Sandra Langereis: De woordenaar; Christoffel Plantijn, ’s werelds grootste drukker en uitgever 1520-1589

Hits: 3665

Bespreking van Sandra Langereis:  De  woordenaar; Christoffel Plantijn,  ’s werelds grootste drukker  en  uitgever 1520-1589 

In de herfst van 2011 had ik het voorrecht om nog eens een kijkje te nemen in het Museum Plantin-Moretus aan de Vrijdagmarkt in Antwerpen. Ik was er al eens eerder geweest met de vrienden van onze “Studieclub”.  Als boekenliefhebber vind ik het interessant om te zien hoe boeken al in de zestiende eeuw op min of meer industriële wijze werden gemaakt. In dit museum heb je het gevoel alsof de drukkers net even weggelopen zijn voor de lunch. Ze kunnen zo weer aan het werk. En nu is er dan een omvangrijke biografie van deze vroege industriële boekdrukker. Historica Sandra Langereis weet zowel de persoon Plantijn als zijn gezin, zijn relaties en de roerige tijd voor ons tot leven te brengen. 

        

 

Uitgeverij  Balans, Amsterdam  2014 (gelezen als e-book, dat dan weer wel… Hoewel.. Plantijn was iemand die met zijn tijd meeging of de tijd zelfs vooruit was, dus zo past het ook wel weer, dat e-boek. )

Bespreking 


 

Losse letters

In de middeleeuwen had je de zogenaamde blokboeken. Hoewel de techniek al heel oud is, het oudst bekende blokboek uit China, de Diamantsoetra , dateert  uit 868 en wordt bewaard in het British Museum, werd in West-Europa pas in de eerste helft van de 15e eeuw hiermee gewerkt. Een pagina werd gesneden in een blok hout en daarmee werden afdrukken gemaakt. Met deze techniek was het ondenkbaar grotere hoeveelheden boeken te drukken. Boeken waren kostbaarheden die slechts enkele geprivilegieerden zich konden veroorloven. 

Pas rond 1455 werd de techniek van het drukken met losse letters toegepast. Daarmee trad er een nieuwe fase in. Het drukken bleef nog een omslachtig proces, maar toch kwamen toen langzamerhand boeken ook in het bereik van de gegoede burgerij.  Een heel bekende vroege drukker was de Venetiaan Aldus Manutius. Zijn naam kwam ik in mijn studie Nederlandse letterkunde in Utrecht al tegen toen ik het emblematische werk van Jan Luyken bestudeerde. De van oorsprong Franse Christoffel Plantijn begon in 1555 in Antwerpen een drukkerij die zou uitgroeien tot een van de grootste boekdrukkerijen van Europa. Hij is de man die grote oplagen verzorgde van bij voorbeeld missalen en brevieren, maar ook van meer burgerlijke boekjes als almanakken. Hij bediende een groot deel van de Europese markt. 

Het aardige is, dat de drukkerij nu nog steeds te bekijken is. Het bedrijf is nu bijna nog in de staat zoals de erven Moretus (schoonzoon Jan) het na Plantijns dood in 1589 overnamen.  Zij sloten de drukkerij  in 1866 en maakten er een museum van. Het is sinds 2005 Unesco werelderfgoed.  

Ondernemer in een uitzonderlijk roerige tijd

En nu is er dan een omvangrijke biografie van deze vroege industriële boekdrukker. Historica Sandra Langereis weet zowel de persoon Plantijn als zijn gezin voor ons tot leven te brengen, en ook zijn leven en werk te verduidelijken en te plaatsen in het perspectief van de tijd. En die tijd was een roerige. De samenleving was verdeeld door godsdiensttwisten, oorlog, opstand, en de beeldenstorm.  De economie was allesbehalve stabiel. Plantijn was een zeer gewiekste  zakenman, want om in zo’n tijd te beginnen met niets (hij had geen ouders die hem financieel of technisch op weg konden helpen) en dan een bedrijf uit de grond te stampen dat op een gegeven moment op haar hoogtepunt 16 drukpersen telde en meer dan 80 werknemers had, dat is een formidabele prestatie. Daartoe moest Plantijn soepel omgaan met principes. Hij drukte zonder wroeging voor zowel Philips II als voor de Staten Generaal, voor katholieken, protestanten en humanisten. 

Zijn dochters  werden al vroeg betrokken bij het bedrijf. Voor mij was het een eye-opener te lezen op welke jonge leeftijden de kinderen al grote verantwoordelijkheid kregen, zowel qua fysieke taak als qua financiën. Het voordeel van het hebben van alleen maar dochters was voor de ondernemer Plantijn dat hij de schoonzoons voor het uitkiezen had. Zo ging dat toen nog, althans wel bij Plantijn. En Plantijn koos altijd zo dat het goed was voor het bedrijf. De meisjes hadden het maar te nemen. 

Langereis beschrijft dit allemaal uitgebreid, tot en met de financiële finesses. Ze rekent voor de lezer de vermelde bedragen trouw om, om een indruk te geven van de contemporaine waarden van de bedragen. Dat is fijn, want dan weet je als lezer hoe enorm veel geld Plantijn bij voorbeeld moest investeren in de aanschaf van iets als een kwalitatief goede letterset, als de nu nog beroemde Garamond. Ook papier vergde grote investeringen en zorgde vaak voor logistieke problemen.  Perkament, waarop Philips o.a. zijn zes Polyglottbijbels gedrukt wilde zien, vormden een nog groter probleem. Langereis rekent voor dat er gewoon niet genoeg kalveren waren om aan de vraag naar goed perkament te voldoen. Ze schrijft dan: “Filips’ opdracht impliceerde dat voor één perkamenten brevier een kudde van bijna driehonderd kalveren geslacht diende te worden. De impulsieve bestelling van hónderd brevieren in  peperduur perkament  binnen één seizoen was des te onrealistischer gezien het gegeven dat Hollandse  veehouders in  Plantijns  tijd gemiddeld tussen de tien en hooguit twintig runderen hielden.” 

 

Verdiensten voor de Nederlandse taal

Langereis schetst uitvoerig hoe de drukkerij in de verschillende fasen functioneerde, hoe Plantijn omging met de afnemers, ook machtige klanten als bisschoppen en vorst Philips II. En hoe hij jaarlijks aanwezig was op de Buchmesse in Frankfurt waar hij zijn Europese opdrachtgevers ontmoette. 

Naast de handige en zo nodig harde zakenman met een effectief netwerk was Plantijn echter ook een ras idealist. Hij was ervan overtuigd dat vrede  en voorspoed binnen bereik  zouden  komen als men  elkaar  zou  vinden  in een gemeenschappelijke taal.  Dat was in die tijd nog een probleem.  “Het” Nederlands of Vlaams bestond simpelweg nog niet. 

Hij dacht dat een alomvattend woordenboek wonderen zou kunnen doen. Hij was daarom bereid te investeren in een ongewis project: het eerste grote woordenboek van de Nederlandse taal. In 1573 verscheen Thesaurus Theutonicae linguae; Schat der Neder-dutscher spraken. Een van de auteurs was Cornelius Kiliaan, die in de drukkerij een baan had gekregen als proeflezer en corrector.

Daarnaast begon  hij een  bijna onmenselijk groot  project: een  vijftalige studiebijbel die beroemd is  geworden als Plantijns Polyglot. Dit is een meertalige Bijbel in de grondtalen Hebreeuws, Grieks, Aramees en Syrisch met daar direct naast, van iedere taalsoort, een Latijnse vertaling. Nog steeds een wonder van drukkunst. 

Hoewel dit project zijn drukkerij  aan de rand van de afgrond  bracht en zijn relatie met mecenas Filips II op scherp zette,  vestigde Plantijn met de prestigieuze uitgave zijn naam als grootste uitgever ter wereld.  En prestige was belangrijk voor deze ondernemer. Hij nam geen genoegen met goedkope letters, of eenvoudig papier, althans niet voor de duurdere boeken. Die dure luxe uitgaven kon hij op verzoek ook binden in uiterst luxueuze leren banden. 

Niet voor één gat

Plantijn was niet voor één gat te vangen. Zo waren hij en zijn dochters ook betrokken bij de lucratieve handel in kant. Dat spreidde zijn financiële risico dat hij nam met verschillende omstreden uitgaven of luxe boeken als de meertalige studiebijbel, waarvoor slechts een beperkte markt was.  Erg aardig is ook om te lezen hoe hij omging met omvangrijke censuurbepalingen. Toen zijn bedrijf werd onteigend omdat een boekje de toets der censoren niet kon doorstaan, liet Plantijn zijn geveilde inboedel in het geheim opkopen door vrienden en vertrouwelingen en begon een paar jaar later weer opnieuw met een sterk ingekrompen, en dus minder zichtbare, drukkerij.

Ander belangrijke werken waren het Dictionarium Tetraglotton (1562) een woordenboek met Latijnse, Griekse, Nederlandse en Franse woorden. In 1568-1572 werd door het huis Plantijn de Biblia Regia in vijf talen en in acht delen gedrukt.

Hoewel de biografie wel wat herhalingen bevat, is het boek heel goed te lezen. Langereis heeft een heldere schrijfstijl.  Het boek is niet te technisch voor een gemiddelde lezer met enige belangstelling voor het onderwerp, hoewel er wel op allerlei technische aspecten van het drukken ingegaan wordt.  En zoals gezegd schrijft Langereis ook uitgebreid over de man zelf en zijn relaties. Dat geeft het verhaal zijn rode draad. Ook de schetsen van de roerige tijden in Antwerpen en elders zijn boeiend.  Uit het boek blijkt duidelijk: Plantijn is een belangrijk man in de Europese geschiedenis: hij heeft in de verspreiding van kennis in zijn tijd een cruciale rol gespeeld en daarmee een belangrijke rol gespeeld in de emancipatie van de ‘gewone’ burger. 

De tekst wordt niet onderbroken door noten, die staan achter elk hoofdstuk en er is een omvangrijke bibliografie achter in het boek. Ook achter in het boek een aantal foto’s. 

Kortom, een boek dat een nominatie voor de Libris Geschiedenisprijs 2014 zeker waard was. 

Ik neem achter deze bespreking een aantal eigen foto’s op die ik in het museum Plantin-Moretus maakte in 2011. Alleen foto nr. 5 is van de website van dit museum. 

 

 

 

 

 

 

naar boven