J.M. Coetzee: In Ongenade; bespreking met stellingen

Hits: 13056

J.M. Coetzee: In ongenade

Amsterdam 2007; Oorspr.: Disgrace, 1999.

Bespreking en analyse 

(met 12 stellingen als aanzet voor een gedachtewisseling)

Fragment uit mijn bespreking: "Het Zuid-Afrika waar dit boek zich afspeelt, is een mooi land maar je voelt als lezer op de achtergrond een altijd aanwezige dreiging sluimeren. Het is een land waar niets meer is zoals vroeger, waar ieder zijn eigen rol moet herdefiniëren. Dat geldt zeker voor de blanke bevolking die zijn privileges kwijt is, via ‘regstellende aksies’ ( je zou kunnen zeggen: compenserende maatregelen) zelfs nadrukkelijk op de tweede plaats komt, maar ook voor de zwarten die aan hun vrijheid moeten wennen en die teleurgesteld zijn in de overheid, die zoveel beloofde maar moet erkennen dat de werkelijkheid taai en weerbarstig is en weinig maakbaar. Lurie's dochter die een plaas, een boerderij, heeft, is zich sterk bewust van de nieuwe verhoudingen en zij is bereid zich te schikken in de nieuwe rol die de blanken hebben te spelen. Niet meer de eigenaar die alles voor het zeggen heeft en de zwarten alleen als goedkope arbeidskrachten ziet. Nee, zij accepteert dat Petrus mede-eigenaar wordt van haar boerderij en zelfs dat ze uiteindelijk met hem moet trouwen –als derde vrouw!- om haar veiligheid te garanderen. Haar vader kan niet bevatten dat ze deze beslissingen kan nemen. Hij wil juist dat Petrus onder druk wordt gezet, omdat een neefje van hem deelnam aan de overval op de boerderij. En hij verdenkt Petrus ervan die overval misschien wel geïnitieerd of in ieder geval mogelijk gemaakt te hebben."

   

 

J.M. Coetzee: In ongenade 

 

Inleiding

 

In Ongenade is een boek dat de geïnteresseerde reiziger naar Zuid-Afrika zou moeten lezen als voorbereiding of achteraf om meer begrip te krijgen voor het bezochte land. Romans als deze en ook het elders besproken Nasleep van Carel van der Merwe bereiden je, zo is mijn ervaring, beter voor op wat je in een land te zien en te ervaren krijgt tijdens een rondreis dan het doorploegen van reisgidsen, hoe nuttig op zich ook. 

Ogenschijnlijk is In Ongenade een eenvoudig verhaal, keurig chronologisch verteld, geen moeilijke taal. Een leesboek dus. En nog boeiend ook. Maar wel een boek dat veel vragen, kwesties en dilemma’s aan de orde stelt voor wie die erin wil zien. Kwesties die het land Zuid-Afrika aangaan, maar ook algemeen menselijke zaken. 

Simpel gesteld gaat het boek over een schandaaltje aan een universiteit, een overval met verkrachting en grof geweld op een boerderij op het platteland van Zuid-Afrika en vooral over het loslaten van zijn dochter door de vader. Dat alles tegen de achtergrond van een nieuwe natie, die na het afschaffen van de Apartheid en na de Waarheid- en Verzoeningscommissie zichzelf opnieuw moet uitvinden en definiëren. 

De lezer krijgt geen vriendelijk beeld van de nieuwe regenboognatie. Het boek is hier en daar nogal cynisch over het nieuwe Zuid-Afrika, bij voorbeeld over het geweld. Als Lurie en zijn dochter net overvallen zijn op de boerderij houdt Lurie zichzelf voor: “Het gebeurt elke dag, elk uur, elke minuut, zegt hij bij zichzelf, in alle delen van het land. Prijs jezelf gelukkig dat je er levend vanaf bent gekomen. Prijs jezelf gelukkig dat je niet in de vluchtende auto gevangen zit, of onder in een ravijn ligt met een kogel door je hoofd.” 

Lurie overweegt wat er zou moeten gebeuren om nog redelijk veilig op de boerderij te kunnen wonen. “Ze zouden tralies, beveiligde toegangen, een terreinafzetting moeten aanbrengen zoals Ettinger heeft gedaan. Ze zouden de boerderij in een vesting moeten veranderen. Lucy zou een pistool en een zendontvangapparaat moeten kopen en schietlessen moeten nemen.” Weemoed en wanhoop klinken door: “Ze zit hier omdat ze van het land en van de ouderwetse, ländliche manier van leven houdt. Als dat leven ten dode is opgeschreven, waar kan ze dan nog van houden?”

Altijd aanwezige dreiging

Het Zuid-Afrika waar dit boek zich afspeelt, is een mooi land maar je voelt als lezer op de achtergrond een altijd aanwezige dreiging sluimeren. Het is een land waar niets meer is zoals vroeger, waar ieder zijn eigen rol moet herdefiniëren. Dat geldt zeker voor de blanke bevolking die zijn privileges kwijt is, die via ‘regstellende aksies’ ( je zou kunnen zeggen: compenserende maatregelen) zelfs nadrukkelijk op de tweede plaats komt, maar ook voor de zwarten die aan hun vrijheid moeten wennen en die teleurgesteld zijn in de overheid, die zoveel beloofde maar moet erkennen dat de werkelijkheid taai en weerbarstig is en weinig maakbaar. Zijn dochter die een plaas, een boerderij heeft, is zich sterk bewust van de nieuwe verhoudingen en zij is bereid zich te schikken in de nieuwe rol die de blanken hebben te spelen. Niet meer de eigenaar die alles voor het zeggen heeft en de zwarten alleen als goedkope arbeidskrachten ziet. Nee, zij accepteert dat de zwarte Petrus mede-eigenaar wordt van haar boerderij en zelfs dat ze uiteindelijk met hem ‘moet’ trouwen –als zijn derde vrouw nota bene!- om haar veiligheid te garanderen. Haar vader kan niet bevatten dat ze deze beslissing kan nemen. Deze kwestie zorgt voor een diepgaand verschil van mening tussen vader en dochter. Op het eind lijkt de vader zich toch enigszins neer te leggen bij de kennelijk onvermijdelijke loop van het leven van zijn dochter en hem. Langzaam verzoent hij zich weer met het leven, met zijn lot en vooral: met het lot dat Lucy voor zichzelf heeft gekozen.

Turbulente jaren

Nadat begin jaren negentig in de republiek Zuid-Afrika het apartheidsysteem was afschaft, kwam de tijd dat de rollen omgedraaid werden. De blanke minderheidsregering verdween, het ANC kwam aan de macht, democratisch gekozen. Al snel kwam iedereen erachter dat de apartheidshel wel was verdwenen uit Zuid-Afrika, maar dat dat nog niet betekende dat nu ook de hemel op aarde tot stand was gekomen. De armen bleven in grote lijnen arm, -hoewel de ‘zwarte diamanten’ nu flink in aantal schijnen toe te nemen: succesvolle jonge zwarte mensen die het máken. Veel blanken moesten ervaren dat de rollen nu echt omgedraaid waren. Werkloosheid onder blanken nam schrikbarend toe, en op het platteland werd ‘plaasmoorden of plaasaanvalle’ een onheilspellend begrip. Sinds de afschaffing van de Apartheid in 1994 zijn er meer dan drieduizend blanke boeren om het leven gebracht, vaak op gruwelijke wijze. Dat is twee boeren per week, meldt Landbou.com en hoewel het te bespreken boek dateert uit 1999 zijn dit cijfers van 2010. Er is dus nog niet veel ten goede veranderd, wat dit betreft. Maar dat is niet een kwestie van omgekeerde apartheid, meer van rechteloosheid, want sinds 2007 is het aantal verkrachtingen van zwarte vrouwen op boerderijen met 49 % toegenomen. Deze rechteloosheid kijkt kennelijk niet naar kleur.

Twee verkrachtingen 

In het hier te bespreken boek van J.M. Coetzee spelen twee verkrachtingen de rol van aanjager, als katalysator van het verhaal.

In het begin van het boek heeft de hoofdpersoon David Lurie een kortstondige relatie met een 32 jaar jongere studente. Nadat hij haar op toneel heeft gezien gaat hij naar haar appartement en neemt haar. “Geen verkrachting, dat net niet, maar niettemin ongewenst, ongewenst tot op het bot”, zo schat Lurie de gebeurtenis zelf in, met de relativering van eigen ongewenst gedrag die hem eigen is. “Alsof ze had besloten zich slap te houden, vanbinnen dood te gaan zolang het duurde, als een konijn wanneer de tanden van de vos zich om zijn nek sluiten.” Duidelijker kan het niet als een nogal zelfingenomen karakter als Lurie dit van zichzelf opmerkt. 

Enkele weken later wordt zijn dochter verkracht op de ‘plaas’ terwijl hij door de daders opgesloten zit in de wc. Deze beide gespiegelde gebeurtenissen zijn het geraamte van het boek. Het is de eerste, de ‘net-niet-verkrachting’ die Lurie zijn baan doet verliezen en hem bij zijn dochter brengt. De tweede zet de verhouding tussen vader en dochter op scherp en leidt tot nogal onconventionele keuzes van de dochter en uiteindelijk –op de laatste bladzijden- tot het loslaten van het kind door de vader.

Loslaten

Dit loslaten wordt gesymboliseerd door het samen met Bev euthanaseren van een hond waarvoor Lurie net bijzondere sympathie had opgevat. “Hij loopt, met hem als een lam in zijn armen, weer de behandelkamer in. ‘Ik dacht dat je hem nog een week wilde sparen,’ zeg Bev. ‘Laat je hem gaan?’ ‘Ja, ik laat hem gaan.’” 

Dit proces van loslaten is essentieel voor het boek. Het gaat niet alleen om het loslaten van de dochter door de vader. Ook Lucy moet loslaten. Zij moet afscheid nemen van het vertrouwde landelijke leven op de boerderij. Ze moet zich schikken in nieuwe machtsverhoudingen waardoor ze vermorzeld dreigt te worden. Lurie heeft zijn baan en zijn status losgelaten, en daarmee zijn hele vertrouwde leven. Lucy neemt haar beslissing doordacht; van Lurie zou je kunnen zeggen dat hij roekeloos alle schepen achter zich verbrandt omwille van zijn eigen verhaal tegenover het verhaal van de onderzoekscommissie en de o zo morele wereld om hem heen. Lurie meldt wel dat hij alle schuld in de aanklacht aanvaardt, maar moreel vindt hij zichzelf niet schuldig. Zijn beroep op de lust, op de kracht van Eros, doet daarbij niet geloofwaardig aan. Lurie is wel zo dat hij rücksichtlos de consequenties van zijn houding aanvaardt.

Loslaten moeten alle blanken in Zuid-Afrika. Zij kunnen alleen met weemoed terugkijken op de tijd dat de blanken het voor het zeggen hadden. En ook al was je geen supporter van het apartheidsbewind, je had er wel mee te maken. En daarbij stond de blanke wel aan de comfortabele kant van de scheidslijn. In de regenboognatie zijn de onrechtvaardige ongelijkheden opgeheven en dat is natuurlijk goed. Maar voor de blanke betekent dit wel een enorm ingrijpend omschakelingsproces. Hij moet afstand doen van allerlei onterechte privileges. Onterechte, maar wel comfortabele privileges loslaten. In het boek speelt dat omschakelingsproces constant op de achtergrond. 

In dit kader is het loslaten in het slot wellicht ook symbolisch op te vatten voor het proces dat zich bij Coetzee, neem ik aan, voltrokken heeft, wat ertoe leidde dat hij zijn Zuid-Afrika de rug toe keerde en Australisch staatsburger werd. 

Generatieconflict

Daarnaast gaat het in dit boek om een generatieconflict. Dit conflict is in wezen universeel. Vaders moeten overal hun dochters (kinderen) op den duur loslaten, ook als die keuzes maken die de ouders tegenstaan of zelfs, zoals hier, met afschuw en volstrekt onbegrip vervullen. (Moeders moeten uiteraard ook loslaten overigens, maar de moeder in dit verhaal laat zich niets gelegen liggen aan haar dochter; dat zou verhaaltechnisch de zaak voor de schrijver –en de lezer- ook minder helder hebben gemaakt overigens. Je zou trouwens ook kunnen zeggen dat de moeder zich al lang heeft losgemaakt van haar dochter, zo los dat ze geen rol meer in elkaars leven spelen.)

Hoewel ikzelf de neiging heb me in dit conflict te identificeren met de vader (ook ik kan de keuze voor onderwerping aan Petrus en dus indirect aan de daders rationeel niet begrijpen), kan ik toch ook begrip opbrengen voor Lucy’s keuze. Zij is bereid te buigen voor de storm en zich te laten vernederen om daarmee te bereiken dat ze kan blijven op de plaas waar haar leven is, misschien wel: die haar leven is. Ze ziet haar concessie als een belasting die ze moet betalen in ruil voor het recht om op de boerderij te blijven als alleenstaande vrouw. (Waarschijnlijk ook homoseksuele vrouw, maar dat blijft vaag, ook voor de vader. Er wordt door Lurie wel op gespeculeerd.) De vader is rechtlijnig en koppig. Die rechtlijnigheid heeft hem al zijn baan gekost; hij weigerde elke toegestoken hand van de onderzoekscommissie. Je zou ook kunnen zeggen: hij weigerde zich te laten vernederen door zwart op wit voor de commissie zijn ‘schuld’ te belijden, of liever te ‘biechten’ zoals Lurie het ziet. Ook in het denken over oplossingen in verband met zijn dochter en haar plaats in de samenleving is Lurie rechtlijnig. Hij baseert zich op de oude structuren en denkt dat aangifte bij de politie een oplossing dichterbij kan brengen. De lezer kan zich dus de vraag stellen wat beter is. Rechtlijnig zijn, principieel vasthouden aan je gekozen richting en tegen de stroom in roeien. Of meebuigen met de storm, je aanpassen aan de nieuwe omstandigheden en aan kennelijk nieuwe normen en waarden. Het ene is dan wel principieel maar kost nogal wat; het andere is meer praktisch en levert ook wat op. 

Leren en niets opsteken

Lurie is van hoogleraar moderne talen “bij de opheffing van Klassieke en Moderne talen in het kader van een grote herstructurering wetenschappelijk hoofdmedewerker Communicatieleer geworden.” Hij mag jaarlijks nog één blok op zijn eigen vakgebied geven “want dat is goed voor het moreel.” Tussen de ironische regels door is hier heel wat onderwijskritiek te bespeuren. Coetzee was zelf hoogleraar Engelse letterkunde (o.a.) aan de Universiteit Kaapstad, hij weet waarover hij het heeft. En het klinkt ons Nederlanders merkwaardig vertrouwd in de oren. Oudere werkers in het onderwijs zullen veel herkennen in dit citaat: (…), in deze hervormde en, naar zijn mening uitgeholde onderwijsinstelling is hij minder op zijn plaats dan ooit. Maar ja, hetzelfde geldt voor andere collega’s van de oude stempel, gebukt als zij gaan onder een opvoeding die ongeschikt is voor de hun toegewezen taken; geestelijken in een postreligieus tijdperk.“ Even verder: 

“De ironie ontgaat hem niet: dat degene die komt om les te geven de hardste lessen leert, terwijl degenen die komen om te leren niets opsteken.” Deze prachtige oneliner zou over het zogenaamde Nieuwe Leren in Nederland tien jaar later kunnen gaan. 

Elk zijn eigen waarheid, elk zijn eigen verhaal

Ook in dit boek is als in zoveel andere (bij voorbeeld het verderop besproken Nasleep) belangrijk thema: de mens die zijn eigen waarheid schept als centraal houvast in het leven. Omdat elk mens dat doet, ook mensen die elkaar na staan of mensen die gedwongen zijn met elkaar te leven en te werken, rijzen er misverstanden en communicatieproblemen. Voor het in stand houden van hun eigen waarheid, hun eigen verhaal waar ze vast in geloven, gaan mensen ver. Veel oog voor de belangen en normen en waarden van de ander hebben ze daarbij vaak niet. Dat geldt voor de verschillende bevolkingsgroepen in Zuid-Afrika, i.c. de blanken en de zwarten, maar ook voor de hoofdpersoon professor Lurie en zijn dochter Lucy. 

Lurie geeft bij zichzelf toe dat de gemeenschap die hij op hun laatste avond heeft met Melanie heel dicht tegen aanranding aanzit omdat zij zo passief is. Maar zelfs als ze welwillend was geweest: zijn ex-vrouw vermaant hem later in een gesprek dat hij het jonge meisjes niet meer mag aandoen dat ze hem in een liefdespose zien. Na een bepaalde leeftijd moet je dat niet meer willen, houdt ze hem voor. Lurie hoort zijn ex-vrouw sceptisch aan. Maar als hij bij zijn dochter logeert, is Lurie zich zelfs bewust van de blikken van zijn dochter als hij zit te eten. “Hij moet voorzichtig zijn: niets is zo weerzinwekkend voor een kind als de werking van een ouderlijk lichaam.” Zijn gedrag en meningen zijn dus allesbehalve consequent noch consistent. Hij ontziet zich niet een seksuele relatie aan te knopen met een jonge studente ondanks het enorme leeftijdsverschil, maar bij zijn eigen dochter maakt hij zich druk over zijn eetgewoonten als ouder tegenover ‘kind’. 

Zijn eigen ‘net-niet-aanranding’ van Melanie bagatelliseert hij door de ‘schuld’ te geven aan Eros, aan het nu eenmaal menselijke verlangen naar lust. Als zijn eigen dochter later wordt aangerand en verkracht, vindt Lurie dat vreselijk. Hij kan er niet bij dat zijn dochter geen aangifte wil doen. En hij blijft zichzelf verwijten dat hij het niet heeft kunnen voorkomen. Dan blijkt hij zelf sterke vaderinstincten te hebben, terwijl hij de vader van Melanie tamelijk geringschattend bekijkt als die voor zijn dochter opkomt. Ook later als hij het gezin Isaacs bezoekt, is er geen begrip van vader tot vader. Lurie ziet niet het verband tussen wat hij dit gezin heeft ‘aangedaan’ en wat zijn dochter is aangedaan. Het gedrag van Lurie is tamelijk opportunistisch, afhankelijk van het perspectief waarin Lurie de wereld om hem heen waarneemt. Afhankelijk van om wie het gaat. Hierin is Lurie heel menselijk. Het is iets menselijks om in de eerste plaats integer te zijn tegenover wie je het naast staan. Hoe verder andere mensen van hem af staan, hoe onverschilliger de mens wordt. Het lot van vluchtelingen en asielzoekers bijvoorbeeld laat veel mensen koud, tot ze persoonlijk kennis maken met zo iemand. Mensen kunnen dan hun mening en gedrag 180 graden draaien.

Het hele verhaal

Ik schreef dat ieder personage zijn eigen verhaal schept om greep te houden of te krijgen op de realiteit. De notie ‘verhaal’ komt in het boek diverse keren voor. Ik stip er hier enkele aan. Na de overval wil Lucy per se háár verhaal –namelijk met weglating van de verkrachting- aan de politie vertellen, terwijl haar vader vindt dat ze juist dat stuk verhaal óók moet vertellen, juist moet vertellen. Ze hebben er een diepgaand verschil van mening over. “ ‘Waarom vertel je niet het hele verhaal, Lucy?’ ‘Ik heb het hele verhaal verteld. Het hele verhaal is wat ik heb verteld.’ “ Juist op deze plek –in Zuid-Afrika- vindt Lucy dat wat haar overkomen is, een puur persoonlijke zaak is. Haar vader kan er niet bij. Hij denkt dat de daders alleen maar blij met Lucy’s houding zullen zijn. “Nog nooit hebben ze zo schrijnend en zo ver van elkaar afgestaan. Hij is er kapot van.”

Prijs jezelf gelukkig

De lezer krijgt geen vriendelijk beeld van de nieuwe regenboognatie. Het boek is hier en daar nogal cynisch over het nieuwe Zuid-Afrika, bij voorbeeld over het geweld. Als Lurie en zijn dochter net overvallen zijn op de boerderij houdt Lurie zichzelf voor: “Het gebeurt elke dag, elk uur, elke minuut, zegt hij bij zichzelf, in alle delen van het land. Prijs jezelf gelukkig dat je er levend vanaf bent gekomen. Prijs jezelf gelukkig dat je niet in de vluchtende auto gevangen zit, of onder in een ravijn ligt met een kogel door je hoofd.” 

Lurie overweegt wat er zou moeten gebeuren om nog redelijk veilig op de boerderij te kunnen wonen. “Ze zouden tralies, beveiligde toegangen, een terreinafzetting moeten aanbrengen zoals Ettinger heeft gedaan. Ze zouden de boerderij in een vesting moeten veranderen. Lucy zou een pistool en een zendontvangapparaat moeten kopen en schietlessen moeten nemen.” Weemoed en wanhoop klinken door: “Ze zit hier omdat ze van het land en van de ouderwetse, ländliche manier van leven houdt. Als dat leven ten dode is opgeschreven, waar kan ze dan nog van houden?” Het is van Coetzee bekend dat hij niets moest hebben van Apartheid. Maar over het nieuwe Zuid-Afrika is hij ook zeer kritisch in dit boek. 

Intussen is Lurie zich ervan bewust dat er op een bepaalde manier over hen wordt gesproken in de onmiddellijke omgeving. “Het verhaal verspreidt zich als een vlek door de streek. Niet haar verhaal gaat, maar dat van hen: zij bezitten de rechten.” Weer een ander verhaal staat in de krant, de Herald. En even verder staat: “Petrus heeft ongetwijfeld een hoop meegemaakt, heeft ongetwijfeld een verhaal te vertellen. Hij zou Petrus’ verhaal best eens willen horen.” En dat is niet alleen het levensverhaal van Petrus, maar ook diens versie van de gebeurtenissen rond de overval. Petrus was de grote afwezige tijdens de overval. Lurie denkt dat dat niet toevallig is. Hij wordt in die mening gesterkt als Lucy op het feest van Petrus een van de daders herkent. Ook dan staat Lucy erop dat haar vader niet naar de politie gaat. (Alle onderstrepingen zijn van mij, LM). 

Nieuwe verhoudingen

Het Zuid-Afrika waar dit boek zich afspeelt, is een mooi land maar je voelt als lezer op de achtergrond een altijd aanwezige dreiging sluimeren. Het is een land waar niets meer is zoals vroeger, waar ieder zijn eigen rol moet herdefiniëren. Dat geldt zeker voor de blanke bevolking die zijn privileges kwijt is, via ‘regstellende aksies’ ( je zou kunnen zeggen: compenserende maatregelen) zelfs nadrukkelijk op de tweede plaats komt, maar ook voor de zwarten die aan hun vrijheid moeten wennen en die teleurgesteld zijn in de overheid, die zoveel beloofde maar moet erkennen dat de werkelijkheid taai en weerbarstig is en weinig maakbaar. Lurie's dochter die een plaas, een boerderij, heeft, is zich sterk bewust van de nieuwe verhoudingen en zij is bereid zich te schikken in de nieuwe rol die de blanken hebben te spelen. Niet meer de eigenaar die alles voor het zeggen heeft en de zwarten alleen als goedkope arbeidskrachten ziet. Nee, zij accepteert dat Petrus mede-eigenaar wordt van haar boerderij en zelfs dat ze uiteindelijk met hem moet trouwen –als derde vrouw!- om haar veiligheid te garanderen. Haar vader kan niet bevatten dat ze deze beslissingen kan nemen. Hij wil juist dat Petrus onder druk wordt gezet, omdat een neefje van hem deelnam aan de overval op de boerderij. En hij verdenkt Petrus ervan die overval misschien wel geïnitieerd of in ieder geval mogelijk gemaakt te hebben. 

Ik leef, ik leefde, ik heb geleefd

Als Lurie met zijn dochter op een dorpsmarkt de producten van haar boerderij helpt verkopen, is de stadse wereld en de universiteit al ver weg: “Twee weken geleden stond hij in een collegezaal aan de verveelde jeugd van het land uit te leggen wat het verschil was tussen drinken en opdrinken, en brandde en verbrand. (…) Wat lijkt het allemaal ver weg! Ik leef, ik leefde, ik heb geleefd.”   Uit de laatste woorden lijkt het alsof hij het leven op het platteland verafschuwt. Toch krijgt hij langzamerhand waardering voor het platteland en zijn bewoners. Hij is zelfs trots op zijn dochter, die als alleenstaande vrouw de boerderij bestuurt en zich kranig weet te weren. Lucy proeft wel dat haar vader –in ieder geval eerst- een beetje op het landleven neerkijkt. Ze verwijt hem dat hij vrienden als Bill en Bev Shaw afkeurt, “omdat ze mijn leven niet op een hoger plan brengen”. Lurie ontkent dat, maar de lezer weet dat Lucy gelijk heeft. Toch gaat Lurie het landleven en ook Bev waarderen en krijgt hij zelfs een kortstondige seksuele relatie met Bev, van wie hij in het begin een zekere afschuw heeft. Lurie werkt mee op de boerderij en gaat zelfs Petrus helpen. “Dat is leuk. Leuk pikant, historisch gezien. Zou hij me loon voor mijn werk betalen, denk je?” Lurie zegt het spottend, maar zijn dochter gaat er serieus op in: voor Kaapse begrippen is Petrus een man in bonis, merkt ze op. Uit alles blijkt dat Lucy beter klaar is voor het nieuwe Zuid-Afrika dan haar vader. 

Overheersing en onderwerping

Als Lucy eindelijk zo ver is dat ze wil praten over het gebeurde tijdens de overval, blijft de afstand, de verschillende zienswijze van haar en haar vader. Lucy denkt dat de mannen terug zullen komen. Verkrachting is hun business. Terwijl Lurie daaruit concludeert dat ze zo snel mogelijk weg moet, bij voorbeeld naar Nederland, is dat voor Lucy helemaal niet zo duidelijk. Ze ziet een eventueel vervolg als de prijs die ze moet betalen om hier te blijven. “Misschien bekijken zij het zo; misschien zou ik het ook zo moeten bekijken. Ze zien mij als iemand die iets schuldig is.” Lurie ziet dat als een soort slavernij. “Overheersing, onderwerping”, corrigeert Lucy. Ze kunnen elkaar niet overtuigen. Lucy besluit haar eigen weg te gaan. “Ik kan niet eeuwig een kind blijven. Jij kunt niet eeuwig een vader blijven.” Maar Lurie “kan (zich) dit leven niet voorstellen zonder de vader van Lucy te zijn.” Bev stelt hem gerust. “Het komt wel goed.” 

Lurie brengt het gezin Isaacs een bezoek. Om zijn verhaal te vertellen. Het is een moeilijk bezoek. Zeker als Isaacs hem uitnodigt mee te eten. Isaacs vindt dat Lurie met God in het reine moet komen. Lurie kan daar niet veel mee als ongelovige. “Denkt u dat het voor God voldoende is dat ik voor een onbepaalde tijd in ongenade leef?” vraagt hij. 

Boerderij als bruidsschat

Bij thuiskomst in Kaapstad blijkt zijn huis overvallen, opengebroken en volledig leeggehaald. Op de universiteit heeft een ander zijn kamer al ingenomen. Zijn pasje werkt niet meer. Zijn leven lijkt niet veel meer waard. Hij houdt zich op de been door te werken aan zijn muziekstuk over Byron. Na een beetje geheimzinnig telefoontje met Lucy en Bev Shaw reist hij opnieuw af naar de boerderij. Lucy blijkt in verwachting van de verkrachters. Ze wil het kind laten komen. Haar vader kan dat niet begrijpen maar kiest deze keer opmerkelijk snel haar kant. Hij zal achter haar staan maar heeft het er erg moeilijk mee. Tot overmaat van zijn ramp vertelt Lucy dat ‘de jongen’ bij Petrus verblijft; hij is familie van Petrus. Volgens Petrus is de jongen “mijn familie, mijn volk”. Nu komt de aap uit de mouw denkt Lurie: nu gaat de notie ‘volk’ meespelen. Lurie suggereert daarmee dat deze notie tot nu toe niet meespeelde, terwijl dat overduidelijk wel degelijk het geval is. Lurie weet dat natuurlijk ook, maar het is niet politiek correct om dat te benoemen. Petrus zegt met Lucy te willen trouwen. Lucy is zich dat al langer bewust, vertelt ze haar vader. En ze weet ook waarom: de boerderij is haar bruidsschat, daarop heeft Petrus het voorzien. Lucy kijkt er opnieuw heel anders tegenaan dan haar vader. “Hij (Petrus) biedt een bondgenootschap aan, een transactie.” Hij de grond van de boerderij, zij de veiligheid van zijn bescherming. “Zeg dat ik zijn bescherming aanvaard. Zeg dat hij over onze verhouding elk verhaal de wereld in mag sturen dat hem uitkomt en dat ik hem niet zal tegenspreken. (…) Ik word pachter op zijn land.” Vernederend, vindt Lurie. Maar Lucy denkt dat ze dit zo moet doen. Leren aanvaarden. Van de grond af aan beginnen. Waarschijnlijk vermoedt Lucy al wel, dat zij met de komende landhervormingswetten toch aan het kortste eind zal trekken. (Min of meer hetzelfde thema treffen we vrij terloops aan in Carel van der Merwe’s Nasleep. )

De volgende dag betrapt Lurie ‘de jongen’ als hij door Lucy’s badkamerraam gluurt. Er volgt een gevecht. De jongen dreigt hen allemaal te zullen vermoorden. Escalatie dreigt. Lucy relativeert het gebeurde meteen: er is iets met die jongen, hij is niet helemaal normaal. Des te gevaarlijker, vindt Lurie. Maar Lucy maakt haar vader duidelijk dat ze hen allemaal aankan, maar niet allemaal tegelijk.

Laten gaan

Lurie voelt zich te veel. Hij gaat wonen in het stadje. Vanaf dat moment gaat het beter in de verhouding tot zijn dochter. En hij helpt Bev weer op de kliniek, waar hij een primitief eigen hoekje voor zichzelf inricht, waar hij kan genieten van de meest simpele dingen in het leven. Bij voorbeeld spelen op de banjo voor een hond die ten dode is opgeschreven en van de muziek lijkt te genieten. Hij, de man die niets had met dieren, voelt “een diepe genegenheid die van de hond naar hem uitgaat.” Langzaam verzoent hij zich weer met het leven, met zijn lot en vooral: met het lot dat Lucy heeft gekozen. 

Met een “Ja, ik laat hem gaan” verlost hij de hem zo toegenegen hond uit zijn lijden. Het ultieme loslaten.

Vragen en kwesties

Ogenschijnlijk is In Ongenade een eenvoudig verhaal, keurig chronologisch verteld, geen moeilijke taal.Voor de ongeoefende lezer kunnen hooguit de passages over (Engelse literaire) kunst een obstakel zijn, maar die zijn meestal kort. De passages over Byron zijn overigens wel essentieel voor het boek. Ze illustreren denk ik Luries eigen zoektocht naar liefde. Dit uitdiepen vergt overigens een apart essay en daarvoor is mijn tijd en ruimte te beperkt. 

Een leesboek dus. Ja, en nog boeiend ook. Maar wel een boek dat veel vragen, kwesties en dilemma’s aan de orde stelt voor wie die erin wil zien. Kwesties die het land Zuid-Afrika aangaan, maar ook algemeen menselijke zaken. Simpel gesteld gaat het boek over een schandaaltje aan een universiteit, een overval met verkrachting en grof geweld op een boerderij op het platteland van Zuid-Afrika en vooral over het loslaten van zijn dochter door de vader. Dat alles tegen de achtergrond van een nieuwe natie, die na het afschaffen van de Apartheid en na de Waarheid- en Verzoeningscommissie zichzelf opnieuw moet uitvinden en definiëren. Coetzee gebruikt het stramien van de twee verkrachtingen om diverse morele kwesties aan de orde te stellen en om de dilemma’s te laten zien waarvoor sommige blanken zich in het nieuwe Zuid-Afrika geplaatst zien.

Een boeiend en tegelijk beklemmend boek.

 

STELLINGEN

 1.De twee verkrachtingen vormen het stramien van het boek.

 2.Het proces van loslaten staat -in diverse betekenissen- centraal in het boek. 

 3.Lurie is als karakter onconventioneel, zelfingenomen, maar wel consequent in de aanvaarding van de gevolgen van zijn weigering een biecht te spreken voor de onderzoekscommissie. 

 4.Inconsequent is Lurie in de beoordeling van zijn eigen daden t.o.v. Melanie en haar vader tegenover zijn houding ten opzichte van wat zijn dochter Lucy overkomt. 

 5.Dit boek geeft een beklemmend beeld van de dilemma’s waarvoor de blanke bevolking van Zuid-Afrika staat na de afschaffing van de Apartheid. 

 6.Het boek schetst een onthutsend beeld van het leven op het platteland van Zuid-Afrika. 

 7.Het is onjuist om te stellen dat het boek stigmatiserend is ten opzichte van de zwarte bevolking. 

 8.Het hier geschetste generatieconflict is in wezen universeel.

 9.Het is beter om mee te buigen met de storm dan te roeien tegen de stroom in. (Ik weet niet of ik deze stelling tot in alle consequenties zal willen en kunnen verdedigen in een discussie). 

 10.Coetzee’s ironische, misschien wel cynische karakterisering van het Zuid-Afrikaanse onderwijs in het eerste hoofdstuk is helaas ook toepasbaar op het Nederlandse onderwijs. 

 11.Het scheppen van een eigen ‘verhaal’ om greep te houden of te krijgen op de chaos zoals het leven zich in dit boek aan Lurie en Lucy voordoet, leidt tot de verwijdering tussen vader en dochter, tussen Lurie en zijn voormalige collega’s en tussen de verschillende bevolkingsgroepen in Zuid-Afrika. 

12.Het boek geeft een somber beeld van de toekomst van Zuid-Afrika. In dat kader is het slot zo op te vatten dat Coetzee zijn geliefde vaderland ook loslaat. 

 

naar boven