiepen rijst bij hen het vermoeden dat wegarbeiders iets te maken hebben met de verdwijningen. Ze zouden - getrouw aan een precolumbiaanse traditie - de 'geesten van de Andes' met een reeks rituele moorden gunstig hebben willen stemmen.

De uit de kuststreek afkomstige Lituma is verbijsterd. Hij veracht het brute geweld van de 'senderistas', maar zij handelen tenminste uit een - verwerpelijk - idealisme. Mensenoffers komen hem als iets volslagen irrationeels voor.

Carreño heeft andere zorgen. Hij is door zijn grote liefde Mercedes in de steek gelaten en dat zit hem nog zó dwars dat hij 's avonds zijn hart uitstort bij zijn superieur. Het relaas van de adjudant, waar Lituma overigens van smult, vormt een aparte verhaalstreng die Vargas Llosa heeft vervlochten met het onderzoek naar de verdwijningen.

Wanneer de wegwerkzaamheden na een steenlawine gestaakt worden, volgen de gebeurtenissen elkaar snel op. De lezer wordt getrakteerd op een ontluisterend happy end. Terwijl Mercedes onverwacht opduikt en zich verzoent met Carreño, die net heeft vernomen dat hij overgeplaatst wordt naar de geboortestad van zijn liefde, hoort Lituma dat hij bevorderd is tot sergeant. Vlak daarna vindt hij een getuige die zijn vermoedens bevestigt: de verdorven kroegbaas Dionisio en zijn vrouw Adriana blijken de bijgelovige wegarbeiders aangezet te hebben tot moord op de drie mannen.

Betrof het hier nu een anti-climax van een verder meeslepend verhaal, dan was dit nog tot daar aan toe, maar ook de rest van het boek is niet bijzonder boeiend. Vargas Llosa wil suspense opwekken en bedient zich daartoe van een fragmentarische structuur. Hij laat Lituma echter dermate goed zijn werk doen dat je halverwege al aanvoelt hoe de vork in de steel zit. De aanwezigheid van het mythologische paar Dionysus en Ariadne maakt het verhaal er niet minder voorspelbaar op.

Bovendien laat de auteur, om het niets ontziende geweld van Sendero Luminoso te illustreren, enkele figuranten opdraven die zó gelukkig zijn en zulke zoetsappige dialogen voeren voordat ze in handen van de terroristen vallen, dat je soms even het gevoel bekruipt met een onvervalst good guys-bad guys-verhaal van doen te hebben.

Wat te denken van 'la petite' Michèle en Albert, twee Franse toeristen die naar Cuzco reizen. Zij wilde het vliegtuig nemen, uit angst voor de senderistas, hij wilde per se over land. Eenmaal in de bus zegt Albert vastberaden: 'Wacht maar, deze reis wordt een hoogtepunt in ons leven.' Voordat het voertuig wordt tegengehouden door de terroristen, brengt Vargas Llosa het paartje in opperste staat van gelukzaligheid: 'Als je een tukje wil doen, dan zal ik je kussen wel zijn', stelt Albert haar voor. 'Ik heb je nog nooit zo gelukkig gezien', lacht zij. Even later worden ze op gruwelijke wijze om het leven gebracht.

De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat Carreño's liefdesavontuur bij vlagen meesterlijk wordt verteld en dat Vargas Llosa een moedige poging heeft gedaan door te dringen tot de diepste geheimen van het leven in de Peruaanse berggemeenschappen. Het siert hem dat hij de 'irrationele' angsten van de bewoners voor de 'apus' (de Andes-goden) daarbij niet ridiculiseert. Sterker nog, wanneer Lituma als door een wonder is ontkomen aan de lawine, gelooft ook deze geciviliseerde korporaal even dat de apus werkelijk bestaan.

Vargas Llosa's suggestie dat het recente terroristische geweld een opleving zou zijn van het irrationele geweld dat de oude Andes-beschavingen kenmerkte ('Alsof het ergens begraven is geweest en nu plotseling om de een of andere reden opnieuw naar de oppervlakte komt', laat hij een vermaarde Deense historicus zeggen), is een te eenvoudige voorstelling van zaken. De karakterloze 'senderistas' die Vargas Llosa opvoert lijken zijn stelling te bevestigen, maar ze zijn slechts een schim van hun collega's uit de werkelijkheid.”




 

Mario Vargas Llosa: De vis in het water    Een autobiografie

  

Oorspr. El pez en el agua, 1993. Ned. Vert. Amsterdam 1994 

Een pil van 512 pagina’s. 

De vis in het water bevat de herinneringen van een van de meest gevierde schrijvers van Latijns-Amerika aan twee cruciale perioden in zijn leven. In de oneven hoofdstukken beschrijft Mario Vargas Llosa zijn ontwikkelingsjaren tot hij in 1958 naar Parijs vertrekt; de even beginnen in het Peru van 1987, als de schrijver aan het begin van drie jaar intense politieke activiteit staat: de organisatie van de Movimiento Libertad, het fatale samengaan van twee afsplitsingen van de christendemocraten, het ijveren voor moderne democratie, privatisering en vrijemarkteconomie, en tenslotte de mislukte gooi naar het presidentschap in 1990, waarbij Vargas Llosa het onderspit delft tegen de onbekende Peruaan van Japanse afkomst Alberto Fujimori. 

Het verhaal is zeer gedetailleerd en wellicht voor West-Europese lezers toch wat minder interessant, omdat de politiek van Latijns Amerika in onze streken nu eenmaal weinig aandacht krijgt en daardoor minder bekend is. Je hebt als lezer, zo was mijn ervaring althans, niet veel aanknopingspunten bij het bekende. Mij spraken de delen over Mario’s jeugd nog het meest aan. Op zijn tiende komt hij erachter dat zijn vader helemaal niet dood is, maar de pijnlijke ‘hereniging’ met de ziekelijk jaloerse Ernesto J. Vargas zal een wond blijven die niet geneest. De jonge Mario schrijft gedichten, maar poëzie is volgens zijn vader iets voor nichten, en dus wordt de jongen twee jaar naar de cadettenschool Leoncio Prado gestuurd. Dat is een leerschool in machtswellust en brutale seks. Over deze periode schreef hij zijn eerste succesroman De stad en de honden (1963). Op zijn achttiende trouwt hij met zijn dertien jaar oudere tante (waaruit het hilarische boek Tante Julia en meneer de schrijver uit zou voortkomen) en nadien lat hij zich van haar scheiden om een volle nicht te huwen. Voorwaar een leven waaruit enige inspiratie voor een literair oeuvre valt te putten. 

Als voorbereiding op een bezoek aan Peru is het boek niet aan te raden, tenzij u zeer geïnteresseerd bent in de recente geschiedenis van het land

De boeken van Vargas Llosa zijn vaak ook wel tweedehands te koop.

 




 

 Mark Adams: De ontdekking van Machu Picchu/ In de voetsporen van Hiram Bingham III M(vert. F. van der Knoop) Uitg.: National Geographic, Dutch Media Uitgevers, Amsterdam 2012.

 

 

Het boek is het verhaal van Mark Adams, een redacteur van National Geographic Society die, zoals de titel al zegt, de reizen van Hiram Bingham III opnieuw probeert te doen. Bingham was een van de grote 19e/ 20e -eeuwse ontdekkers, vergelijkbaar met een Amundsen en Scott, Livingstone en Stanley. Tenminste, dat was hoe hij zichzelf graag zag. Hij was professor aan de Yale Universiteit en trok er verschillende malen met expedities op uit in Zuid-Amerika, in Peru om precies te zijn, om daar te zoeken naar overblijfselen van de beroemde Inca-beschaving. Eigenlijk zocht hij naar Vilcabamba, de legendarische verloren stad van de Inca’s. Hij is de her-ontdekker van Machu Picchu. Her-ontdekker, want toen hij de legendarische stad ontdekte, woonden er Indianen, Quetcha’s, die landbouw bedreven op de terrassen. Maar voor de westerse wereld was de stad volstrekt onbekend en aan Bingham komt de eer toe dat hij deze Incastad aan het oerwoud heeft ontfutseld en er –mede- voor heeft gezorgd dat de stad bewaard is gebleven. Het boek gaat er o.a. over of Bingham wel de eerste –westerse- ontdekker was; daarover waren namelijk wel twijfels. Adams gaat de reizen van BIngham opnieuw doen, in gezelschap van de grote Inca-kenner John Leivers.

Voor mensen die Machu Picchu gaan bezoeken, of die er ‘gewoon’ in geïnteresseerd zijn, is dit een interessant boek want je komt al lezend veel te weten over Hiram Bingham, over Peru en Machu Picchu, over John Leivers en over de Inca-cultuur.

Het boek is vlot geschreven, alleen de gedwongen manier om grappig te zijn wordt wel eens wat irritant. Maar daar kun je ‘overheen’ lezen. Soms is het boek wel enigszins wijdlopig voor moderne lezers, vrees ik, (het telt 333 pagina’s) maar daar staat tegenover dat je een schat aan informatie krijgt. Het boek wordt gecompleteerd door een verklarende woordenlijst, een chronologisch overzicht van de Inca-cultuur, en tenslotte een bronnenlijst. Ook staan er enkele pagina’s zwart-witfoto’s in, sommige uit de tijd van Bingham en andere van Adams expeditie.

Op de site Historiek.net is een beschouwing en meer info over dit boek te vinden:

http://historiek.net/nieuws/algemeen/6463-ontdekker-machu-picchu-werd-rondgeleid-door-locals

Hieronder de tekst van die bron:

“De Amerikaanse universiteitsleraar Hiram Bingham III (1875-1956) werd bekend als de ontdekker van de wereldberoemde Incastad Machu Picchu in Peru. Toen hij de stad in 1911 ontdekte kreeg hij een rondleiding van een aantal Peruanen die al tijden in het gebied rond de Incastad woonden. Voor deze locals was Machu Picchu niks nieuws en ze vonden het geen probleem de Amerikaanse reiziger even te laten zien waar hij de (overwoekerde) gebouwen van de oude stad precies kon vinden.

Wanneer kun je iemand eigenlijk een ontdekkingsreiziger noemen? Een goede vraag die ook in het geval van Hiram Bingham III gesteld moet worden. Want zo onbekend was Machu Picchu kennelijk niet. Er woonden nota bene al mensen toen de Amerikaanse ontdekkingsreiziger de ontdekking deed waar hij wereldberoemd door zou worden. Dat laatste geldt natuurlijk ook voor Columbus. Ook in het gebied dat Columbus ontdekte woonden al mensen. Hij kreeg echter geen rondleiding van indianen. In het onlangs verschenen boek De ontdekking van Machu Picchu, in de voetsporen van Hiram Bingham III komt de vraag ook aan de orde. Volgens auteur Mark Adams - die in de voetsporen van Bingham trad door ook te voet naar de Incastad te reizen - is het onzin Bingham de ‘ontdekker van Machu Picchu’ te noemen: Zeker is dat hij Machu Picchu niet ontdekt heeft. Misschien was hij wel de ‘wetenschappelijk ontdekker’, zoals een bordje aan de ingang van de ruïnestad vermeldt, maar die benaming vind ik niet van toepassing. (…) Wat je over Bingham in ieder geval wel kon zeggen was dat hij iets veel minder romantisch, maar wel veel belangrijkers had gedaan dan het ontdekken van Machu Picchu. Hij had de ruïnes bekeken en meteen het belang (maar niet de betekenis) ervan ingezien, en er zoveel bekendheid aan gegeven dat ze niet meer met behulp van dynamiet konden worden opgeblazen om naar begraven schatten te zoeken, zoals met Vitcos gebeurd was. Zou Machu Picchu nog bestaan als Bingham het nooit gezien had? Dat is wel zeker. Maar zou het er nog net zo uitzien als nu? Bijna zeker niet.

De conclusie dat Bingham niet de ontdekker van Machu Picchu genoemd moet worden lijkt terecht. Daarmee is echter niet gezegd dat de reis van de Amerikaan niet van belang was. Hiram Bingham III zette Machu Pichu op de kaart. Door hem werd de stad wereldberoemd en maakten velen (beter) kennis met de wereld van de Inca‘s.

De Amerikaan zette overigens niet alleen de Incastad op de kaart. Ook voor National Geographic Magazine was de ontdekking van groot belang. De oplage was door Binghams artikel over de reis en “ontdekking” van Machu Pichu verdubbeld. Het magazine stond in die periode onder leiding van Gilbert Hovey Grosvenor (1875-1966) en die had als opdracht om het blad grondig te veranderen. Van een wat een droog wetenschappelijk blad tot een aantrekkelijk tijdschrift voor een breed publiek. Grosvenor koos ervoor om veel meer ruimte in het blad te gaan reserveren voor foto’s en daarnaast wilde hij meer plek maken voor heldenverhalen. In de laatste jaren van de twintigste eeuw steeg de oplage enorm: van ongeveer duizend naar meer dan tachtigduizend.

Hiram Bingham had Grosvenor in 1906 en 1908 gevraagd om geld voor zijn expeditie naar Peru. Tevergeefs. Toen de baas van National Geographic Magazine later de eerste verhalen over Machu Pichu las, besefte hij dat het verhaal van Bingham ideaal was voor zijn blad. Grosvenor wist al snel een verhaal los te peuteren en publiceerde dat groots, met uiteraard veel foto’s. Voor het eerst in de geschiedenis van het blad werd in 1913 een heel nummer aan één onderwerp besteed: Machu Picchu.

Atahualpa, de laatste Sapa Inca 

Peru en de Amerikaanse universiteit Yale zijn al tijden verwikkeld in een juridische strijd om een groot aantal kunstschatten die Hiram Bingham vanuit Peru naar Amerika zou hebben gesmokkeld. Ook deze kwestie komt in het boek van Mark Adams uitgebreid aan de orde.

Als ontdekkingsreiziger Hiram Bingham in 1912 opnieuw naar Machu Picchu reist om onderzoek te doen, moedigt Gilbert Grosvenor hem aan veel artefacten mee te nemen. Hij schrijft:

Wij hopen allemaal van harte dat u opgravingen kunt doen en een scheepslading antiquiteiten mee kunt nemen voor uw museum in Yale.

Volgens Adams moet men niet ter erg opkijken van zo’n oproep: Dergelijke toejuichingen zijn nu misschien onvoorstelbaar, maar in die tijd waren ze volken normaal. Peruaanse artefacten en kunstschatten waren al zonder enige restricties uit het land weggevoerd sinds Francisco Pizarro losgeld eiste voor Atahualpa. Het bleek echter helemaal niet zo eenvoudig om Machu Picchu ´kaal te plukken´. Nadat de Incastad wereldnieuws was geworden zetten veel Peruaanse intellectuelen alles op alles om de inheemse schatten voor hun land te bewaren. Schatten opgraven was dus één, maar ze het land uitkrijgen was twee.

Bingham liet de moeizame opgravingen uiteindelijk over aan een van zijn medewerkers. Grote schatten werden echter niet gevonden. Onder de mooiste vondsten bevonden zich enkele bronzen voorwerpen, zilveren kledingspelden en een koperen armband. Er werden 93 kisten volgemaakt. De inhoud bestond vooral uit gebroken aardewerk en menselijke resten en dat viel nogal tegen. Over deze kisten met inhoud gaat de strijd tussen Yale en de Peruaanse overheid doorgaans. Aanvankelijk had Peru in 1912 verboden de kisten naar Amerika te vervoeren maar uiteindelijk kwam er toch toestemming, maar wel onder één belangrijke voorwaarde: Peru hield zich het recht voor de objecten terug te vorderen. Al jaren zijn de universiteit met elkaar in discussie over teruggave van de objecten. In 2008 werd er overeenstemming bereikt maar uiteindelijk kwam er weer een kink in de kabel. Er kon geen overeenstemming worden bereikt over de hoeveelheid voorwerpen die door de universiteit teruggestuurd zouden worden. Wat vaak vergeten wordt is dat Bingham niet alleen maar objecten vanuit Machu Picchu naar Amerika vervoerde. Tijdens zijn reizen kocht hij enkele honderden oude Inca-objecten en smokkelde die vervolgens Peru uit. Veel van die objecten zijn indrukwekkender dan de stukken die afkomstig zijn uit Machu Picchu, schrijft Adams.

»De ontdekking van Machu Picchu - Mark Adams

Mark Adams is redacteur bij verschillende reismagazines. Dat hij voor zijn werk talloze, soms ook gortdroge, reisboeken heeft gerecenseerd is te merken. Adams weet hoe hij een verhaal moet opbouwen, schrijft toegankelijk, maar blijft inhoudelijk en strooit zo nu en dan met humoristische anekdotes. De auteur zet zich in het begin van het boek neer als een wat grijze muis die eigenlijk altijd achter zijn bureau heeft gezeten. Die grijze muis trok er echter wel op uit om een zware voetreis te maken naar Machu Picchu, samen met een wat antisociale Australiër die alles over de Inca’s weet en een groepje gidsen die alleen maar Quechua spreken en cocabladeren kauwen. Na een stuntelig begin maakt Adams zich het leven in de Peruaanse jungle steeds meer eigen. Onderweg beschrijft hij niet alleen de zoektocht naar Machu Picchu. Hij staat ook stil bij de astrologische wereld van de Inca’s, de komst van de Spaanse veroveraars in de zestiende eeuw, de ondergang van het Inca-rijk, de achtergronden van Hiram Bingham en de kwestie van de kunstschatten. Een uitermate lezenswaardig boek waarin op een speelse manier allerlei wetenswaardigheden over de Inca’s de revue passeren.

Yuri Visser “


 

GGD preventiemaatregelen 

DIT ZIJN ONZE ERVARINGEN; HET ZIJN GEEN ADVIEZEN!!!  MAAK VOOR ZO'N REIS ALTIJD ZELF EEN AFSPRAAK MET JE GGD!

Ruim voor we op reis gingen, hebben we een afspraak gemaakt met de Drentse GGD. Het bleek dat we geen nieuwe injecties nodig hadden. Hepatitis A en DTP waren nog voor jaren geldig. Gele koorts zou nodig kunnen zijn, c.q. gewenst kunnen zijn bij grensovergangen als die van Chili naar Bolivia en Bolivia-Peru, maar de arts achtte ons eigenlijk te oud. Boven de 60, 65 kan een gele koortsinjectie leiden tot complicaties en daarom kregen we een brief met officiële stempels mee waarin stond dat "yellow fever is medically contra-indicated". Op onze reis is overigens nergens naar injecties gevraagd. 

Malariapillen bleken niet nodig; wel werd ons geadviseerd te smeren met DEET, vnl. tegen de denguemug. Eerlijk gezegd hebben we dat nauwelijks gedaan; wel liepen we praktisch altijd met lange mouwen. Muggen hebben we op deze reis nauwelijks gemerkt. 

Tegen de gevreesde hoogteziekte kregen we acetazolamide, in doses afgestemd op ons lichaamsgewicht. We hebben beiden wel een aantal van de pillen gebruikt, hoewel niet alles. Op www.apotheek.nlstaat de volgende informatie: 

Hoogteziekte

Als u tijdens bijvoorbeeld bergsport of een bergvakantie te snel stijgt tot hoogtes boven 2500 meter, kunt u last krijgen van hoogteziekte. Dit komt doordat uw lichaam moet wennen aan de ijlere lucht.

U bent dan kortademig en u heeft hoofdpijn. Verschijnselen die daarnaast veel voorkomen zijn een slechte eetlust, misselijkheid, slapeloosheid, duizeligheid, vermoeidheid, vochtophopingen rond de enkels en verminderde aanmaak van urine.

Voorkomen Het beste is om hoogteziekte te voorkomen door langzaam te stijgen en telkens tijd uit te trekken om te wennen aan de nieuwe hoogte. Ook is het belangrijk om veel te drinken.

Heeft u eenmaal hoogteziekte, dan kunt u bij milde verschijnselen een pauze inlassen van minimaal één dag. Zijn de verschijnselen ernstiger, dan is afdalen van levensbelang. Bij voorkeur zonder u verder in te spannen.

Behandeling Soms is afdalen niet mogelijk, bijvoorbeeld vanwege het weer. In dat geval kan acetazolamide helpen de verschijnselen te verminderen.

Een enkele keer gebruiken mensen acetazolamide om hoogteziekte te voorkomen. Daarbij moet u er rekening mee houden dat acetazolamide ook nadelen en risico’s heeft. Bovendien is het gebruik van acetazolamide geen garantie dat u geen hoogteziekte krijgt. Beter is dus om hoogteziekte te voorkomen door langzamer te stijgen.

Van de hoogte hebben we beiden behoorlijk last gehad. Echte hoogteziekte was het niet, maar de verschijnselen als kortademigheid, lichte hoofdpijn en extra vermoeidheid zijn wel vervelend.  Zie het reisverslag voor meer informatie. 

 

Verder hadden wij de gebruikelijke reisapotheek bij ons, met  o.a. een ruime hoeveelheid paracetamol, en loperamide voor het tijdelijk stoppen van diarree. Neusdruppels (zeewater/ zoutoplossing) kunnen erg handig zijn omdat je neusslijmvliezen door de hoogte en de extreme droogte erg droog worden. Onmisbaar is ook ORS, oral rehydration solution. Ter plaatse dronken wij eigenlijk liever Elektrolight, een nogal merkwaardige naam voor een best wel redelijk lekker drankje (in verschillende smaken, sinaasappel is lekker) dat zorgt voor de vochtbalans en suikers en mineralen. We namen het op advies van onze reisbegeleider. Het is in Peru/ Bolivia te krijgen bij Farmácia's, apotheken en soms ook wel bij de kleine kioskjes of winkeltjes. 

 

DIT ZIJN ONZE ERVARINGEN; HET ZIJN GEEN ADVIEZEN!!!  MAAK VOOR ZO'N REIS ALTIJD ZELF EEN AFSPRAAK MET JE GGD!

 

Reis klimaatneutraal en steun tegelijk arme gezinnen in ontwikkelingslanden

Of je nu gelooft in opwarming van de aarde of niet: het compenseren van je CO2 uitstoot via Fair Climate Fund is altijd een goede zaak. Het is namelijk nuttig "voor het klimaat en de verbetering van de economische positie van arme gezinnen in ontwikkelingslanden."

"FairClimateFund is een sociale onderneming, opgericht in 2009 door ontwikkelingsorganisatie ICCO.  Wij investeren in klimaatprojecten op huishoudelijk niveau in ontwikkelingslanden die CO2 rechten opleveren. De projecten voldoen aan de internationaal erkende standaarden van het Clean Development Mechanism (CDM) en Gold Standard (GS) en gaan klimaatverandering veroorzaakt door menselijk handelen tegen. Onze projecten leveren altijd CO2 rechten volgens de fairtrade principes op en hebben een transparante en meetbare positieve sociale impact.

Wij nemen klimaatprojecten op in ons portfolio na een beoordeling op strikte criteria gebaseerd op de Fair Trade principes. Voorwaarde is dat de projecten de situatie van de deelnemende families verbeteren, zowel op economisch vlak als wat betreft de gezondheidssituatie." 

Van harte aanbevolen! Kijk op de site van Fair Climate Fund voor meer informatie. In ons geval kostte het klimaatneutraal maken van onze reis € 76,20 . Het is een goede gedachte te weten dat je daarmee biogasprojecten in bv. India steunt.


 

Mail mij als u vragen heeft over dit reisverslag. Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.


 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

naar boven