Dag 9: 21 maart/ Yellowstone National Park, WY - Melrose, MT
De ROUTE naar Cooke city
De ROUTE naar Melrose
start up
Frisjes met -2. Dat wel. Maar o zo betoverend. Het lijkt wel Kerst. Op de foto zie je ons plekje van afgelopen nacht.
Dag 9 was weer net zo spectaculair als de vorige; het lijkt wel of er geen einde aan komt. Vanmorgen werden we wakker op een besneeuwde camp site, maar de wegen waren brandschoon. Plan was om wat er open was ook te gaan bekijken, oftewel: de hele weg van Mammoth Hot Springs naar Cooke City. En weer terug, want de pas bij Cooke City was dicht. Maar het is natuurlijk helemaal geen straf of die weg nog een keertje omgekeerd te rijden.
We rijden eerst naar Wraith Falls, waar we gisteren al wilden wandelen, maar ons pad letterlijk geblokkeerd werd door bizons. Nu is de kust veilig en kunnen we ongestoord naar de waterval toe lopen. Nou ja, niet helemaal ongestoord, want door de extra sneeuw is het af en toe behoorlijk lastig lopen. Soms staan we tot onze knieën in de sneeuw. Onderweg blijven we toch alert om ons heen kijken, want nu we eenmaal weten dat er echt beren zijn, kijk je toch anders om je heen. En dan denk je: dat zal wel loslopen. Maar dat is 't 'm nou juist.
De waterval is heel apart: een groot vlak waar een heel dun laagje water overheen loopt. Maar wel veel water tegelijk, want het is een flink grote waterval.
We lopen weer terug, steeds in onze eigen voetstappen want daar draagt de sneeuw tenminste en weet je dat het de eerste keer ook goed ging. We horen opeens een vreemd geratel. Het is geen slang, maar klinkt ook niet echt als een vogel. Als we verderlopen ontdekken we dat het de alarmschreeuw van een eekhoorn was. Nooit geweten dat die zo'n raar geluid maken.
Als we weer bij de plek aankomen waar we de vorige keer de beer zagen, stoppen we weer even. En meteen als ik uitstap zie ik het: de coyote is er weer. Hij is onderweg naar zijn karkas en daar aangekomen duikt hij head first in het bloed en vlees om naar hartelust te knagen. Smerig, maar zo gaaf om te zien!
Verder onderweg zien we elke honderd meter een kleine kudde bizons. Hoeveel zouden we nu al gezien hebben in totaal? Ik gok honderden. Maar het blijft bijzonder, zulke grote dieren zo maar los langs, op zelfs op, de weg.
Na een tijd rijden zien we weer een drukke parkeerplaats met mensen met telescopen en megalenzen. Inmiddels weten we dat dat betekent dat er iets te zien is. Het blijkt een rivierotter te zijn. Wat een schattige dieren zijn dat toch. OK, het zijn gemene roofdieren, maar kijk nou naar dat snoetje, koetsjiekoetsjiekoooeeeee!
Na zo'n 50 mijl komen we aan in Cooke City. Het meeste is dicht, maar er is een restaurant open. We drinken koffie en thee bij heel vriendelijke mensen. Ons Huis staat midden op de weg, want er is toch geen verkeer, aangezien de weg niet veel verder ophoudt. En hij houdt écht op, want de snow plow gaat maar tot het eind van het dorp. Daarna is de weg wit. Er liggen metershoge sneeuwwanden naast de weg, allemaal nog overblijfselen van de winter.
We keren om en rijden terug. We kijken elkaar aan en vragen ons af: zou de beer er weer zijn? En als we weer stilstaande auto's zien, weten we het al. Ik zie hem al uit de verte: hij is er weer! Hij heeft een verdronken bizon gevonden en probeert uit alle macht het lijk boven water te krijgen. Soms krijgt hij stukken te pakken, maar het hele lichaam wil nog niet echt lukken. Een vriendelijke mevrouw vraagt waar we vandaan komen. We maken een praatje en we mogen door haar telescoop kijken. En dan is het opeens heeeel dichtbij! Ik vraag hoe ver het ongeveer is, en de meetapparatuur van haar man zegt dat het 265 feet afstand is, een kleine 90 meter. Er staat een beer op 90 meter afstand van ons rustig zijn lunch op te graven. Wat is de natuur toch indrukwekkend. Zeker in dit land.
We nemen afscheid van Yellowstone en beloven ooit nog eens terug te komen om ook de rest van de natuurwonderen te zien. Helaas gaat dat nu niet, maar wat hebben we al een prachtige dingen meegemaakt in die twee dagen.
We gaan weer door. We rijden het grote lege Montana door. Er is maar weinig, behalve bergen, sneeuwtoppen, graslanden, en niks. Vooral dat laatste. Maar ook weer zo indrukwekkend.
Als we afslag Amsterdam zien, moeten we daar natuurlijk even af. Een stukje van de Interstate ligt inderdaad het dorp Amsterdam. We rijden er doorheen en het valt ons meteen op hoeveel Nederlandse achternamen er op de bedrijven staan: Vermeer, Dijk, Verhuizen. Het blijkt dat het dorp in de 19e eeuw gesticht is door Nederlandse immigranten. Toch grappig om zo te zien, zo ver van huis. We zetten even de authentieke Hollandse windmolen op de foto, en keren dan terug naar de I90.
Rond 8 uur komen we aan op de camping. Er is nog geen water, maar we mogen een plekje uitzoeken voor gereduceerd tarief en mogen gebruik maken van de badkamer van Room no. 1 van het motel. Vanavond hebben we dus ons eigen Huisje, én een stukje hotelkamer. Hoe luxe wil je het hebben! Welterusten.