Mark Adams: De ontdekking van Machu Picchu/ In de voetsporen van Hiram Bingham III
Bespreking en informatie over dit boek
Mark Adams: De ontdekking van Machu Picchu/ In de voetsporen van Hiram Bingham III (vert. F. van der Knoop) Uitg.: National Geographic, Dutch Media Uitgevers, Amsterdam 2012.
Het boek is het verhaal van Mark Adams, een redacteur van National Geographic Society die, zoals de titel al zegt, de reizen van Hiram Bingham III opnieuw probeert te doen. Bingham was een van de grote 19e/ 20e -eeuwse ontdekkers, vergelijkbaar met een Amundsen en Scott, Livingstone en Stanley. Tenminste, dat was hoe hij zichzelf graag zag. Hij was professor aan de Yale Universiteit en trok er verschillende malen met expedities op uit in Zuid-Amerika, in Peru om precies te zijn, om daar te zoeken naar overblijfselen van de beroemde Inca-beschaving. Eigenlijk zocht hij naar Vilcabamba, de legendarische verloren stad van de Inca’s. Hij is de her-ontdekker van Machu Picchu. Her-ontdekker, want toen hij de legendarische stad ontdekte, woonden er Indianen, Quetcha’s, die landbouw bedreven op de terrassen. Maar voor de westerse wereld was de stad volstrekt onbekend en aan Bingham komt de eer toe dat hij deze Incastad aan het oerwoud heeft ontfutseld en er –mede- voor heeft gezorgd dat de stad bewaard is gebleven. Het boek gaat er o.a. over of Bingham wel de eerste –westerse- ontdekker was; daarover waren namelijk wel twijfels. Adams gaat de reizen van BIngham opnieuw doen, in gezelschap van de grote Inca-kenner John Leivers.
Voor mensen die Machu Picchu gaan bezoeken, of die er ‘gewoon’ in geïnteresseerd zijn, is dit een interessant boek want je komt al lezend veel te weten over Hiram Bingham, over Peru en Machu Picchu, over John Leivers en over de Inca-cultuur.
Het boek is vlot geschreven, alleen de gedwongen manier om grappig te zijn wordt wel eens wat irritant. Maar daar kun je ‘overheen’ lezen. Soms is het boek wel enigszins wijdlopig voor moderne lezers, vrees ik, (het telt 333 pagina’s) maar daar staat tegenover dat je een schat aan informatie krijgt. Het boek wordt gecompleteerd door een verklarende woordenlijst, een chronologisch overzicht van de Inca-cultuur, en tenslotte een bronnenlijst. Ook staan er enkele pagina’s zwart-witfoto’s in, sommige uit de tijd van Bingham en andere van Adams expeditie.
Op de site Historiek.net is een beschouwing en meer info over dit boek te vinden:
http://historiek.net/nieuws/algemeen/6463-ontdekker-machu-picchu-werd-rondgeleid-door-locals
Hieronder de tekst van die bron:
“De Amerikaanse universiteitsleraar Hiram Bingham III (1875-1956) werd bekend als de ontdekker van de wereldberoemde Incastad Machu Picchu in Peru. Toen hij de stad in 1911 ontdekte kreeg hij een rondleiding van een aantal Peruanen die al tijden in het gebied rond de Incastad woonden. Voor deze locals was Machu Picchu niks nieuws en ze vonden het geen probleem de Amerikaanse reiziger even te laten zien waar hij de (overwoekerde) gebouwen van de oude stad precies kon vinden.
Wanneer kun je iemand eigenlijk een ontdekkingsreiziger noemen? Een goede vraag die ook in het geval van Hiram Bingham III gesteld moet worden. Want zo onbekend was Machu Picchu kennelijk niet. Er woonden nota bene al mensen toen de Amerikaanse ontdekkingsreiziger de ontdekking deed waar hij wereldberoemd door zou worden. Dat laatste geldt natuurlijk ook voor Columbus. Ook in het gebied dat Columbus ontdekte woonden al mensen. Hij kreeg echter geen rondleiding van indianen. In het onlangs verschenen boek De ontdekking van Machu Picchu, in de voetsporen van Hiram Bingham III komt de vraag ook aan de orde. Volgens auteur Mark Adams - die in de voetsporen van Bingham trad door ook te voet naar de Incastad te reizen - is het onzin Bingham de ‘ontdekker van Machu Picchu’ te noemen: Zeker is dat hij Machu Picchu niet ontdekt heeft. Misschien was hij wel de ‘wetenschappelijk ontdekker’, zoals een bordje aan de ingang van de ruïnestad vermeldt, maar die benaming vind ik niet van toepassing. (…) Wat je over Bingham in ieder geval wel kon zeggen was dat hij iets veel minder romantisch, maar wel veel belangrijkers had gedaan dan het ontdekken van Machu Picchu. Hij had de ruïnes bekeken en meteen het belang (maar niet de betekenis) ervan ingezien, en er zoveel bekendheid aan gegeven dat ze niet meer met behulp van dynamiet konden worden opgeblazen om naar begraven schatten te zoeken, zoals met Vitcos gebeurd was. Zou Machu Picchu nog bestaan als Bingham het nooit gezien had? Dat is wel zeker. Maar zou het er nog net zo uitzien als nu? Bijna zeker niet.
De conclusie dat Bingham niet de ontdekker van Machu Picchu genoemd moet worden lijkt terecht. Daarmee is echter niet gezegd dat de reis van de Amerikaan niet van belang was. Hiram Bingham III zette Machu Pichu op de kaart. Door hem werd de stad wereldberoemd en maakten velen (beter) kennis met de wereld van de Inca‘s.
De Amerikaan zette overigens niet alleen de Incastad op de kaart. Ook voor National Geographic Magazine was de ontdekking van groot belang. De oplage was door Binghams artikel over de reis en “ontdekking” van Machu Pichu verdubbeld. Het magazine stond in die periode onder leiding van Gilbert Hovey Grosvenor (1875-1966) en die had als opdracht om het blad grondig te veranderen. Van een wat een droog wetenschappelijk blad tot een aantrekkelijk tijdschrift voor een breed publiek. Grosvenor koos ervoor om veel meer ruimte in het blad te gaan reserveren voor foto’s en daarnaast wilde hij meer plek maken voor heldenverhalen. In de laatste jaren van de twintigste eeuw steeg de oplage enorm: van ongeveer duizend naar meer dan tachtigduizend.
Hiram Bingham had Grosvenor in 1906 en 1908 gevraagd om geld voor zijn expeditie naar Peru. Tevergeefs. Toen de baas van National Geographic Magazine later de eerste verhalen over Machu Pichu las, besefte hij dat het verhaal van Bingham ideaal was voor zijn blad. Grosvenor wist al snel een verhaal los te peuteren en publiceerde dat groots, met uiteraard veel foto’s. Voor het eerst in de geschiedenis van het blad werd in 1913 een heel nummer aan één onderwerp besteed: Machu Picchu.
Atahualpa, de laatste Sapa Inca
Peru en de Amerikaanse universiteit Yale zijn al tijden verwikkeld in een juridische strijd om een groot aantal kunstschatten die Hiram Bingham vanuit Peru naar Amerika zou hebben gesmokkeld. Ook deze kwestie komt in het boek van Mark Adams uitgebreid aan de orde.
Als ontdekkingsreiziger Hiram Bingham in 1912 opnieuw naar Machu Picchu reist om onderzoek te doen, moedigt Gilbert Grosvenor hem aan veel artefacten mee te nemen. Hij schrijft:
Wij hopen allemaal van harte dat u opgravingen kunt doen en een scheepslading antiquiteiten mee kunt nemen voor uw museum in Yale.
Volgens Adams moet men niet ter erg opkijken van zo’n oproep: Dergelijke toejuichingen zijn nu misschien onvoorstelbaar, maar in die tijd waren ze volken normaal. Peruaanse artefacten en kunstschatten waren al zonder enige restricties uit het land weggevoerd sinds Francisco Pizarro losgeld eiste voor Atahualpa. Het bleek echter helemaal niet zo eenvoudig om Machu Picchu ´kaal te plukken´. Nadat de Incastad wereldnieuws was geworden zetten veel Peruaanse intellectuelen alles op alles om de inheemse schatten voor hun land te bewaren. Schatten opgraven was dus één, maar ze het land uitkrijgen was twee.
Bingham liet de moeizame opgravingen uiteindelijk over aan een van zijn medewerkers. Grote schatten werden echter niet gevonden. Onder de mooiste vondsten bevonden zich enkele bronzen voorwerpen, zilveren kledingspelden en een koperen armband. Er werden 93 kisten volgemaakt. De inhoud bestond vooral uit gebroken aardewerk en menselijke resten en dat viel nogal tegen. Over deze kisten met inhoud gaat de strijd tussen Yale en de Peruaanse overheid doorgaans. Aanvankelijk had Peru in 1912 verboden de kisten naar Amerika te vervoeren maar uiteindelijk kwam er toch toestemming, maar wel onder één belangrijke voorwaarde: Peru hield zich het recht voor de objecten terug te vorderen. Al jaren zijn de universiteit met elkaar in discussie over teruggave van de objecten. In 2008 werd er overeenstemming bereikt maar uiteindelijk kwam er weer een kink in de kabel. Er kon geen overeenstemming worden bereikt over de hoeveelheid voorwerpen die door de universiteit teruggestuurd zouden worden. Wat vaak vergeten wordt is dat Bingham niet alleen maar objecten vanuit Machu Picchu naar Amerika vervoerde. Tijdens zijn reizen kocht hij enkele honderden oude Inca-objecten en smokkelde die vervolgens Peru uit. Veel van die objecten zijn indrukwekkender dan de stukken die afkomstig zijn uit Machu Picchu, schrijft Adams.
»De ontdekking van Machu Picchu - Mark Adams
Mark Adams is redacteur bij verschillende reismagazines. Dat hij voor zijn werk talloze, soms ook gortdroge, reisboeken heeft gerecenseerd is te merken. Adams weet hoe hij een verhaal moet opbouwen, schrijft toegankelijk, maar blijft inhoudelijk en strooit zo nu en dan met humoristische anekdotes. De auteur zet zich in het begin van het boek neer als een wat grijze muis die eigenlijk altijd achter zijn bureau heeft gezeten. Die grijze muis trok er echter wel op uit om een zware voetreis te maken naar Machu Picchu, samen met een wat antisociale Australiër die alles over de Inca’s weet en een groepje gidsen die alleen maar Quechua spreken en cocabladeren kauwen. Na een stuntelig begin maakt Adams zich het leven in de Peruaanse jungle steeds meer eigen. Onderweg beschrijft hij niet alleen de zoektocht naar Machu Picchu. Hij staat ook stil bij de astrologische wereld van de Inca’s, de komst van de Spaanse veroveraars in de zestiende eeuw, de ondergang van het Inca-rijk, de achtergronden van Hiram Bingham en de kwestie van de kunstschatten. Een uitermate lezenswaardig boek waarin op een speelse manier allerlei wetenswaardigheden over de Inca’s de revue passeren.
Yuri Visser “