De Hanze
(In dit hele artikel maak ik gebruik van boven genoemde boeken en diverse internetsites, die ik niet altijd met name noem.)
In Nederland kennen wij natuurlijk onze trotse Hanzesteden: Groningen, Hattem, Zutphen, Kampen (de rijkste en machtigste), Hasselt, Harderwijk, Elburg maar ook Zwolle en Venlo, en nog meer. De steden dreven vooral handel met Duitse steden en steden rond de Oostzee. Ze werkten daartoe onderling nauw samen met steden in Duitsland, België, de Baltische Staten, Noorwegen en Polen. De handel betrof voornamelijk zout, granen, vis, hout, wijn, bier, dierenhuiden en laken. Het Hanzeverbond duurde van ongeveer de 12e tot de 16e eeuw.
Voor de zogenaamde Duitse Hanze (of Hanza = iets als ‘groep’) was het Zweedse eiland Gotland aanvankelijk het centrum waar handel met lokale handelaren werd gedreven door kooplieden uit Denemarken, Lübeck en later Westfalen. Vanuit Gotland werd ook handel gedreven met Engeland, Vlaanderen. Er waren ook andere Hanze-verbanden maar de Duitse Hanze is echter veruit de belangrijkste en bekendste en wordt vaak kortweg de Hanze genoemd. Deze vormde zich om van koopliedenassociatie tot stedenverbond, en bestond op het hoogtepunt uit ca. 200 steden, van Londen tot Novgorod. Ongeveer 70 steden namen volledig deel terwijl de overige associatieverdragen sloten. De Hanze probeerde door uitschakeling van concurrenten en onderdrukking van opkomende handelscentra een monopoliepositie te verwerven in het handelsverkeer: opkopen in productiegebieden, vervoeren, en verkopen in afzetgebieden van metalen, granen, hout, huiden, wol, wijn, zout en kruiden. Daarnaast verwierf zij het recht van stapel in de havens waar deze producten voor verscheping en ontscheping werden verzameld en opgeslagen.
Sommigen, ook ik, zien de Hanze als een soort voorloper van de Europese Economische Gemeenschap, de EEG, voorloper van de Europese Unie. Die vergelijking gaat slechts ten dele op. De Hanze was oorspronkelijk niet formeel georganiseerd, in tegenstelling tot onze huidige samenwerkingsverbanden. Op onregelmatige tijden werden er bijeenkomsten gehouden, Hanzedagen genoemd, waaraan afgevaardigden van de deelnemende steden deelnamen. Steden in Holland en Zeeland kwamen maar een enkele keer naar de bijeenkomsten, terwijl de Oost-Nederlandse steden veel trouwer waren.
De Hanze was een geheel op vrijwillige leest geschoeid samenwerkingsverband. Niemand werd gedwongen lid te worden of te blijven. Er was geen centrale instantie die regels of richtlijnen oplegde. Steden die lid werden, voeren dan ook meestal een eigen koers. In Nederland was Kampen zo'n stad die er eigen regels op nahield: zij probeerde zelf verbonden te sluiten met Noorwegen en Vlaanderen en trad pas in 1441 toe tot de Hanze.
In de veertiende eeuw bereikte de Hanze een hoogtepunt met samenwerkingsverbanden van kooplieden rond Lübeck, Westfalen, Saksen, en het gebied van de Baltische Duitse Orde. Deze Duitse Hanze werd voor het eerst in 1343 formeel genoemd in een oorkonde van de Zweedse koning Magnus II. Vanaf de eerste algemene vergadering in Lübeck in 1356 was er sprake van een verbond van steden in plaats van onafhankelijke handelaren. Onofficieel leider van de Hanze was Lübeck. Daarnaast waren Hamburg, Keulen, Dortmund, Brugge, Bergen (Noorwegen), Danzig (Gdansk), Riga en Reval (nu Tallinn) belangrijke Hanzeatische centra.
De Hanze als stedenverbond was allereerst een teken van de opkomende macht van de steden in Noord-Europa, die inzagen dat ze hun eigen belangen gezamenlijk met andere steden nog beter konden behartigen. Daarbij zochten ze dus niet hun heil bij hun afzonderlijke landsheren. De Duitse keizer en ook de Deense (inclusief Noorwegen), Zweedse en Engelse koningen en hun leenmannen konden hier weinig macht tegenover stellen.
Onder streng toezicht van de Hanze bouwden Duitse kolonisten vele Hanzesteden op en rond de oostelijke Oostzeekust, zoals Danzig (Gdańsk), Elbing (Elbląg), Thorn (Toruń), Reval (Tallinn), Riga en Dorpat (Tartu). In een aantal van deze steden zijn nog sporen van de Hanze terug te vinden, zoals de gotische bouwkunst die in geheel Europa geïntroduceerd werd als gevolg van het grote handelsverbond. De meeste steden werden onder Lübeck gesticht, waardoor ze zich voor alle juridische zaken tot het kabinet van Lübeck moesten richten. De Lijflandse Confederatie, die delen van het huidige Estland en Letland omvatte, had haar eigen Hanzeparlement. Alle grote steden uit deze confederatie werden lid van de Hanze. De lingua franca van de handel was Middelnederduits.
Het hoogtij van de Hanze viel in het midden van de vijftiende eeuw. Het gebied van de Hanze strekte zich toen uit van de mondingen van de Rijn en Maas in het zuiden, bijvoorbeeld de Engelse steden Norwich en Hull in het westen, tot ver in Finland in het noorden, en Reval (Tallinn) in het oosten. De Hanze had een losse structuur, maar de leden deelden enkele karakteristieken. Zo waren de meeste Hanzesteden onafhankelijk begonnen of werden ze onafhankelijk door de collectieve onderhandelingskracht van de Hanze. Die onafhankelijkheid kende wel grenzen: de vrije rijkssteden moesten trouw zijn aan het Heilige Roomse Rijk, zonder banden met de lokale adel.
Een andere overeenkomst was de strategische locaties van de steden langs de verschillende handelsroutes. Op het hoogtepunt van hun macht wisten de handelaren van de Hanze met hun economische invloed, en soms militair machtsvertoon, het beleid van het rijk te beïnvloeden.
Op onze reis kregen wij nog veel meer informatie over de Hanze, over de overige geschiedenis van de steden en streken die we aandeden of passeerden.
Op internet is ook nog veel meer informatie over deze onderwerpen te vinden. Ik laat het hier even bij wat betreft de introductie tot de Hanze.
Op de volgende pagina's leest u het
REISVERSLAG VAN DAG TOT DAG
REISVERSLAG VAN DAG TOT DAG