Dineke Veerman: Mijn Peru

Hits: 2759

Dineke Veerman: Mijn Peru

Bespreking van dit boekje dat geschikt is voor voorbereiding op een reis naar Peru

 

 

 

Dineke Veerman: Mijn Peru. Uitg.: Boekenplan, Maastricht 2007.

 

Dineke Veerman heeft zelf bijna tien jaar in Cusco, Peru, gewoond. Van daar uit organiseerde en begeleidde ze reizen door Peru en omringende landen. Het boek is volgens de achterflap geschikt als bron voor informatie voor iedereen die het land wil bezoeken, het kan dienen als basis voor het werk als reisbegeleider en geeft de thuisblijver met interesse voor het land het gevoel er echt geweest te zijn.

 

Sommige van deze claims gaan wat ver vind ik. Het is inderdaad een vlot geschreven en zeer lezenswaardig boekje dat je in één dag uitleest als het moet. (184 pag). De eerste drie delen, ‘Reizen’, ‘Typisch Peruaans’ en ‘Cusco en omgeving’ geven een leuk kijkje in het leven van een reisbegeleider in Peru en vertellen en passant natuurlijk een en ander over het land. Dat gaat op een laconieke vrolijke toon, zoals in deze passage uit het hoofdstukje “Lekker eten”:

 

“De grote borden worden met een zwier voor mijn drie groepsleden neergezet. De randen zijn gegarneerd met enkele blaadjes sla en in het midden staat letterlijk het te verorberen stukje vlees: parmantig op vier pootjes, een gladde bruine huid, op de kop een stukje tomaat als hoedje, de voorpootjes rustend op een stevige gepofte aardappel en in zijn open bekje een plakje wortel. Her en der is hij versierd met een takje peterselie, de cavia. “ Bijna hilarisch merkt ze even verder op: “Ook heb ik er per ongeluk al eens één platgetrapt die zich te traag uit de voeten maakte en zodoende nogal vroeg in de pan belandde.” Niet voor cavialiefhebbers dus, dit hoofdstuk, maar het geeft wel een fraai beeld van een klein aspect van de cultuur van het land, waar cavia’s ‘armeluisvoedsel’ zijn. Zo komen allerlei zaken aan de orde en de schrijfster steekt haar sociale betrokkenheid bij dit land niet onder stoelen of banken. Wat ik, begrijp mij goed, een goede zaak vind.

 

Het laatste deel, vanaf pag. 125, heet ‘Praktisch’ en is minder bruikbaar vind ik. Voor de bezoeker die niet wil lopen of fietsen is het wat minder leuk dan de eerdere hoofdstukken en voor degene die wel wil wandelen en trekken geeft het stuk weer te weinig informatie. Dat geldt voor het overzicht van te ondernemen tochten. Wat heb je eraan dat je weet dat de wandeling Chinchero-Maras vier uur duurt en redelijk vlak is op een hoogte van 3500-3600 m, als er geen indicatie is waar je begint, hoe je er komt, of ook maar iets over de route. 5 ½ regel is dan echt te weinig. Ook een kaartje of deelkaartjes ontbreken. Wel weer handig lijken mij de ‘Tips voor trekkers’ en de ‘Gedragscode’ en de algemene praktische tips. Het boek sluit af met een interessante boekenlijst en bronnenopgave én een pagina met te bezoeken websites.

 

Kortom, het boek is vooral fijn als achtergrondinformatie om alvast wat thuis te raken in het land dat je gaat bezoeken of waar je ‘gewoon’ wat meer over wil weten. Voor Peru-gangers aanbevolen!

 

naar boven