Vijf besprekingen van boeken over de Verenigde Staten van Amerika
Deze boeken (onder andere) las ik als voorbereiding op onze reis door het zuid-westen van de Verenigde Staten van Amerika
Fictie
John Steinbeck: De druiven der gramschap (Oorspr.: The grapes of wrath, 1939)
Non-fictie:
Geert Mak: Reizen zonder John
Maarten van Rossem: De Verenigde Staten in de twintigste eeuw
Paul Theroux: Het diepe Zuiden, Vier seizoenen op tweebaanswegen (oorspr. Deep South)
en Max Westerman: In alle staten
De laatste twee boeken zijn alleen antiquarisch te koop bijvoorbeeld via Boekwinkeltjes.nl
Naast deze boeken kunnen ook de volgende boeken een reis naar en door de USA extra inhoud geven. Ze staan op deze site besproken.
John Williams: Butcher's Crossing
en Annie Proulx: Brokeback Mountain
Beide boeken zijn op deze website besproken. (Klik op de link).
Een indrukwekkend boek dat ik nog niet heb besproken is dat van Karl Marlantes: De Rivier. Dit boek speelt in de noord-westhoek van de VS in begin 20e eeuw. Een bijzonder boek dat je veel vertelt over de immigranten die dit deel van de VS hielpen opbouwen. Met alle tegenslag en tegenwerking.
Bespreking van John Steinbeck: De druiven der gramschap (Oorspr.: The grapes of wrath, 1939)
We maken op de eerste pagina kennis met Tom Joad, een jongeman die, net uit de McAlester gevangenis in Oklahoma-City, over stoffige wegen op weg is naar zijn ouderlijk huis, op het platteland van Oklahoma. Hij heeft gezeten voor doodslag op iemand die hem had aangevallen. Langs de weg maakt hij kennis met Jim Casy, een nu gewezen predikant die hij van vroeger kent. Als ze Tom’s ouderlijk huis in het zicht krijgen, blijkt dat er niemand meer woont. Het huis is vervallen en deels vernield. Met een oude buurman die in de droge sloten leeft omdat hij van zijn huisplaats is verdreven, maken ze wat te eten in de ruïne van het huis. Die vertelt dat de pachtboeren van hun land worden verdreven door ‘de tractors’ en die worden weer gestuurd door de anonieme landbouwgrootmachten en de banken. De mensen trekken weg. De buurman overleeft in de sloten en ruïnes in de buurt, hij laat zich ‘nooit’ verdrijven, bezweert hij. De toon is gezet.
De volgende dag maken we kennis met de rest van de familie van Tom: vader en moeder Joad, opa en oma, Rose of Sharon (Rosasharn), de dochter, die is getrouwd met Connie Rivers (19 jr). Ze krijgen een baby. De kinderen Ruthie, 12 jr, meisje; Winfield, 10 jr, jongen; Al, de zoon van 16 jaar die de truck bestuurt en een handige sleutelaar is, en die vooral geïnteresseerd is in auto's en meisjes. Dan is er nog Noah, de oudste zoon, die weinig spreekt, en een beetje sloom is. En Oom John, die is getrouwd geweest met een vrouw die op jonge leeftijd is gestorven aan een blindedarminfectie.
Het verhaal speelt zich af tijdens de Grote Depressie, de periode van grote werkloosheid in de Verenigde Staten (en de rest van de wereld) als gevolg van de val van de beurs van Wall Street in 1929. In min of meer los staande hoofdstukken door het hele boek heen praat Steinbeck de lezer bij over de historische achtergronden van zijn verhaal. De zuidwestelijke staten Oklahoma, Kansas en Arkansas waren in die toch al moeilijke tijden ook nog eens veranderd in de zogeheten Dust Bowl : een periode van grote droogte. Jarenlang viel er geen regen. Honderdduizenden mensen moesten noodgedwongen hun land verlaten en zochten hun geluk in Californië.
We hebben het over de grootste interne migratie van de VS; meer dan een half miljoen Amerikanen zochten hun geluk elders. Enigszins schokkend is het om te zien dat vandaag de dag in de Europese ‘vluchtelingencrisis’ dezelfde mechanismen als toen weer optreden. De Californians sloten soms hun grenzen en stuurden arbeidsmigranten terug. Ze wilden hen niet in hun steden en dorpen en brachten de migranten daarom onder in kampen die men gerust concentratiekampen mag noemen. Ze beroofden de zwervers van hun mensenrechten. In sommige steden kwam het tot ernstige rellen.
De Joads zijn pachtboeren. Door de grote droogte en door het optreden van banken en grootgrondbezitters zijn ze gedwongen om Oklahoma te verlaten. Hun land is opgekocht door deze banken en grote landbouwondernemers om er katoen op te gaan verbouwen. Tractors nemen hun wereld in, zo komt het althans over als Steinbeck ten strijde trekt tegen de tractor als symbool van al het onrecht dat de pachtboeren wordt aangedaan. Met een volgeladen oude truck verlaten de Joads Oklahoma en rijden duizenden kilometers over de befaamde Route 66 (de ‘vluchtroute’) naar Californië, waar het leven naar men zegt zo veel beter is. Ze hebben folders gezien waarin personeel wordt gevraagd om fruit te plukken tegen aantrekkelijke lonen. Dus verkoopt de familie alles wat ze hebben, ze kopen van het geld een ouwe vrachtwagen en laden daar hun hele bezit op, en gaan op weg, de honderden kilometers lange weg naar het westen. Iedereen gaat mee, in en op de truck. Voor hun vertrek hebben ze de beide varkentjes geslacht en heeft moeder het vlees in potten ingemaakt. Voor onderweg. Als ze vertrekken zijn ze met twaalf: vergelijk de twaalf stammen van Israël die door de woestijn naar het beloofde land trokken.
Het boek beschrijft vervolgens hun tocht westwaarts naar dat beloofde land. Al in het begin van de tocht slaat het noodlot toe. Grootvader, die eigenlijk al niet meegewild had, overlijdt. Dat gebeurt in een provisorische tent naast de weg, die is van lotgenoten die ook op weg naar California zijn. Ze begraven opa in de berm naast de weg. Voor een begrafenis hebben ze geen geld meer. Samen met de andere familie reizen ze in de vrachtauto en in de bus verder. Een paar dagen later overlijdt oma, bijna ongemerkt, bovenop matrassen op de vrachtauto. Alleen de moeder ligt naast haar als het gebeurt. Iedereen is geschokt als ze het horen. Oma krijgt in een nabijgelegen stadje de goedkoopste begrafenis die er is.
Tom en Al houden de oude vrachtauto met kunst- en vliegwerk op de wielen. Steinbeck heeft kennis van autotechniek want hij beschrijft de reparaties nauwkeurig. De andere familie moet noodgedwongen achterblijven. Ze kunnen het tempo niet bijbenen.
De familie valt uiteen
Vooral Tom toont zich degene die het meest verantwoordelijk is en samen met moeder de familie bij elkaar houdt. Maar de grote angst van moeder wordt in het boek gaandeweg werkelijkheid: het hechte gezin valt door alle tegenslagen uit elkaar, langzaam maar zeker. De zwijgzame Noah besluit, net over de Californische grens, om niet verder mee te gaan. Hij gaat zijn eigen weg zoeken. De groep mensen heeft de eerste onheilstijdingen dan gehad: een terugkomende familie vertelt dat er in het westen helemaal geen werk is. Er zijn veel te veel migranten die voor hetzelfde baantje komen. De bazen hebben het voor het uitzoeken en betalen ‘dus’ hongerloontjes. De Joads kunnen het niet geloven. Ze gaan verder, kunnen eigenlijk ook niets anders. Hun geldvoorraad raakt op, de auto valt bijna uit elkaar, de voorraad eten slinkt.
Als ze eindelijk in California aankomen, blijkt dat de ‘terugkeerders’ gelijk hadden: er is nauwelijks werk en als er werk is, is het voor korte duur en is er zoveel aanbod aan werkkrachten dat de grote boeren het voor het kiezen hebben. Ze betalen schandalig lage lonen en buiten de arbeiders uit. Het gezin woont in sociale kampen, nederzettingen die, zoals Steinbeck ze beschrijft, mij deden denken aan beelden van de vluchtelingenkampen van nu, zoals die bij Calais of in Griekenland. De plaatselijke Californische bevolking haat de ‘Okies’ (minderwaardig volk uit Oklahoma bedoelen ze met die term. Overigens werden mensen uit andere zuidelijke staten als Kansas en Arkansas ook wel met deze scheldnaam aangeduid.) ‘Ze pakken onze banen af’ werd ook toen en daar al gehoord.
Er is één kamp waar de omstandigheden menswaardiger zijn. Dat ‘regeringskamp’ wordt door de bewoners zelf bestuurd. Er zijn zelfs douches met warm water. De lokale hulpsheriffs proberen om relletjes uit te lokken in het kamp om een excuus te hebben het kamp binnen te vallen en de hutten te vernielen en de mensen te verdrijven. Hun opzet mislukt doordat tijdens een dansfeest -waar ook lokale mensen op af komen- Tom en de zijnen de opzet doorzien en de onruststokers op tijd buiten het kamp zetten. Tijdens zijn voorbereidingen op dit boek heeft Steinbeck zelf in een kamp als dit gewerkt. Een vriend van hem had er de leiding. Hij kende ook de andere kampen en wist dus waar hij over schreef.
Een paar keer vinden de Joads tijdelijk werk, maar al snel moeten ze werk zoeken verder uit de buurt. Het nieuwe kamp is een verschrikking. Moeder kan nauwelijks nog wat te eten klaarmaken, ondanks dat het hele gezin inclusief de kinderen helpt met perziken plukken. Ze verdienen met z’n allen niet genoeg voor een dag eten, ook al omdat de boodschappen gehaald moeten worden in het winkeltje op het terrein dat natuurlijk gedreven wordt door de boer.
Het gezin valt verder uiteen. Connie, die als een ruggengraatloze nietsnut met onrealistische dromen wordt neergezet, verdwijnt en laat zijn zwangere vrouw Rosasharn in de steek. Ex predikant Casy laat zich door de hulpsheriff oppakken om Tom vrij te houden; Casy wordt de leider van een arbeidersopstand. Bij een politieoverval slaat een agent Casy dood; Tom, die toevallig Casy net weer ontmoet had na lange tijd, is er getuige van en slaat in het gevecht dat ontstaat de politieagent dood. Hij moet zich voortaan schuil houden in een hol in een droge sloot. Moeder brengt hem trouw elke dag heimelijk wat te eten. Zoon Al wil gaan trouwen met een buurmeisje dat in dezelfde oude treinwagon woont.
Rampen stapelen zich op
Aan het eind van de roman zijn van de twaalf hoofdpersonen er nog zes bij elkaar: vader, moeder, Rosa, Winfield, Ruthie en oom John. Het beloofde land bleek niet het beloofde land te zijn. De tocht naar het vermeende paradijs is tot een helletocht geworden die het gezin en de familie uit elkaar geslagen heeft en tot de helft teruggebracht.
Tegen het eind stapelen de rampen zich op. De katoenoogst is geëindigd, het werk gedaan, nieuw werk dient zich niet aan en de winter nadert. De uitzichtloosheid kan bijna niet groter als er een overvloedige regenval komt, die de schaarse bezittingen, waaronder de onmisbare truck, en de woonplaats van de Joads vernielt. Te midden van het natuurgeweld brengt Roos van Saron een dood kindje ter wereld. De familie vlucht naar een hoger gelegen plek. In een verlaten landbouwschuur vinden ze onderdak. Er blijkt al een jongen met zijn van honger bijna stervende vader te zitten. Rosa voedt de man met de melk van haar door de op niets uitgelopen zwangerschap gezwollen borsten. Het slot van het boek is bijna religieus:
“Een ogenblik zat Roos van Saron roerloos in de ritselende schuur. Toen hees ze haar vermoeide lichaam overeind en trok de deken om zich heen. Ze liep langzaam naar de hoek en stond naar het uitgemergelde gezicht te kijken, in de wijd open, angstige ogen. Toen ging ze langzaam naast hem liggen. Hij schudde zijn hoofd langzaam heen en weer. Roos van Saron maakte één kant van de deken los en ontblootte haar borst. ‘Je moet,’ zei ze. Ze schoof dichterbij en trok zijn hoofd naar zich toe. ‘Hier!’ zei ze. ‘Hier.’ Ze legde haar hand achter zijn hoofd en steunde het. Haar vingers bewogen zachtjes door zijn haar. Ze deed haar ogen open en keek de schuur door, en haar lippen sloten zich en glimlachten mysterieus.”
De lezer zou bijna murw geslagen zijn door alle ellende. De opeenvolging van rampen die de familie treffen, vooral in de tweede helft van het boek, levert zeker spanning op. De lezer wil dóór, verder lezen, in de hoop dat het de sympathieke personages beter zal gaan. Die hoop blijkt dus ijdel. Of toch niet? Steinbeck vlecht in dit boek zijn kijk op de wereld, en die is niet wanhopig, niet negatief. Hij laat die hoop verwoorden door de moederfiguur. Uiteindelijk zal de mens zegevieren, de mens die in wezen goed is, maar als dat gebeurt, zal dat niet door de sterke, besluitvaardige mannen komen. De mannen komen er in dit boek niet goed af. Zelfs Tom, de ‘moordenaar’ met een gouden hart, redt het niet. Hij raakt, misschien juist door zijn rechtvaardigheidsgevoel, verstrikt in geweld. Alleen de moederfiguur is de echte heldin in dit boek. Zij is het, die de beslissingen neemt, vader op z’n plaats zet en eigenlijk zijn plaats als hoofd van het gezin inneemt, Rosa en de jongere kinderen in het gareel houdt en met haar liefde en onuitputtelijke geduld, wijsheid en onvermoeibare energie de wereld om haar heen een stukje beter maakt. Uiteindelijk is de moedermelk van haar dochter Rosa de redding. Niet alleen voor de verhongerende oude man, maar symbolisch voor de mensheid. Dat laatste is natuurlijk een persoonlijke inleg, maar de suggestie is er wel.
Ik ging als lezer al snel met de reizende groep meeleven. Dat kan gemakkelijk omdat Steinbeck met schijnbaar eenvoudige middelen de sfeer effectief weet over te brengen. Hij schrijft schilderend: je ziet als het ware de oude auto vol geladen met spullen en mensen, over de route 66 door het landschap tuffen. Ik voel de wanhoop over mechanische tegenslagen als een lekke band en een opgeblazen motor mee. Hoewel, wanhoop: Tom en Al zijn handige sleutelaars en nemen de tegenslagen eigenlijk vrij laconiek op. Vooral tegen het einde, als er maar geen eind komt aan alle ellende, wil je wel dat het ze nu eindelijk eens mee zal zitten. En dan komt de zondvloed: het water neemt hen letterlijk alles af wat ze nog aan armelijke bezittingen hadden. Het doodgeboren kindje van Rosa wordt door ome John als een soort Mozes in zijn biezen kistje aan het verwoestende water toevertrouwd. Hun beloofde land is één grote deceptie geworden.
Uiteenlopende waardering destijds
Merkwaardig genoeg en zelfs enigszins cynisch is het feit dat er een eind kwam aan de armoede en uitbuiting door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Daarover vertelt het boek niet meer, dat is gepubliceerd in 1939, maar toen Amerika in de oorlog was gezogen, was er opeens een enorme behoefte aan wapens, munitie, vliegtuigen, tanks, enz. Daarvoor werd een al even enorme industrie uit de grond gestampt en die werd vooral gevestigd in… de arme zuid-westelijke staten. De ‘Okies’ gingen dus massaal in die fabrieken werken en verdienden daar een eerlijke en redelijke boterham.
Overigens wordt het seizoenswerk in California nu gedaan door (illegale) immigranten uit Mexico, die echter met hun lage loontjes meestal tevreden zijn, omdat ze in hun vaderland niet zo veel kunnen verdienen.
De titel van het boek komt in de tekst zelf ter sprake. Als de arbeiders zien dat de grondeigenaren de kostelijke vruchten laten wegrotten om de prijs op te drijven, terwijl zij ze niet mogen plukken, laat staan proeven, terwijl die bijna doodgaan van de honger, dan staat er: “(…) en in de ogen van de hongerigen is een groeiende gramschap. In de ziel van de mensen zwellen de druiven der gramschap en worden rijp, worden rijp voor de komende oogst.” (331) In de arbeidersopstand die zijdelings in het boek aan de orde komt, namelijk als de ex-predikant Casy als hun leider wordt doodgeknuppeld, kan men de ‘oogst’ herkennen. De gramschap vond een uitlaatklep.
Van Inez Polak heb ik de herkomst van het stukje tekst ‘grapes of wrath’. “In een van zijn brieven aan vrienden (in 1938) schrijft de auteur enthousiast dat hij eindelijk de titel heeft gevonden voor zijn boek, dat toen al bijna af was. En die titel komt, zo schrijft hij, uit de Battle Hymn of the Republic, het strijdlied van de noordelijke troepen in de Amerikaanse burgeroorlog. Een lied waarvan wij in Nederland misschien het refrein 'Glory, Glory, Haleluja (3x)... His truth is marching on' kennen, maar dat elk Amerikaans schoolkind zo opdreunt.
Het lied werd geschreven door Julia Ward Howe, die in 1861 een bezoek bracht aan de troepen van generaal George McClellan en daar diep van onder de indruk was. Het werd voor het eerst gepubliceerd in de Atlantic Monthly in februari 1862. De tekst luidt als volgt: 'Mine eyes have seen the glory of the coming of the Lord/He is trampling out the vintage where the grapes of wrath are stored.' ('Mijn ogen hebben de glorie van de komst van de Heer gezien/ Hij stampt de wijn te voorschijn daar waar de druiven der gramschap zijn opgeslagen').” Bron: http://www.trouw.nl/tr/nl/5009/Archief/article/detail/2470465/1996/04/18/Nogmaals-de-Druiven-der-gramschap.dhtml Steinbeck stond erop dit lied in het boek op te nemen, zodat het duidelijk werd dat hij niet een buitenstaander en een revolutionair, of nog erger: een communist, was, maar dat dit boek een echt Amerikaans boek was over echte Amerikanen.
Het boek kreeg verschillende prestigieuze prijzen, waaronder de Pulitzerprijs voor literatuur, en die lag aan de basis van Steinbecks Nobelprijs in 1962. Maar Steinbeck werd ook uitgespuugd door een deel van politiek Amerika en door de lobby van de Californische boeren, die zich aangesproken voelde door de scherpe maatschappijkritiek. Steinbeck heeft heel wat problemen gehad door dit boek. Het zaaide zoveel tweedracht en zijn tegenstanders waren zo fel dat hij op een gegeven moment een revolver ging dragen om zich te kunnen verdedigen als het nodig mocht zijn. Hij werd uitgemaakt voor communist, voor een ‘rode’. In het boek komen die termen ook voor. De ‘Okies’ worden ook afgeschilderd als roden. De Joads begrijpen er niets van, ze weten niet eens wat communisme en socialisme is. Dan staat er: ‘een rode, een communist is iemand die 25 cent per uur wil verdienen als de baas 20 cent betaalt.’ En van die 20 cent per uur kon ook toen al niemand leven.
Tijdens zijn reis door de VS, beschreven in Reizen met Charley had Steinbeck met eigen ogen het rampengebied Oklahoma gezien en gereisd over de beroemde en legendarische Route 66, waarlangs de boeren naar het westen trokken. Via een vriend wist hij hoe het toeging in de Californische opvangkampen. Qua sfeer doet mij het boek denken aan die andere klassieker van Steinbeck: Van muizen en mensen (Of Mice and Men). Dat boek is veel dunner: de Druiven der Gramschap is een vrij dik boek, maar ik vond het jammer dat ik het uit had.
Het boek werd in 1940 al verfilmd door niemand minder dan John Ford met Henry Fonda in de rol van Tom Joad. Hier te zien op YouTube De film volgt het boek vrij nauwkeurig maar het einde van de film is wel heel anders dan dat van het boek!
Het boek heeft te veel parallellen met het heden wat mij betreft. De mens leert van de geschiedenis alleen het slechte. Ik refereerde al aan de uitbuiting en de mensonwaardige tentenkampen waarin de Joads terecht kwamen en die mij aan de vluchtelingencrisis in onze tijd doen denken, en aan de vijandigheid tegenover vreemdelingen (de ‘Oki’s’) van de autochtone Californiërs. Ik vrees dat in de crisis van 2008 veel Amerikanen zich wel in de familie Joad hebben herkend, en anders hebben de zwarte inwoners van New Orleans na de orkaan Katrina dat wel…
Volgens mij is dit spannende, bij vlagen ontroerende en vaak hartverscheurende boek een (sociale) roman van de bovenste plank. Wereldliteratuur met een hoofdletter en terecht aangemerkt als een van de ‘Great American Novels’ die naast onder meer 'De hut van Oom Tom' van Harriet Beecher Stowe en 'De lotgevallen van Huckleberry Finn' van Mark Twain, die ik in mijn jeugd las, onbetwistbaar behoort tot de canon van de Amerikaanse letteren. Maar het verhaal gaat niet alleen over Amerikaanse toestanden van zeventig jaar geleden. Het is in wezen een universeel verhaal dat helaas nog actueel is (door, ik noemde het al, de vluchtelingenstromen van onze eeuw). Iedereen zou dit boek moeten lezen.
Een aardige BBC-documentaire over Steinbeck en The Grapes of Wrath plus zijn andere werk ziet u hier De makers van de documentaire gaan terug naar destijds de 'Dustbowl'. Hoe is het er nu?
Lammert Metselaar, maart 2016
Non-fictie
Als voorbereiding op onze roadtrip door het zuidwesten van de USA las ik ook een paar boeken over o.a. het volk, de cultuur, de politiek en de geschiedenis. Het gaat om Geert Mak: Reizen zonder John, als tweede Maarten van Rossem: De Verenigde Staten in de twintigste eeuw (Den Haag, 1991) en tenslotte Max Westerman: In alle staten (Amsterdam 2008).
Bespreking van Max Westerman: In alle staten
Max Westerman: In alle staten is geschreven voor een breed publiek en leest dan ook vlot weg. De journalist Westerman baseert dit boek voornamelijk op de reportages die hij jarenlang als correspondent maakte voor het RTL nieuws. Een aantal van deze reportages staat ook op de dvd die bij het boek hoort. In het boek vertelt hij –onder andere- over de reportages, inhoudelijk en hoe ze tot stand kwamen en hij zet ze als het ware thematisch bij elkaar. Zo zijn er hoofdstukken ontstaan die globaal over één onderwerp gaan. Bijna ongemerkt leert de lezer heel wat over de Amerikaanse samenleving in al zijn soms opmerkelijke aspecten. Merkwaardig vind ik steeds weer hoezeer de VS enerzijds lijken op ‘ons’ in West-Europa, maar anderzijds ook hoe de ontwikkeling daar op sommige punten toch een heel andere kant op gaat dan die in Europa.
Opmerkelijk vond ik onder andere het hoofdstuk over het strafrechtsysteem. Dat steeds meer gevangenissen in particuliere handen zijn wist ik wel, maar niet in deze mate, en zeker niet dat dat tot gevolg heeft dat de gevangenis geen enkel belang heeft bij een eerdere invrijheidsstelling, dus dat die op alle mogelijke manieren wordt gefrustreerd. Dat die gevangenissen voornamelijk door zwarten worden bevolkt, wist ik en ook dat dat niet komt doordat die zoveel crimineler zijn dan de witten. Maar dat het deze vormen aannam… Het privatiseren van gevangenissen is overigens een verschijnsel dat over een aantal jaren in Nederland ook zal doordringen, zeker als het neo-liberalisme nog meer zijn stempel op de samenleving zal drukken dan het nu al doet. Mark my words. Hoewel het marktdenken bij ons op zijn retour lijkt, hebben we die ramp nog niet achter ons.
Een ontluisterend hoofdstuk is dat over ‘het lege hart’ van de natie: voortgaande verstedelijking zorgt voor ontvolking van het platteland. Dat er van ‘Main Street’ in veel stadjes weinig meer over is, had ik ook al begrepen uit andere bronnen. Verder wijdt Westerman natuurlijk veel pagina’s aan de merkwaardige manier waarop Amerikanen (enige mate van generaliseren is natuurlijk niet te vermijden) omgaan met zaken als voedsel, seks, God en geld. Het hoofdstuk over dikke mensen is ook verbluffend. Is dit ons voorland in Nederland? Maar ook de ongegeneerd commerciële manier van omgaan met religieuze zaken doet menig wenkbrauw optrekken.
Van de Amerikaanse droom is steeds minder over. Gelijke kansen voor iedereen is een vrome slogan maar steeds meer een illusie. Graag gekoesterd, dat wel, want de gemiddelde Amerikaan is er nog steeds heilig van overtuigd dat zijn land het beste ter wereld is. Maar in werkelijkheid is de ongelijkheid er enorm en wordt die alleen maar groter.
Nogmaals: een leerzaam maar ook vermakelijk boek dat je soms doet wensen te wonen in de VS maar mij meestal intens gelukkig maakte dat ik er niet woon… Maar ik ga er graag een keer op bezoek. Van de drie het toegankelijkste boek, maar ook het minst diepgravend.
Bespreking van De Verenigde Staten in de twintigste eeuw van Maarten van Rossem
Heel wat zwaardere kost is De Verenigde Staten in de twintigste eeuw van Maarten van Rossem. Wie zijn gekeuvel op tv gewend is en hem niet anders kent, zal bedrogen uitkomen als hij of zij in dit boek ook een gezellig nurkse brompot verwacht die zijn mening op een aardige ironische manier te berde brengt, gevraagd en graag ook ongevraagd… Die persoonlijke mening is er wel, maar pas na uiterst zorgvuldige onderbouwing met veel eruditie en gedetailleerde informatie. Dat vergt van de lezer enig doorzettingsvermogen.
Maarten van Rossem strooit nog wel eens een ironische of cynische opmerking door zijn teksten maar dat is zoeken. Hoewel, hoe meer we bij onze tijd komen, hoe ironischer hij wordt. Het boek is een degelijke historische ontrafeling van de Amerikaanse samenleving in de vorige eeuw. Het gaat diep in op de politieke situatie, zo diep en gedetailleerd dat ik wel eens geneigd was een stukje over te slaan. Maar dat kan ook, je kunt als lezer –ik althans!- toch niet alles onthouden. Zijn persoonlijke aversies en sympathieën steekt Van Rossem niet onder stoelen of banken, maar al met al krijgt de lezer, zo lijkt mij als leek, toch wel een vrij objectief beeld. Zo vindt de auteur president Lyndon Johnson in zijn binnenlandse politiek geslaagd, veel geslaagder dan de zijns inziens veel te veel bejubelde John F. Kennedy, maar keurt hij het buitenlandbeleid -vooral ten aanzien van Vietnam en de Sovjetunie- van Johnson tamelijk resoluut af.
Aardig, zeker voor de wat minder in politiek geïnteresseerde lezer, zijn hoofdstukjes over de opkomst van de auto (uit de titel ‘Automobilitis’ kun je m.i. afleiden dat Van Rossem niet zo enthousiast is over de auto). Een vergelijkbaar hoofdstuk is gewijd aan de opkomst van de televisie, heel neutraal geheten ‘De opkomst van de televisie’.
De volgende opsomming van wat er in het boek aan de orde komt, met de titels van de 9 hoofdstukken (355 pag.) geeft wel aan wat u kunt verwachten.
Het eerste hoofdstuk gaat over ‘De ideologische en organisatorische verwerking van de industrialisatie’. Hfdst. 2 vond ik al wat interessanter: ‘De jaren twintig’. 3, ‘Crisis en depressie’ verhaalt over de New Deal, het plan van president Roosevelt om de economie en de samenleving voortvarend te moderniseren. De opbouw van een moderne verzorgingsstaat ging van start.
Niet in het laatst door de Tweede Wereldoorlog worden de VS ‘een wereldmogendheid’ (hfdst.4). Ook de ‘koudste jaren van de Koude Oorlog’ komen aan bod in dit hoofdstuk. De jaren van ’45 tot ’65 noemt Van Rossem ‘De Nationale Consensus’. Misschien zijn het wel de meest succesvolle jaren voor de VS. Het land van de ongekende mogelijkheden voor iedereen wordt echter wel geteisterd door een paar smetten van belang. Ten eerste ‘Het McCarthyisme’, de niets ontziende maar even onzinnige jacht op vermeende ‘communisten’. Het is ook nu nog verbluffend om te lezen hoe weldenkende mensen zich lieten opjutten door een onzinnig idee van een eigenlijk niets voorstellende senator. Zo liet zelfs president Eisenhouwer zich erdoor meeslepen. Hij benoemde de rechtse Nixon tot vice-president om de losgeslagen anti-communisten gunstig te stemmen. Een typisch staaltje van Van Rossem-humor: “In het voordeel van Eisenhouwer kan misschien aangevoerd worden dat hij altijd een hekel aan Nixon gehad heeft.”
De tweede smet op het blazoen van de staat waar iedereen ‘born equal’ is, was de achterstelling van de zwarte bevolking. Iedereen was gelijk, alleen de blanken waren veel meer gelijk dan de zwarten, om het met een variant op een citaat van George Orwell te zeggen. In deze paragraaf schetst de auteur ‘De Opkomst van de ‘Civil Rights’-beweging’. Verder gaat dit hoofdstuk o.a. over het presidentschap van John Kennedy en Lyndon Johnson.
In hfdst. 6 behandelt de auteur de buitenlandse politiek van 1953 -1974 o.a. over de Vietnamoorlog en het echec van de ‘containment-politiek’, die erop neer komt dat de VS het tot hun taak achtten om de Sovjetunie, en in bredere zin het communisme, in te dammen. De dominotheorie wordt hierbij ook vaak genoemd: men was bang dat, als er een staat ‘viel’ voor het communisme, meerdere landen in de nabijheid zouden volgen. Als Vietnam zou ‘vallen’ dan zou heel zuidoost Azië communistisch worden.
Hfdst. 7 beschrijft ‘Het einde van de Consensus’: radicalisering op verschillend terrein; Nixon en het Watergate-schandaal. Rassenrellen. De ‘counterculture’, de alternatieve manier van leven in vooral San Francisco. Voor Nixon heeft Van Rossem geen goed woord over: ‘de gevaarlijkste en slechtste president ooit’. Zelfs het hele democratische systeem hing in deze jaren aan een zijden draad.
Zo erg kan het niet gauw weer worden, zou je zeggen. Maar hopen dat ze niet Donald Trump kiezen, van die Amerikanen kun je alles verwachten, heb ik zo langzamerhand de indruk. Maar dat terzijde.
En over Carter gaat het, die Van Rossem ‘de falende evangelist’ noemt. Dat slaat dan volgens mij vooral op de poging die Carter ondernam om Amerika weer te bezielen met nieuw ethisch elan; daarin slaagde hij niet echt. Maar over zijn prestaties is Van Rossem nog niet zo negatief en Carter’s buitenlandse beleid was redelijk succesvol. Hij droeg het Panamakanaal over (per 2000) en zorgde voor vrede tussen Egypte en Israël, voorwaar een niet geringe prestatie. Carter was een diep gelovig man, een born again christian, en in de politiek een non-conformist, die zijn eigen gang ging. Ik geloof dat het oordeel over Carter nu redelijk positief is. Tot op hoge leeftijd spande hij zich in voor vrede.
Hfdst. 9 besteedt veel ruimte aan de regering Reagan. Die heeft twee termijnen gediend en zeker een en ander tot stand gebracht. Maar de auteur is nogal kritisch. Hier komt ook steeds vaker de typische Van Rossem-humor naar voren. Ook omdat het gebeurde nog redelijk in het geheugen ligt, vond ik de laatste hoofdstukken wel het interessantst.
In het laatste hoofdstuk vat de auteur zijn boek samen en trekt hij de conclusie: ‘Verzwakt, maar de machtigste van alle naties’. Daarbij dient wel te worden bedacht dat dit boek uit 1991 is. De muur was net gevallen, de Sovjetunie verdampt, en de opkomst van China als wereldmacht moest nog komen. En alle ellende uit de moslimlanden in het midden oosten.
Mijn oordeel: voor de ‘gevorderde lezer’ die (veel) meer wil weten over de recente geschiedenis van het nog steeds machtigste land van de aarde is dit een boek dat veel informatie verschaft, en duidelijke verbanden legt.
Bespreking van Geert Mak: Reizen zonder John / Op zoek naar Amerika
Geert Mak: Reizen zonder John / Op zoek naar Amerika
Het aardigste boek van deze drie is Reizen zonder John door Geert Mak. Bijna ongemerkt krijgt de lezer zeer veel informatie over de geschiedenis en het heden van de Verenigde Staten. Mak volgt het stramien dat we van hem kennen: een fysieke reis door het heden van een land of continent maken, noteren wat hem opvalt, daar de achtergronden bij presenteren en zo een heb je een geschiedenis- en cultuurgeschiedenisboek en reisreportage in een. Als je dan ook nog gezegend bent met een vlotte journalistieke pen dan is succes verzekerd. Ik heb de meeste van zijn boeken gelezen. Ook voor een niet-Amsterdammer is ‘De engel van Amsterdam, Een kleine geschiedenis van Amsterdam’ een zeer lezenswaardig boek. Op onze studieclub lazen wij met veel plezier ‘Hoe God verdween uit Jorwerd’. Veel herkenbare ontwikkelingen uit de laatste decennia, maar nu helder geduid en boeiend onder woorden gebracht. ‘De eeuw van mijn vader’ gaat eigenlijk ook over de eeuw van mijn vader. ‘In Europa’ was een forse pil waarin de hele Europese moderne geschiedenis langs kwam. Ik heb het met tussenpozen uitgelezen.
In Reizen zonder John was ik ook al eens een heel eind gekomen, maar toen onze reis naar de Verenigde Staten in zicht kwam, ben ik er opnieuw in begonnen en las ik de dik 500 pagina’s vlot achter elkaar uit. In dit boek maakt Mak in 2010 een reis door de VS in de voetsporen van John Steinbeck, die de roadtrip maakte in 1960. Met zijn poedel Charley naast zich op de bank maakte Steinbeck een ‘ontdekkingsreis’ dwars door het toenmalige Amerika. Het boek werd destijds een klassieker, hoewel er ook wel kritiek op kwam. Zijn missie was: zien hoe zijn land de afgelopen halve eeuw veranderd was, en daar kwam hij achter door te kijken en veel gesprekken te voeren met mensen onderweg. Critici beweren dat de gesprekken voor een deel verzonnen zijn en dat hij hele stukken zo snel door ragde in zijn grote auto dat hij voor veel gesprekken eenvoudig de tijd niet gehad moet hebben. Die kritiek zien we bij Mak ook. Maar het was natuurlijk een pracht aanleiding voor Mak om In Europa dunnetjes over te doen In Amerika. Hij noemde het Reizen zonder John, omdat de reis van John Steinbeck wel een mooie aanleiding vormde, maar omdat hij toch ook nogal wat afstand neemt van Reizen met Charley. Hij ontdekt dat Steinbeck losjes met de realiteit omging: bij voorbeeld ontmoetingen en situaties hebben zich nooit voorgedaan in werkelijkheid: Steinbeck verzon hele conversaties. Hoewel Steinbeck doet voorkomen dat hij in alle eenzaamheid over de wegen zwerft en ’s nachts al even eenzaam in zijn auto overnacht, zat hij in werkelijkheid nogal eens samen met zijn vrouw in een comfortabel hotel. Kortom: Reizen met Charley is een roman, en geen non-fictie. Daarmee is de waarde van het boek m.i. niet minder en zijn de observaties over het land niet minder waardevol.
Nee, Mak maakte duidelijk zijn eigen reis. En niet een hond maar zijn vrouw zat naast hem. Mak’s missie was om uit te vinden of het land nog wel het land van de gelijke kansen voor iedereen is, of het nog het ‘beloofde land’ is, het land waar dromen gerealiseerd kunnen worden als je het maar hard genoeg wilt en er hard voor werkt. En hoe zit het met de relatie met ‘ons’ Europa? Onderweg heeft hij zijn overpeinzingen en die leiden tot exposés over de geschiedenis of achtergronden bij wat Mak tegenkomt. Zo constateert hij (net als Van Rossem overigens) de opkomst van de suburbs, dientengevolge de leegloop der stadscentra, waar alleen de armen nog blijven wonen en geen belasting meer binnenkomt, ergo verpaupering en vicieuze cirkels, en de bijna-ondergang van ‘small town Amerika’. Op het platteland valt het nog mee maar in stedelijke gebieden komt Mak verwaarloosde infrastructuur tegen: slechte wegen en nooit onderhouden bruggen, een gevolg van een verarmde publieke sector door een (te) kleine staat wat weer de ‘schuld’ is van de gemiddelde Amerikaan die belasting betalen het aller slechtste vindt wat er is.
Het boek is wel wat hybride, naar zijn aard en opzet. Het is het reisverhaal, met beschrijvingen van locaties, landschappen en steden; het is ook het verhaal van reflectie op Steinbeck’s boek en tenslotte maar zeker niet in het minst is het een geschiedenisverhaal. Op boeiende wijze vertelt Mak de geschiedenis van de laatste plm. zeventig jaar en legt daarbij verbanden bloot die je het land beter doen begrijpen. Mak kan als geen ander de grote lijn van de geschiedenis herleiden tot een dorp, een straat en haar bewoners: wat heeft die geschiedenis met hén gedaan? En anderzijds kan hij een persoon of een situatie als acceptabel uitgangspunt nemen om een groot verhaal te vertellen. Mak is de ouwerwetse geschiedenisleraar die de lezer aan de hand neemt en hem feiten en verbanden laat zien op een manier dat de lezer ‘aan zijn lippen hangt’.
Sommige critici vinden dat de ‘geschiedenisles’ te veel overheerst, voor mij was dat onderdeel juist interessant. Ik las het boek als voorbereiding op een reis door het zuidwesten van de VS en wilde vooral weten naar wat voor land ik toeging. Ik heb het idee dat ik daar nu, na dit boek en de andere hier besproken boeken, een aardig beeld heb.
Mijn oordeel: als je om wat voor reden ook veel wilt te weten komen over het land en zijn bevolking dan is dit boek een aanrader van de eerste orde.
Bespreking van Paul Theroux: Het diepe Zuiden
Vier seizoenen op tweebaanswegen
(gelezen als e-book)
512 pag. / uitg. Atlas Contact 2016
Paul Theroux: Het diepe Zuiden
Hoewel dit boek niet gaat over staten die wij bezocht hebben op onze recente roadtrip, maar over andere zuidelijke staten, meer oostelijk, zoals Alabama, Georgia, Arkansas en Mississippi, is het toch een boek dat de reiziger die (een ander deel van) de VS wil bezoeken, alvast wat kan voorbereiden: in wat voor land kom ik terecht? Theroux heeft in zijn leven heel wat af gereisd en daarvan verslag gedaan in boeken. Daarom was het voor mij een verrassing dat hij nu in eigen land bleef (Theroux woont in Massachusetts) en ook was het een verrassing dat hij zijn reis zelf als een verrassing ervoer. Alleen al dat je voor zo’n reis niet het gedoe van vliegvelden hebt maar ‘gewoon’ in je auto stapt en na een paar dagen toeren op je bestemming bent, ervaart de schrijver een verademing.
Hij had, zo blijkt, eigenlijk weinig idee van hoe de ‘gewone’ mensen in het diepe zuiden leefden en wat voor ideeën ze hadden. Hij is dus erg nieuwsgierig en knoopt daarom veel gesprekken aan. Goede plekken om dat te doen blijken de wapenshows die her en der gehouden worden. Hij verwondert zich over het enorme aanbod aan wapens. En over de sfeer. In tegenstelling tot wat je zou verwachten, ervaart Theroux die sfeer als erg plezierig. De mensen zijn bijna zonder uitzondering aardig en voorkomend. -Dat was trouwens ook onze ervaring in de meer westelijke staten Arizona, Utah en Californië.- Ook in kerken en gemeenschapshuizen vindt hij mensen die hun verhaal wel aan hem kwijt willen. Alleen, soms komt het niet uit. Kom maar eens terug, heet het dan. En dat doet Theroux. Het boek is dan ook ingedeeld naar de seizoenen, want de schrijver komt elk seizoen terug. Dat geeft het boek een meer doorwrocht karakter natuurlijk.
Wat die indeling betreft: er zijn naast de vier delen ook nog enkele intermezzi, maar die onderbraken voor mij wel hinderlijk de voortgang. Bovendien zijn ze zo uitgebreid, dat ik hele stukken oversloeg. Wel interessant (ook in relatie tot de moderne discussies in Nederland over racisme en vermeend racisme), hoewel ook wat té diepgravend voor mij, is het uitgebreide stuk over het gebruik van het woord nigger (nikker/ neger). Opmerkelijk vond ik een conclusie dat het woord (ik zeg het maar in eigen woorden) door sommige zwarten zelf met trots als een soort geuzennaam wordt gebruikt. Waarbij het absoluut een taboe is dat blanken het ook zo zouden gebruiken. Het blijkt allemaal erg subtiel te liggen. Je doet het niet gauw goed en al heel snel verkeerd. Enfin, voor de volger van de discussies bij ons over Zwarte Piet, de gouden koets, het liedboek voor de kerken en veel eerder al over de negerzoenen geen nieuws. Merkwaardig: enerzijds is het allemaal heel genuanceerd (het hangt o.a. af van de context en wie het woord nigger gebruikt) en anderzijds is er geen ruimte voor nuance.
Overigens: ook in de zuidelijke staten mag de rassenscheiding dan officieel afgeschaft zijn, het is er net als met de Dalits, de onaanraakbaren in India: officieel bestaat het verschijnsel niet meer maar in de praktijk is het nog volop aanwezig. Vooral de zwarte bevolking is zich daar helaas elke dag weer van bewust. Theroux tekent het allemaal op.
Het intermezzo over de schrijver Faulkner heb ik overgeslagen; het is een gedetailleerde studie op zich.
Grappig is de running gag dat de eigenaars van de smoezelige motels waar Theroux verblijft, praktisch zonder uitzondering uitgebaat worden door Indiase immigranten die allemaal Patel blijken te heten.
Niet echt verbazingwekkend voor lezers die al iets meer weten over de VS (bv. uit het boek van Geert Mak: Reizen zonder John) maar toch nog redelijk schokkend vond ik Theroux’s waarneming dat hij diverse malen het idee heeft dat hij in een derdewereldland terecht is gekomen. Mensen die in hutjes en oude caravans leven zonder stromend water of zelfs elektriciteit, dichtgetimmerde winkels aan mainstreet, vrijwel verlaten dorpen en stadjes. Deels komt het door verplaatsing van industriële productie naar lagelonenlanden, maar soms ook simpelweg door de aanleg van een nieuwe freeway/ interstate die langs alle dorpen en steden gaat in plaats van leven te brengen in die gemeenschappen, zoals dat vroeger het geval was. Hij constateert verschillende keren: dit zou ook ergens in Afrika kunnen zijn, alleen daar gaat veel Amerikaans ontwikkelingsgeld naartoe en hier niet. Grote groepen leven hier onder de armoedegrens met weinig uitzicht op verbetering en ook weinig initiatief om er iets aan te doen. Maar daarop zijn uitzonderingen. Theroux ontmoet ook gedreven gemeenschapswerkers die zich het lot van de onderkant van de maatschappij aantrekken en initiatieven ontplooien.
Zo is dit tamelijk pessimistische boek toch ook een bron van hoop.
Maart/ augustus 2016, Lammert Metselaar